Instantie: Gerechtshof Amsterdam, 29 juli 1993

Instantie

Gerechtshof Amsterdam

Samenvatting


De president heeft in kort geding geoordeeld dat de fotoreportage
‘Dressed to kill’ in het blad Rails onrechtmatig is ‘omdat de beelden
inspireren tot geweld jegens vrouwen (RN 1993, nr. 336). Hiertegen maakt
appellante volgens het Hof terecht bezwaar omdat dit criterium onvoldoende
mogelijkheden biedt om publicaties die vallen onder de vrijheid van
meningsuiting op rechtmatigheid te toetsen. De reportage is in strijd met
regels van goede smaak en fatsoen. Dit enkele feit levert echter geen
onrechtmatigheid op. Cassatie is ingesteld.

Volledige tekst

1. Het geding in hoger beroep 1.1. Bij exploit van 10 december 1992
is appellante – Multi Magazines – in hoger beroep gekomen van het door
president van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam onder rolnummer KG
92/2883A tussen partijen gewezen en op 26 november 1992 uitgesproken
vonnis met dagvaarding van geintimeerde – Blijf van m’n Lijf – voor dit
Hof teneinde op nader aan te voeren gronden te horen concluderen dat het
Hof dat vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, met wijziging van
de gronden de vorderingen van Blijf van m’n Lijf zal afwijzen met haar
verwijzing in de kosten van beide instanties.

1.2. Bij memorie van grieven heeft Multi Magazines vier grieven tegen het
vonnis aangevoerd en geconcludeerd dat het hof het vonnis zal vernietigen
en opnieuw rechtdoende Blijf van m’n Lijf alsnog in haar vordering niet
ontvankelijk zal verklaren althans haar deze zal ontzeggen met haar
veroordeling in de kosten van beide instanties.

1.3. Bij memorie van antwoord bestreedt Blijf van m’n Lijf onder
overlegging van een productie de grieven en concludeerde zij dat het hof
het vonnis zal bekrachtigen met veroordeling van Multi Magazines in de
kosten van het hoger beroep.

1.4. Vervolgens hebben partijen hun standpunten nader mondeling door hun
raadslieden aan de hand van nadien overgelegde pleitnotities doen
toelichten. Bij deze gelegenheid is aan Multi Magazines akte verleend van
het in het geding brengen van geschriften.

1.5. Ten slotte hebben partijen de stukken van het geding in beide
instanties, waarvan de inhoud als hier ingevoegd geldt, aan het hof
overgelegd voor het wijzen van arrest.

2. De grieven Deze kunnen als volgt worden weergegeven:

Grief I: Ten onrechte overweegt de president hetgeen is weergegeven in de
rechtsoverwegingen 5, 6 en 7, uitmondende in de conclusie dat de
litigieuze reportage jegens een groot aantal lezers en daarmee jegens
Blijf van m’n Lijf onrechtmatig is omdat de beelden inspireren tot geweld
tegen vrouwen.

Grief II: Ten onrechte overweegt de president in rechtsoverweging 7 dat
‘de rectificatie onder die omstandigheden toewijsbaar is’.

Grief III:

Ten onrechte overweegt de president in rechtsoverweging 8 dat in een in
Rails te plaatsen artikel ‘voldoende (wordt) aangegeven dat er sprake is
van een onrechtmatige publicatie, ook in de ogen van Multi Magazines c.q.
Rails’.

Grief IV: Ten onrechte overweegt de president in rechtsoverweging 10 dat
partijen over en weer voor een deel in het ongelijk zijn gesteld en de
proceskosten gecompenseerd dienen te worden.

3. De uitgangspunten Geen grief is gericht tegen hetgeen de president
onder 1 heeft overwogen, zodat ook het Hof van het daarin onder a tot en
met h vermelde zal uitgaan.

4. Beoordeling

4.1. De president heeft met verwerping van het verweer van Multi Magazines
de omstreden fotoreportage in het blad Rails onrechtmatig geoordeeld
jegens een groot aantal lezers en daarmee jegens Blijf van m’n Lijf,
‘omdat de beelden inspireren tot geweld jegens vrouwen’. De gevraagde
voorziening (een gebod tot het plaatsen van een verontschuldiging of enige
andere rectificatie en het beschikbaar stellen van redactionele ruimte aan
Blijf van m’n Lijf) werd echter geweigerd, omdat in Rails een
verontschuldiging zou worden geplaatst waarmee genoegzaam aan de eis van
Blijf van m’n Lijf tegemoet zou zijn gekomen en waarmee voldoende zou
worden aangegeven dat er sprake is van een onrechtmatige publicatie, ook
in de ogen van Multi Magazines. De proceskosten werden gecompenseerd omdat
partijen over en weer voor een gedeelte in het ongelijk werden gesteld.

4.2. Multi Magazines heeft in verband met dit laatste een voldoende belang
bij het hoger beroep.

4.3. Partijen zijn het er over eens dat grief III er terecht over klaagt
dat de president heeft aangenomen dat ook Multi Magazines zelf de
publicatie onrechtmatig achtte. Multi Magazines heeft steeds gesteld dat
de publicatie van het artikel in het eerstvolgende nummer van Rails geen
erkenning van de onrechtmatigheid van de fotoreportage inhield.

4.4. Het Hof heeft derhalve in verband met de kostencompensatie opnieuw
te beoordelen of de fotoreportage onder de titel ‘Dressed to Kill’ in het
blad Rails jegens een groot aantal lezers en Blijf van m’n Lijf
onrechtmatig was.

4.5. Bij de beoordeling geldt als uitgangspunt dat partijen de reportage
– in navolging van de Reclame Code Commissie – niet beschouwen als een
reclame-uiting. Eventuele met de bijzondere aard van handelsreclame
verbonden beperkingen op het door Multi Magazines met name in hoger beroep
met klem ingeroepen grondrecht op vrijheid van meningsuiting zijn hier
derhalve niet aan de orde.

4.6. Evenmin is aan de orde de door partijen besproken vraag of de
reportage, indien deze als reclame zou zijn te beschouwen, voldoet aan de
normen zoals deze zijn neergelegd in de bij wege van zelfregulering
opgestelde Nederlandse Reclame Code en of toetsing van de reportage door
de Reclame Code Commissie of het College van Beroep zou hebben kunnen en
mogen leiden tot het doen van een aanbeveling aan degene van wie de uiting
afkomstig is om zich voortaan van een dergelijke wijze van reclame maken
te onthouden. In het bijzonder geldt in dit verband dat de publicatie niet
reeds onrechtmatig zou zijn te achten, omdat deze de – in het kader van
deze zelfregulering voorgeschreven – toetsing aan de normen van goede
smaak en fatsoen niet zou kunnen doorstaan, bijvoorbeeld omdat in de
uiting (voor commerciele reclamedoeleinden) nodeloos gebruik wordt gemaakt
van gewelddadig handelen en als gevolg daarvan ondervonden gevoelens van
persoonlijk leed.

4.7. In grief I maakt Multi Magazines naar het oordeel van het Hof terecht
bezwaar tegen de overweging van de president dat de fotoreportage
onrechtmatig is ‘omdat de beelden inspireren tot geweld tegen vrouwen’.
Dit criterium biedt – nog daargelaten dat Multi Magazines heeft aangevoerd
dat men er nog steeds niet achter is of beelden die, anders dan volgens
haar de onderhavige modereportage, echt geweld tonen, inderdaad tot geweld
inspireren – onvoldoende mogelijkheden om onder de vrijheid van
meningsuiting vallende publicaties op rechtmatigheid te toetsen. Hantering
van een dergelijk onvoldoende scherp omlijnd criterium zou (kunnen) leiden
tot een onaanvaardbare, en in ieder geval in een democratische samenleving
niet noodzakelijke, beperking van het recht op vrije meningsuiting.

4.8. Nu grief I gegrond is bevonden, dient nog te worden onderzocht of de
publicatie op een andere door Blijf van m’n Lijf aangevoerde grond
onrechtmatig is te achten. In de inleidende dagvaarding is gesteld dat de
reportage schadelijk is voor het werk van Blijf van m’n Lijf-instellingen
en onnodig grievend voor de vrouwen voor wie deze instellingen werken;
vrouwenmishandeling wordt als een spannend en aantrekkelijk vermaak
gepresenteerd en daardoor maatschappelijk in een verkeerd daglicht
geplaats; voorts worden mishandelde vrouwen beledigd en onnodig gegriefd
door deze reportage, aldus de inleidende dagvaarding. In hoger beroep
heeft Blijf van m’n Lijf haar standpunt nog nader toegelicht door te
stellen dat de reportage inbreuk maakt op het recht op met name de
integriteit van het lichaam van de argeloze lezeres, die onverhoeds wordt
geconfronteerd met een serie schokkende, provocerende, onnodig grievende
beelden waarop een man een vrouw doodt en daarbij en passant steeds
wisselende kleding laat zien. Daarnaast meent Blijf van m’n Lijf dat de
gewraakte reportage in strijd is met hetgeen volgens ongeschreven recht
in het maatschappelijk verkeer betaamt, doordat geweld van de man ten
opzichte van de vrouw op een aantrekkelijke manier wordt voorgesteld,
juist door de combinatie met mode. Ook als voldoende kenbaar zou zijn dat
hier van een karikatuur of parodie sprake is dan zijn hier volgens Blijf
van m’n Lijf de maatschappelijk aanvaarbare grenzen bij het gebruik maken
van beelden waarin geweld tot uitdrukking komt overschreden.

4.9. Ook op deze gronden is de gewraakte modereportage naar het oordeel
van het Hof niet onrechtmatig. Voorop wordt gesteld dat de beelden en de
bijbehorende teksten (op de omslag: ‘Modetrend: Dressed to kill’, in de
inhoudsopgave: ‘Dressed to kill, Thriller met modieuze hoofdrolspelers’,
in de mode-reportage zelf: ‘Dressed to kill, Rails regisseert een modieuze
thriller, Hoofdrolspelers: huurmoordenaar en gangsterliefje, Inzet: leven
en dood, Kleding: mannenpakken, Afloop: fataal, Hij: wollen
krijtstreeppak, jeansshirt en singlet van Calvin Klein’, enzovoort,
waarbij telkens de prijs en de winkel waar het betrokken modeartikel
verkrijgbaar is worden vermeld) niet oproepen tot gangsterpraktijken noch
anderszins tot geweld of tot mishandeling. Ook een aanmoediging tot het
mishandelen van vrouwen of een expliciete goedkeuring van dergelijke
misdragingen leveren de beelden en teksten niet op.

4.10. In de foto’s wordt geweld getoond, maar zelfs bij oppervlakkige
beschouwing is uit de gehele presentatie – mede door de heirna onder 4.13
nader te bespreken ‘aantrekkelijkheid’ van de beelden – duidelijk dat het
hier niet om een echte huurmoord, maar om in scene gezette beelden gaat.
Het hier in aanmerking te nemen in hoofdzaak uit treinreizigers bestaande,
maar overigens ‘gewone’ lezerspubliek zal niet op de gedachte komen dat
de foto’s een in werkelijkheid gepleegde huurmoord op een gangstermeisje
tonen, evenmin als de ‘gewone’ televisiekijker zal menen dat in de serie
Twin Peaks, waarbij in de onderhavige fotoserie aansluiting is gezocht,
het echte lijk van Laura Palmer wordt vertoond.

4.11. Dat de presentatie van de komende mode in de hier gekozen vorm van
een in scene gezette huurmoord gevoelens van afkeer oproept en als
provocerend en shockerend wordt ervaren, is alleszins begrijpelijk, maar
een aantasting van de lichamelijke integriteit van de lezeressen en lezers
levert de reportage niet op. In de reportage is niet een belediging of
onnodig grieven van vrouwen in het algemeen of in het bijzonder van door
mishandeling getroffen of bedreigde vrouwen te zien en te lezen.

4.12 Aan de modereportage kan – nog afgezien van de vraag of dat op zich
zelf in een uiting als de onderhavige onrechtmatig zou zijn – in
redelijkheid niet de strekking worden toegedicht dat met gevoelens van
mishandelde vrouwen of met het werk van Blijf van m’n Lijf-instellingen
de spot wordt gedreven. De reportage wordt geplaatst in een – naar het Hof
begrijpt – voor Blijf van m’n Lijf-instellingen bepaald niet
representatieve sfeer van een ‘huurmoordenaar’ en een ‘gangsterliefje’.

4.13. Ook overigens is de gewraakte reportage met inachtneming van hetgeen
hiervoor onder 4.7. is overwogen niet onrechtmatig te achten. Het verwijt
dat hier (moord en doodslag alsmede) mishandeling aantrekkelijk wordt
voorgesteld, heeft veeleer betrekking op hetgeen volgens regels van goede
smaak en fatsoen geoorloofd is te achten, welke regels er overigens
evenzeer toe kunnen leiden om (ook) beelden van werkelijk,
niet-aantrekkelijk geweld niet te tonen teneinde de gevoelens van
slachtoffers van geweld te sparen. De enkele overtreding van regels van
goede smaak en fatsoen levert echter geen onrechtmatig handelen op.
Evenals de vraag of beelden ‘tot geweld inspireren’ is de vraag of geweld
(te) aantrekkelijk wordt getoond niet met voldoende mate van objectiviteit
en zekerheid te beantwoorden om daarvan te laten afhangen of een
publicatie jegens (potentiele) slachtoffers van geweld en hen die zich het
lot van dergelijke slachtoffers aantrekken onrechtmatig is en op die grond
ondanks de vrijheid van meningsuiting kan worden verboden. Dit zelfde
geldt voor het verwijt dat door de publicatie vrouwenmishandeling
‘maatschappelijk in een verkeerd daglicht wordt geplaatst’. Beperking van
de vrijheid van meningsuiting aan de hand van de hier besproken criteria
kan niet geacht worden noodzakelijk te zijn in een democratische
samenleving.

4.14. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat ook grief I gegrond is, voor
zover daarin wordt geklaagd dat de kosten van het geding in eerste aanleg
zijn gecompenseerd omdat partijen over en weer in het ongelijk werden
gesteld. Grief II behoeft na het voorgaande geen afzonderlijke
behandeling. Het bestreden vonnis zal, uitsluitend voor zover het de
beslissing omtrent de gedingkosten betreft, worden vernietigd, en Blijf
van m’n Lijf dient als de in het ongelijk gestelde partij alsnog te worden
verwezen in de kosten in eerste aanleg, alsmede in die van het hoger
beroep. 5. De beslissing

Het hof:

vernietigt het vonnis waarvan beroep uitsluitend voor zover het betreft
de daarin vervattte beslissing omtrent de proceskosten, en in zoverre
opnieuw rechtdoende:

veroordeelt blijf van m’n Lijf alsnog in de kosten van het geding in
eerste aanleg, deze tot heden aan de zijde van Multi Magazines begroot op
ƒ 1.050,–;

veroordeelt Blijf van m’n Lijf in de kosten van het geding in hoger
beroep, deze tot heden aan de zijde van Multi Magazines begroot op ƒ
4.592,04.

Rechters

Mrs. Cornelissen, Beukenhorst en De Vreeze- Oostvogel