Instantie: Commissie gelijke behandeling, 3 mei 1995

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoekster heeft naar aanleiding van een advertentie in de Haagsche
Courant van 17 oktober 1994 gebeld naar de wederpartij om te
solliciteren naar de functie van oproepproduktiekracht. Volgens
verzoekster werd haar, toen zij aangaf op de baan te willen
solliciteren, te kennen gegeven dat het bedrijf alleen mannen voor die
baan aannam. Het feit dat er m/v achter de functie stond in de
advertentie was een vergissing volgens de wederpartij. Verzoekster
stelt dat de wederpartij hiermee onderscheid heeft gemaakt in strijd
met de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen. De Commissie
gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid stelde strenge
eisen aan een beroep op de geslachtsbepaaldheid van een functie. (Zie
oordeel Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de
arbeid, 8 juni 1990, nummer 7-90-13). Slechts in zeer bijzondere
gevallen kan een functie geslachtsbepaald zijn.

Het is mogelijk dat de functie van produktiekracht de functie-eis
rechtvaardigt dat betrokkenen over gepaste lichaamskracht moeten
beschikken. Zowel mannen als vrouwen zouden echter in beginsel aan deze
functie-eis kunnen voldoen. Er zijn immers ook vrouwen die de benodigde
lichaamskracht bezitten om in een dergelijke functie te werken, zoals
er ook mannen zijn die die lichaamskracht niet hebben. Een eventueel
beroep op geslachtsbepaaldheid zou dan ook niet kunnen slagen. De
Commissie voegt hieraan toe dat in het algemeen van een organisatie als
die van de wederpartij bijzondere zorgvuldigheid verwacht mag worden
bij de werving en selectie van personeel. De wederpartij had daarom
verzoekster, behalve haar te waarschuwen voor de fysieke zwaarte van de
functie, ook op een positieve manier kunnen benaderen door haar te
wijzen op het bestaan van de cursus sjouwen en tillen.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK

Op 4 november 1994 verzocht mevrouw te Den Haag (hierna:
verzoekster) de Commissie gelijke behandeling (hierna: de Commissie)
haar oordeel uit te spreken over de vraag of te Diemen (hierna: de
wederpartij) onderscheid maakt in strijd met de wetgeving gelijke
behandeling.

Verzoekster heeft naar aanleiding van een advertentie in de Haagsche
Courant van 17 oktober 1994 gebeld naar de wederpartij om te
solliciteren naar de functie van oproepproduktiekracht. Volgens
verzoekster werd haar, toen zij aangaf op de baan te willen
solliciteren, te kennen gegeven dat het bedrijf alleen mannen voor die
baan aannam. Het feit dat er m/v achter de functie stond in de
advertentie was een vergissing volgens de wederpartij. Verzoekster
stelt dat de wederpartij hiermee onderscheid heeft gemaakt in strijd
met de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (WGB; Stb. 1989,
168).

2. DE LOOP VAN DE PROCEDURE

2.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een
onderzoek ingesteld. Partijen hebben ieder enkele malen de gelegenheid
gehad hun standpunten toe te lichten.

2.2. Vervolgens heeft de Commissie partijen opgeroepen hun standpunten
nader toe te lichten tijdens een zitting op 9 maart 1995.

Bij deze zitting waren aanwezig:

van de kant van verzoekster – (gemachtigde)

van de kant van de wederpartij – mw (medewerkster
juridische afdeling) – dhr mr J. Heeres (advocaat)

van de kant van de Commissie – mw mr L.Y. Goncalves-Ho Kang You
(Kamervoorzitter) – mw mr Y.E.M.A. Timmerman-Buck (lid Kamer) – dhr mr
W.A. van Veen (lid Kamer) – mw I.M. Hidding (secretaris Kamer).

2.3. Het oordeel is vastgesteld door een ad hoc Kamer van de Commissie.
In deze Kamer hebben zitting de leden als vermeld onder 2.2.

3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

De feiten

3.1. Verzoekster heeft naar aanleiding van een advertentie in de
Haagsche Courant van 17 oktober 1994 gebeld naar de wederpartij om te
solliciteren naar de functie van oproepproduktiekracht. De wederpartij
vroeg in deze advertentie voor een van haar relaties om een
‘Oproepproduktiekracht m/v’. De wederpartij doet al sinds zes jaar
zaken met het betreffende bedrijf. Op een tweetal afdelingen, te weten
de produktie- en de expeditie- afdeling, werken met een zekere
regelmaat uitzendkrachten van de wederpartij. De uitzendkrachten
verrichten voor deze afdelingen werkzaamheden als produktiemedewerker.
De onderhavige vacature betrof een baan op de afdeling produktie.

Volgens verzoekster werd haar tijdens het telefoongesprek te kennen
gegeven dat het bedrijf alleen mannen voor de baan aannam. Het feit dat
er m/v achter de functie stond in de advertentie was een vergissing.
De standpunten van partijen

3.2. Volgens verzoekster is haar telefonisch meegedeeld dat zij niet in
aanmerking kwam voor bemiddeling naar de geboden functie omdat het
betreffende bedrijf alleen mannen voor die baan aannam. Verzoekster is
van mening dat de wederpartij door niet voor haar te bemiddelen voor de
geboden functie, onderscheid maakt in strijd met de WGB.

3.3. De wederpartij stelt het volgende: Verzoekster was, toen zij
telefonisch solliciteerde op de geboden functie, niet als uitzendkracht
bekend bij de betreffende vestiging van de wederpartij. De wederpartij
beschikte dan ook niet over gegevens betreffende haar opleiding,
werkervaring of andere relevante informatie. De intercedent van deze
vestiging die verzoekster telefonisch te woord stond, heeft haar
geinformeerd over de werkzaamheden en functie-eisen. Voorts heeft hij
meegedeeld dat de te verrichten werkzaamheden fysiek zwaar zijn. Het
bedrijf heeft in verband daarmee geen vrouwen in dienst op de afdeling
produktie. Als verzoekster geen bezwaar had tegen dit werk, diende zij
zich te komen inschrijven bij de wederpartij. Verzoekster heeft dat
niet gedaan.

De wederpartij is van mening dat er, als er al geoordeeld kan worden
dat hier sprake is van een discriminatoire handelwijze, deze
handelwijze niet anders beschouwd kan worden dan als een goedbedoelde
waarschuwing. De wederpartij en het bedrijf waar zij in dit geval voor
bemiddelde hebben voor de genoemde functies zeker geen ‘vrouwenstop’.

Daarnaast wijst de wederpartij erop dat de intercedenten over het
algemeen goede instructies krijgen door middel van rollenspellen en het
afnemen van toetsen over het omgaan met klanten die geen mannen of
vrouwen in hun bedrijf willen plaatsen. Verder heeft de wederpartij
speciale cursussen om te leren sjouwen en tillen.

4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

4.1. In geding is de vraag of de wederpartij door niet voor verzoekster
te bemiddelen voor de functie van oproepproduktiekracht, jegens
verzoekster onderscheid naar geslacht heeft gemaakt als bedoeld in
artikel 3 lid 1 jo. artikel 1 WGB.

4.2. Artikel 3 lid 1 WGB schrijft voor dat bij de aanbieding van een
betrekking of bij de behandeling bij de vervulling van een openstaande
betrekking geen onderscheid gemaakt mag worden tussen mannen en
vrouwen. In artikel 5 lid 2 van de WGB wordt een uitzonderingsgrond op
artikel 3 WGB genoemd: bij de toegang tot beroepsactiviteiten mag
onderscheid tussen mannen en vrouwen worden gemaakt in die gevallen
waarin vanwege de aard of de voorwaarden voor de uitoefening van de
beroepsactiviteit het geslacht bepalend is. Aan deze uitzondering is
nadere uitwerking gegeven in lid 3 en de daarop gebaseerde Algemene
Maatregel van Bestuur (AMvB) inzake beroepsactiviteiten waarvoor het
geslacht bepalend kan zijn (Stb. 1989, 207).

4.3. Partijen geven verschillende lezingen van de feiten. Verzoekster
stelt dat tijdens het telefoongesprek gezegd is dat alleen mannen voor
de functie werden aangenomen, terwijl de wederpartij stelt dat er
slechts een waarschuwing aan verzoekster is geuit met betrekking tot de
zwaarte van de functie.

De Commissie stelt vast dat het niet onmogelijk is dat de intercedent
die namens de wederpartij het telefoongesprek voerde zich met
betrekking tot de zwaarte van de functie wat ongelukkig heeft
uitgedrukt, waardoor bij verzoekster de indruk ontstond dat zij om
reden van haar vrouw-zijn niet voor de functie bemiddeld werd.

De Commissie is er echter niet van overtuigd dat tegen verzoekster is
gezegd dat alleen mannen voor de betreffende functie in aanmerking
kwamen. Zij acht dan ook niet aannemelijk geworden dat de wederpartij
wegens het geslacht van verzoekster niet voor verzoekster heeft
bemiddeld.

4.4. Ten overvloede merkt de Commissie het volgende op: De wederpartij
heeft in haar verweer steeds gewezen op de fysieke zwaarte van de
betreffende functie en gesteld dat zij verzoekster hiervoor slechts
heeft willen waarschuwen.

De Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid
stelde strenge eisen aan een beroep op de geslachtsbepaaldheid van een
functie. (Zie oordeel Commissie gelijke behandeling van mannen en
vrouwen bij de arbeid, 8 juni 1990, nummer 7-90-13). Slechts in zeer
bijzondere gevallen kan een functie geslachtsbepaald zijn.

Het is mogelijk dat de functie van produktiekracht de functie-eis
rechtvaardigt dat betrokkenen over gepaste lichaamskracht moeten
beschikken. Zowel mannen als vrouwen zouden echter in beginsel aan deze
functie-eis kunnen voldoen. Er zijn immers ook vrouwen die de benodigde
lichaamskracht bezitten om in een dergelijke functie te werken, zoals
er ook mannen zijn die die lichaamskracht niet hebben (Zie Nota van
Toelichting bij de Algemene Maatregel van Bestuur inzake
beroepsactiviteiten waarvoor het geslacht bepalend kan zijn, 19 mei
1989, Stb. 207). Een eventueel beroep op geslachtsbepaaldheid zou dan
ook niet kunnen slagen.

De Commissie voegt hieraan toe dat in het algemeen van een organisatie
als die van de wederpartij bijzondere zorgvuldigheid verwacht mag
worden bij de werving en selectie van personeel. De wederpartij had
daarom verzoekster, behalve haar te waarschuwen voor de fysieke zwaarte
van de functie, ook op een positieve manier kunnen benaderen door haar
te wijzen op het bestaan van de cursus sjouwen en tillen.

5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat d Uitzendbureau B.V. te
Diemen jegens mevrouw te Den Haag geen onderscheid heeft gemaakt
als bedoeld in de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen.

Rechters

mw mr L.Y. Goncalves-Ho Kang You (Kamervoorzitter), mw mrY.E.M.A. Timmerman-Buck (lid Kamer), dhr mr W.A. van Veen (lid Kamer),mw I.M. Hidding (secretaris Kamer)