Instantie: Commissie gelijke behandeling, 22 december 1997

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoeker is gescheiden en vader van een dochter. Zijn klacht richt zich
tot
de stichting waar de school, waar verzoekers dochter sinds de echtscheiding
naar toe gaat, deel van uitmaakt. De stichting verstrekt informatie aan
ouders die aan de leerlingen wordt meegegeven. Verzoeker ontvangt deze
informatie slechts ten dele. De stichting betrekt de ouders van de leerlingen
bij de school door hen aanwezig te laten zijn bij diverse activiteiten.
Verzoeker wordt hiervoor niet uitgenodigd. Verzoeker is van mening dat
de
stichting hiermee onderscheid maakt naar burgerlijke staat.
De Commissie stelt vast dat door het beleid van de stichting de ouders
worden
getroffen die niet met de dagelijkse zorg over hun kinderen belast zijn.
Doordat het gezag over de kinderen na echtscheiding in overgrote meerderheid
van de gevallen wordt toegewezen aan de moeder, is sprake van indirect
onderscheid naar geslacht. Doordat met name gescheiden ouders niet met
de
dagelijkse zorg over hun kinderen belast zijn, is eveneens sprake van
indirect onderscheid naar burgerlijke staat. Ten aanzien van de vraag of
het
gemaakte indirecte onderscheid objectief gerechtvaardigd is oordeelt de
Commissie dat het niet informeren van verzoeker over de feitelijke gang
van
zaken op school niet objectief gerechtvaardigd is. Het niet toesturen van
door zijn dochter gemaakte werkstukjes en een adressenlijst van de leerlingen
is wel objectief gerechtvaardigd. De Commissie oordeelt tenslotte dat het
gelet op de beperkte omgangsrechten van verzoeker objectief gerechtvaardigd
is om verzoeker niet toe te laten bij activiteiten van de ouders op school.

Volledige tekst


Ouderparticipatie

Ten aanzien van het niet toelaten bij activiteiten van ouders op school
vanwege beperkt omgangsrecht (al dan niet vergezeld door een nader bepaald
contactverbod), oordeelt de Commissie als ten aanzien van de
ouderactiviteiten. Aangezien de rechter in casu heeft bepaald dat de
contacten tussen verzoeker en zijn dochter onder toezicht en in beperkte
mate
plaatsvinden, is het niet aan de wederpartij om de rechtmatigheid daarvan
te
toetsen. De Commissie beoordeelt de rechtmatigheid van de beperkte
omgangsrechten evenmin, zij oordeelt slechts of al dan niet in strijd met
de
AWGB is gehandeld. De Commissie acht het niet uitnodigen van verzoeker
voor
ouderparticipatie derhalve niet disproportioneel jegens verzoeker.

5. OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat (….) te Raalte jegens de
heer
(….) te Roermond:

– indirect onderscheid op grond van geslacht en burgerlijke staat heeft
gemaakt als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel c, AWGB door hem
de
beschikbare informatie uit de maandkalenders die de wederpartij in het
kader
van het onderwijs verstrekt alsmede met betrekking tot algemeen toegankelijke
activiteiten waarbij ouders betrokken zijn, te onthouden, welk onderscheid
niet objectief gerechtvaardigd is en ten aanzien hiervan in strijd met
deze
wet heeft gehandeld;

– indirect onderscheid op grond van geslacht en burgerlijke staat als
bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel c, AWGB heeft gemaakt door
hem
niet regelmatig werkstukjes van zijn dochter ter beschikking te stellen,
geen
adressenlijsten van de leerlingen te verschaffen alsook verzoeker niet
toe te
laten tot bijeenkomsten waarbij ouders aanwezig zijn of bij activiteiten
door
ouders op school, welk onderscheid objectief gerechtvaardigd is en ten
aanzien hiervan niet in strijd met deze wet heeft gehandeld.

Rechters

Mw. mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck (Kamervoorzitter), dhr. mr. M.M. den Boer(lid Kamer), mw. mr. J.R. Dierx (lid Kamer), mw. mr. D. Jongsma (secretarisKamer)