Instantie: Commissie gelijke behandeling, 21 maart 1997

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoeker was als bij de wederpartij in dienst als produktiemedewerker.
Verzoeker is moslim en uit deze geloofsovertuiging door vijf maal per dag te
bidden. Deze gebeden vonden plaats tijdens werkonderbrekingen, bedoeld voor
persoonlijke verzorging als toiletbezoek en het nuttigen van etenswaar. De
wederpartij is van mening dat de werkonderbrekingen slechts bedoeld zijn voor
persoonlijke verzorging en dat het bidden daar niet onder valt. Ook stelt de
wederpartij dat verzoeker met het bidden de persoonlijke verzorgingstijd
overschreed. Omdat verzoeker ondanks waarschuwingen tijdens
werkonderbrekingen bleef bidden is hij op staande voet ontslagen.
De Commissie is van oordeel dat het vijf maal per dag bidden als een
rechtstreekse uiting van verzoekers geloofsovertuiging kan worden beschouwd.
Onder persoonlijke verzorging kan naar het oordeel van de Commissie ook
geestelijke verzorging vanuit een godsdienstige overtuiging worden verstaan.
Doordat de wederpartij dit op voorhand uitsluit maakt zij direct onderscheid
op grond van godsdienst bij de arbeidsvoorwaarden. Doordat het ontslag mede
hierop is gebaseerd heeft zij eveneens direct onderscheid gemaakt bij de
beëindiging van de arbeidsrelatie.
De Commissie overweegt verder dat aannemelijk is dat verzoeker de toegestane
tijd voor persoonlijke verzorging overschreed. Voor zover het bidverbod
samenhing met deze overschrijding heeft de wederpartij indirect onderscheid
gemaakt. Gelet op het doel van de wederpartij – continuïteit van het
produktieproces – is dit indirecte onderscheid objectief gerechtvaardigd.

Volledige tekst

Daarbij is de Commissie met de wederpartij van oordeel dat een hoge
individuele productiviteit niet kan leiden tot een recht op minder
arbeidstijd vanwege meergenoemde continuïteit. Immers, de productienorm per
werknemer is gestoeld op een gemiddelde waarbij een lagere productiviteit
wordt gecompenseerd door een hogere. Als werknemers met een hoge
productiviteit minder lang zouden hoeven te werken, wordt de norm niet meer
gehaald. Ook daardoor zou de voortgang van het productieproces, welke wordt
bewaakt om te kunnen concurreren, worden geschaad.

In verband met de verminderde productieve arbeidstijd als gevolg van het
bidden kan gewezen worden op de onder 3.3. genoemde voorstellen die verzoeker
ter compensatie heeft gedaan.
De juistheid van de argumenten van de wederpartij ter verwerping van deze
voorstellen is door verzoeker niet bestreden en ook los daarvan naar het
oordeel van de Commissie overtuigend gelet op het onder 4.7. weergegeven
doel. Niet gesteld of gebleken is dat er in het licht van het doel van de
wederpartij alternatieven zijn, waardoor de geschiktheid en de
noodzakelijkheid in een ander licht zouden komen te staan.

Dit leidt tot de conclusie dat het indirecte onderscheid op grond van
godsdienst objectief gerechtvaardigd is. Mitsdien heeft de wederpartij bij de
arbeidsvoorwaarden niet in strijd met de AWGB gehandeld door een bidverbod
buiten de p.v.-tijd en de officiële pauze.

4.8. Ten aanzien van de vraag of de wederpartij bij de beëindiging van de
arbeidsverhouding jegens verzoeker in strijd met de AWGB heeft gehandeld,
stelt de Commissie vast dat deze beëindiging zijn grond vindt in de weigering
van verzoeker zich te houden aan het bidverbod van de wederpartij.
Het bidverbod binnen de p.v.-tijd levert een verboden direct onderscheid op
bij de arbeidsvoorwaarden. Omdat het bidden in p.v.-tijd op zichzelf reeds
grond is voor het ontslag, leidt dit tot het oordeel dat bij de beëindiging
van de arbeidsverhouding eveneens sprake is van een verboden direct
onderscheid en daarmee strijd met de AWGB.

Omdat het bidverbod buiten de p.v.-tijd en de officiële pauze een objectief
gerechtvaardigd indirect onderscheid oplevert, leidt dit tot het oordeel dat
wat dit betreft bij de beëindiging van de arbeidsverhouding niet in strijd
met de AWGB is gehandeld.

5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie is van oordeel dat (….) te Borne jegens de heer (….) te
Hengelo bij de arbeidsvoorwaarden en bij de beëindiging van de
arbeidsverhouding

1. betreffende het bidverbod binnen de p.v.-tijd direct onderscheid op grond
van godsdienst heeft gemaakt als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel
d en b, AWGB en daarmee heeft gehandeld in strijd met genoemde wet;

2. betreffende het bidverbod buiten de p.v.-tijd en de officiële pauze
objectief gerechtvaardigd indirect onderscheid op grond van godsdienst heeft
gemaakt als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel d en b, AWGB en
daarmee niet heeft gehandeld in strijd met genoemde wet;

Rechters

mw. mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck (Kamervoorzitter), dhr. A.K. Kruyt (lidKamer), dhr. mr. P.R. Rodrigues (lid Kamer), mw. mr. D. Jongsma (secretarisKamer)