Instantie: Kantonrechter Amsterdam, 9 oktober 1996

Instantie

Kantonrechter Amsterdam

Samenvatting


X is twintig jaar in dienst van de ING-Bank en heeft zich volgens de ING-Bank
schuldig gemaakt aan ongewenst intiem gedrag bestaande uit het plegen van
anonieme telefoontjes naar een vrouwelijke collega waarin grove seksuele
intimidaties werden geuit. Na ruim acht maanden is X op heterdaad betrapt.
Nadien zijn nog negen klachten van lichtere aard binnengekomen. De (vaste)
Commissie ongewenst intiem gedrag heeft een onderzoek ingesteld en de klacht
van de werkneemster gegrond verklaard. De Raad van Bestuur is geadviseerd het
dienstverband met X te beëindigen. X stelt zijn gedrag zeer te betreuren,
maar het ontslag een te zware sanctie te vinden, gelet op zijn lange en
onberispelijke dienstverband.
De kantonrechter overweegt dat de gedragingen van X geen incidenteel karakter
droegen en als een objectieve normoverschrijding zijn te beschouwen. Voorts
is gebleken dat verzoekster een actief beleid tegen seksuele intimidatie
voert, waarvan ook X op de hoogte was. De ING-Bank heeft een gerechtvaardigd
belang bij het handhaven van dit beleid, hetgeen kan leiden tot sancties als
de onderhavige. Zij heeft bij de uitvoering van dat beleid onweersproken
zorgvuldig gehandeld. Weliswaar heeft X een langdurig dienstverband, maar
gelet op de ernst van de gedragingen in combinatie met het feit dat de
ING-Bank uitdrukkelijk beleid voerde tegen seksuele intimidatie (waardoor X
een gewaarschuwd man was) is ontbinding wegens een dringende reden
gerechtvaardigd. Gelet op de grond van de ontbinding komt verweerder geen
vergoeding toe.

Volledige tekst

Verloop van de procedure

Het verzoekschrift strekt tot ontbinding van de hierna te noemen
arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen, als bedoeld in art. 7A:1639w
van het Burgerlijk Wetboek.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Ter terechtzitting van 1 oktober 1996 heeft de mondelinge behandeling
plaatsgevonden. Gehoord zijn partijen en hun gemachtigden.

Gronden van de beslissing

1. Verweerder, die 45 jaar oud is, is op 1 januari 1977 in dienst van
verzoekster getreden. Zijn functie is medewerker archief. Het salaris
bedraagt ƒ 3.164,47 bruto per maand exclusief emolumenten. Verweerder
verricht de werkzaamheden gewoonlijk te Amsterdam.

Als gewichtige reden tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst voert
verzoekster aan een dringende reden van dien aard, dat de dienstbetrekking
billijkheidshalve zo spoedig mogelijk behoort te eindigen.
Zij stelt daartoe dat verweerster zich heeft schuldig gemaakt aan ongewenst
intiem gedrag jegens een van haar medewerkers, nader te noemen: de klaagster.
Verweerder werkte in hetzelfde gebouw als de klaagster, zij het op een andere
afdeling en op een andere verdieping. De klaagster heeft in het tijdvak van
september 1995 tot mei 1996 omstreeks 15 anonieme telefoontjes ontvangen,
waarin grove sexuele intimidaties te berde werden gebracht. Zij heeft haar
superieur op de hoogte gesteld. Het bleek echter tot 13 mei 1996 niet
mogelijk om de beller te traceren. Op die datum vond ontdekking op heterdaad
plaats. Verweerder benutte voor zijn telefonades een lege kamer in het
gebouw.

3. De klaagster heeft een formele klacht ingediend bij de terzake van
ongewenst intiem gedrag ingestelde commissie van verzoekster. De commissie
heeft een grondig onderzoek uitgevoerd, waarin verweerder, de klaagster en
verscheidene informanten zijn gehoord. De commissie heeft de lezing van de
voorvallen van de klaagster gevolgd en de klacht gegrond verklaard. De Raad
van Bestuur van verzoekster heeft op haar advies besloten de
arbeidsovereenkomst met verweerder te beeindigen.

4. Verzoekster stelt binnen haar onderneming een actief beleid tegen
ongewenste intimiteiten te voeren. Het beleid is vastgelegd in een nota en
aan haar medewerkers kenbaar gemaakt. In preventief kader is, ook aan
verweerder, een videofilm over het onderwerp getoond.
Verzoekster heeft belang bij handhaving van haar beleid.
Voorts heeft zij recht te doen aan de positie van de klaagster, die zich
gedurende langere tijd bedreigd en onveilig heeft gevoeld. Verzoekster heeft
een lichtere sanctie als overplaatsing niet opgelegd, gelet op de ernst van
de gedragingen en op het feit dat zij na de schorsing van verweerder nog
negen andere klachten over – minder vergaande – ongewenste intimiteiten van
zijn zijde heeft ontvangen. Zij acht het risico van recidive hoog.

5. Verweerder heeft aangevoerd zijn gedragingen zeer te betreuren. Hij
onderschrijft het voormelde beleid van verzoekster. Hij heeft zich eerst na
de tegen hem getroffen maatregelen gerealiseerd dat de klaagster zijn gedrag
als intimiderend en vernederend heeft ervaren.

6. Verweerder betwist anderzijds de door de klaagster gestelde frequentie van
de telefoontjes. Hij heeft haar in de betreffende periode slechts driemaal
gebeld. De aanleiding lag in de anonieme telefonades die hij op zijn beurt
ontving, waarin werd gemeld dat de klaagster in een sexclub zou werken.
Hij is toen zelf op onderzoek uitgegaan. Vanuit zijn waardering voor de
fysieke schoonheid van de klaagster heeft hij eerder onhandig dan moedwillig
kwaadaardig gehandeld.
Verweerder voert voorts aan dat op zijn afdeling een omgangscultuur bestond,
waarin sexuele intimiteiten en fysieke aanrakingen niet ongebruikelijk waren.
Niet juist is dat slechts hij wordt aangesproken.

7. Verweerder erkent dat zijn gedragingen aanleiding kunnen geven tot
sancties, maar acht de beeindiging van de arbeidsrelatie buitenproportioneel.
Tussen hem en de klaagster heeft zich geen fysiek contact afgespeeld. Haar
persoonlijke beleving van de gebeurtenissen verdient zoveel mogelijk
objectivering. Verweerder wijst op zijn langdurig en vlekkeloos verlopen
dienstverband. De ontbinding van de overeenkomst is zeer ingrijpend.
Overplaatsing is in de grote organisatie van verzoekster goed mogelijk en
vormt een passender reactie.

8. Verweerder bepleit primair de afwijzing van het verzoek en (uiterst)
subsidiair toekenning van een vergoeding van
ƒ 78.000,00 bruto.

9. Geoordeeld wordt als volgt.
De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op grond van een dringende reden,
gelegen in de gedragingen van verweerder.
In het midden kan blijven hoe vaak verweerder telefonisch contact met de
klaagster heeft opgenomen. Vast staat dat die contacten zich over een tijdvak
van ruim een half jaar hebben afgespeeld en mitsdien een meer dan incidenteel
karakter droegen. Verweerder heeft voorts de door de klaagster gestelde en
door verzoekster overgenomen uitlatingen erkend. Zij zijn grof en mede vanuit
hun anonimiteit begrijpelijkerwijze voor de klaagster bedreigend. Daargelaten
dat bij sexuele intimidaties ook aan de subjectieve ervaring van de
betrokkene gewicht toekomt, zijn verweerders uitlatingen als een objectieve
normoverschrijding te beschouwen.

10. Het verweer ten aanzien van de cultuur op verweerders afdeling kan hem
niet baten. In de eerste plaats rechtvaardigen de gestelde omgangsvormen geen
anonieme, bedreigende telefonades jegens derden. In de tweede plaats is
voldoende aannemelijk dat verweerders opvatting over die cultuur niet breed
werd gedragen, blijkens het relaas van collega’s ter zitting van de commissie
van verzoekster en de klachten achteraf over verweerders gedrag.

11. De verwijzing naar door verweerder zelf ontvangen anonieme telefoontjes –
door verzoekster overigens betwist – is irrelevant. Verweerder had die
incidenten tijdens werktijd bij zijn superieur moeten melden. Zijn wijze van
onderzoek kan niet adequaat heten.

12. Tenslotte resteert een oordeel over de proportionaliteit van de sanctie
jegens verweerder. Onweersproken is dat verweerder een goed en langdurig
dienstverband heeft. Dat is echter niet van uitsluitend belang. Zwaar dient
te wegen dat verweerder kennis droeg van het beleid van verzoekster. In
februari 1995, voorafgaande aan de in het geding zijnde intimidaties, is hem
nog een videofilm over het onderwerp getoond. Verweerder was derhalve een
gewaarschuwd mens, hetgeen zijn gedragingen echter niet heeft voorkomen.
Daarenboven heeft verzoekster een gerechtvaardigd belang bij handhaving van
haar beleid, hetgeen kan leiden tot sancties als de onderhavige. Zij heeft
bij de uitvoering van dat beleid onweersproken zorgvuldig behandeld. In
samenhang met de ernst van de gedragingen rechtvaardigen de genoemde
omstandigheden de ontbinding van de overeenkomst op grond van een dringende
reden.

13. Gelet op de grond van de ontbinding komt aan verweerster geen vergoeding
toe. De kosten van het geding zullen worden gecompenseerd.

Beslissing

De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden met ingang van 31 oktober 1996.

Partijen dragen ieder de eigen proceskosten.

Rechters

Mr F. van der Hoek