Instantie: Commissie gelijke behandeling, 30 september 1996

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoekster heeft de Britse nationaliteit. In juni 1995 nam zij deel aan de
Nederlandse kampioenschappen klein kaliber geweerschieten 100 meter te Ede,
onder auspiciën van de wederpartij. Verzoekster behaalde bij deze wedstrijden
een Nederlands record. Door de wederpartij werd het kampioenschap aan
verzoekster toegewezen, maar het record niet.
De wederpartij betwist de bevoegdheid van de Commissie om een oordeel uit te
spreken over het verzoek op grond van de tekst van artikel 7 lid 1 AWGB.
Naar de mening van de wederpartij valt het organiseren van sportwedstrijden
niet onder het begrip `aanbieden van goederen of diensten’ zoals neergelegd
in artikel 7 lid 1 AWGB en is een sportbond geen `openbare dienst of
instelling, werkzaam op het gebied van volkshuisvesting, welzijn,
gezondheidszorg, cultuur of onderwijs’, zoals bedoeld in artikel 7 lid 1 sub
c van de AWGB. De Commissie stelt vast, dat de wederpartij een instelling is
als bedoeld in artikel 7 lid 1 sub c AWGB.
De Commissie is van oordeel dat het door de wederpartij organiseren van een
sportwedstrijd en het toekennen van een record op grond van een tijdens de
wedstrijd geleverde prestatie valt onder het begrip `aanbieden van diensten’
in de zin van artikel 7 lid 1 AWGB.
De wederpartij heeft jegens verzoekster onderscheid gemaakt op grond van
nationaliteit door haar het Nederlands record niet toe te kennen. In de AWGB
is een aantal uitzonderingen geformuleerd op het in de wet neergelegde verbod
van onderscheid naar nationaliteit. In dit geval is de uitzondering van
artikel 2 lid 5 sub b van belang, waarin is bepaald dat het in de AWGB
neergelegde verbod van onderscheid op grond van nationaliteit niet geldt in
gevallen waarin de nationaliteit bepalend is.
De kernvraag is of de wederpartij jegens verzoekster een beroep kan doen op
de uitzonderingen van het verbod om onderscheid te maken op grond van
nationaliteit.
De wetgever heeft een restrictieve benadering voor ogen gestaan met
betrekking tot de toepasselijkheid van bedoelde uitzonderingen. Het toekennen
van een record is niet opgenomen in de in voornoemd Besluit vastgelegde
uitzonderingen, noch in de Nota van Toelichting.
De Commissie stelt vast, dat het toekennen van een nationaal record niet valt
onder de genoemde uitzonderingen.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK
Op 2 januari 1996 verzocht mevrouw (…) te Alphen aan de Rijn (hierna:
verzoekster) de Commissie gelijke behandeling haar oordeel uit te spreken
over de vraag of de (…) te Amersfoort (hierna: de wederpartij) jegens haar
onderscheid maakt naar nationaliteit in strijd met de wetgeving gelijke
behandeling.
1.2. Verzoekster heeft de Britse nationaliteit. In juni 1995 nam zij deel aan
de Nederlandse kampioenschappen klein kaliber geweerschieten 100 meter te
Ede, onder auspiciën van de wederpartij. Verzoekster behaalde bij deze
wedstrijden een Nederlands record.
Door de wederpartij werd het kampioenschap aan verzoekster toegewezen, maar
het record niet. Verzoekster is van mening dat de wederpartij hiermee
onderscheid maakt naar nationaliteit in strijd met de Algemene wet gelijke
behandeling (AWGB).
2. DE LOOP VAN HET ONDERZOEK
2.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een onderzoek
ingesteld. Partijen hebben hun standpunten schriftelijk toegelicht.
2.2. De Commissie heeft partijen opgeroepen hun standpunten nader toe te
lichten tijdens een zitting aanvankelijk voorzien op 23 april 1996. Op
verzoek van de wederpartij is deze zitting verzet naar 29 mei 1996. De
wederpartij heeft kort voor de zitting schriftelijk aangekondigd niet
aanwezig te willen zijn.
Bij deze zitting waren aanwezig:
van de kant van verzoekster
– mevrouw (…) (verzoekster)
– de heer (…) (gemachtigde)
– de heer (…) (getuige)
– de heer mr. (…) (getuige-deskundige)
van de kant van de Commissie:
– mevrouw mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You (Kamervoorzitter)
– de heer A. Kruyt (lid Kamer)
– mevrouw mr.dr. L. Mulder (lid Kamer)
– mevrouw I.M. Hidding (secretaris Kamer)
2.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer II van de Commissie. In deze Kamer
hebben zitting de leden als vermeld onder paragraaf 2.2.
3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK
De feiten
3.1. Verzoekster heeft de Britse nationaliteit. In juni 1995 nam zij deel aan
de Nederlandse kampioenschappen klein kaliber geweerschieten 100 meter te
Ede, onder auspiciën van de wederpartij. Verzoekster behaalde bij deze
wedstrijden een Nederlands record. Het record werd in de officiële uitslagen
vermeld. De dag erna werd verzoekster gebeld door de wederpartij waarbij
vragen werden gesteld over de nationaliteit van verzoekster. Vervolgens werd
verzoekster meegedeeld dat zij geen Nederlands nationaal record kon houden en
dat het twijfelachtig was of verzoekster de kampioenstitel kon krijgen.
3.2. Door de wederpartij werd het kampioenschap aan verzoekster toegewezen,
maar het record niet. Verzoekster heeft hierop een klacht ingediend bij de
wederpartij. Dit heeft echter geen verandering gebracht in het standpunt van
de wederpartij. Verzoekster heeft vervolgens een verzoek om een oordeel
ingediend bij de Commissie.
3.3. De wederpartij is een sportbond. Het doel van deze bond is mensen in
staat te stellen de schietsport te beoefenen in de meest brede zin. Dit houdt
onder meer in het organiseren van wedstrijden en het behartigen van de
belangen van de leden.
De wederpartij organiseert onder meer nationale kampioenschappen waarbij
Nederlandse records worden toegekend.
3.4. In de statuten van de wederpartij zijn geen bepalingen opgenomen over de
nationaliteit van schutters, het deelnemen aan wedstrijden en het toekennen
van records. Wel is zo’n bepaling opgenomen in het huishoudelijk reglement
van de wederpartij. Deze bepaling luidt als volgt:
`Artikel 55 Deelname aan schietwedstrijden
1. […]
2. Niet-Nederlandse schutters kunnen geen Nederlands record vestigen of
verbeteren.’
De standpunten van partijen
3.5. Verzoekster stelt het volgende.
Verzoekster is van mening dat de wederpartij, door haar niet het Nederlands
record klein kaliber geweerschieten 100 meter toe te kennen op grond van haar
nationaliteit, onderscheid maakt in strijd met de AWGB.
3.6. Verzoekster heeft uit de uitslagenlijst moeten begrijpen dat het nieuwe
Nederlandse record op het conto van nummer twee op de uitslagenlijst
geschreven is.
De voorzitter van de wederpartij heeft bij navraag van verzoekster bij monde
van de voorzitter van de technische commissie laten weten dat het zo in de
reglementen staat en dat hij niet van plan was er iets aan te doen.
3.7. Verzoekster is amateur en heeft geen enkel economisch voordeel bij
deelname. Er is geen geldprijs aan het kampioenschap of record verbonden.
3.8. Ter zitting is van de kant van verzoekster uiteengezet, dat het
Nederlands kampioenschap of het toekennen van een nationaal Nederlands record
geen gevolgen heeft voor het deelnemen aan internationale wedstrijden.
3.9. De wederpartij stelt het volgende.
De Commissie is niet bevoegd een oordeel over deze zaak te geven omdat in het
onderhavige geval geen sprake is van het aanbieden van goederen en diensten
zoals bedoeld in artikel 7 van de AWGB. De wederpartij is geen openbare
dienst en ook geen instelling die werkzaam is op het gebied van
volkshuisvesting, welzijn, gezondheidszorg, cultuur of onderwijs.
3.10. De mededeling aan verzoekster dat het huishoudelijk reglement zich
verzet tegen het toekennen van het Nederlands record is niet namens de
voorzitter van het bestuur van de wederpartij gedaan.
3.11. Het bestuur van de wederpartij betreurt de gang van zaken en zou graag
het huishoudelijk reglement wijzigen, maar een dergelijke wijziging wordt
geblokkeerd doordat vroeger het Hoofdbestuur niet met een wijziging instemde
en nadien de Algemene Ledenvergadering niet met een dergelijke wijziging
wilde instemmen. Bij het drukken van het door de wederpartij uitgegeven
Vademecum is de bepaling, dat niet-Nederlanders geen Nederlands kampioen
kunnen worden, weggevallen.
De wederpartij stelt dat de statuten en het huishoudelijk reglement
gehandhaafd moeten worden, ook al zou blijken dat hier sprake is van strijd
met wettelijke voorschriften.
De verklaringen van de getuigen
3.12. De door verzoekster meegebrachte getuige heeft verklaard dat hij als
trainer werkzaam is en uit eigen ervaring weet dat in Duitsland schutters van
niet-Duitse nationaliteit in aanmerking komen voor deelname aan nationale
kampioenschappen en toekenning van nationale records.
De door verzoekster meegebrachte getuige-deskundige heeft verklaard van
mening te zijn, dat de wederpartij heeft gehandeld in strijd met de AWGB.
4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
4.1. In geding is de vraag of de wederpartij jegens verzoekster onderscheid
naar nationaliteit heeft gemaakt bij het aanbieden van goederen en diensten
als bedoeld in artikel 7 lid 1 van de AWGB door het niet-toekennen van het
Nederlands record aan verzoekster.
4.2. Artikel 7 lid 1 AWGB bepaalt dat onderscheid is verboden bij het
aanbieden van goederen of diensten en bij het sluiten, uitvoeren of
beëindigen van overeenkomsten ter zake, onder meer indien dit geschiedt:
a. in de uitoefening van een beroep of bedrijf;
b. door de openbare dienst;
c. door instellingen die werkzaam zijn op het gebied van de volkshuisvesting,
welzijn, gezondheidszorg, cultuur of onderwijs.
Artikel 1 AWGB bepaalt dat onder onderscheid onder andere wordt verstaan
onderscheid tussen personen op grond van nationaliteit. Onder onderscheid
wordt verstaan zowel direct als indirect onderscheid.
4.3. De wederpartij betwist de bevoegdheid van de Commissie om een oordeel
uit te spreken over het verzoek op grond van de tekst van artikel 7 lid 1
AWGB.
Naar de mening van de wederpartij valt het organiseren van sportwedstrijden
niet onder het begrip `aanbieden van goederen of diensten’ zoals neergelegd
in artikel 7 lid 1 AWGB en is een sportbond geen `openbare dienst of
instelling, werkzaam op het gebied van volkshuisvesting, welzijn,
gezondheidszorg, cultuur of onderwijs’, zoals bedoeld in artikel 7 lid 1 sub
c van de AWGB.
De Commissie overweegt hieromtrent het volgende.
Het begrip `welzijn’ omvat volgens de Memorie van Toelichting onder meer het
terrein van de sport (Memorie van Toelichting.).
Onder instelling wordt volgens de Memorie van Toelichting `gedoeld op
organisatorische verbanden die in de samenleving als een eenheid optreden en
die niet kunnen worden geacht een beroep of bedrijf uit te oefenen
(Koninklijk Besluit van 18 augustus 1994, Stb. 657).’ De Commissie stelt op
grond hiervan vast, dat de wederpartij een instelling is als bedoeld in
artikel 7 lid 1 sub c AWGB.
Tot de activiteiten van de wederpartij behoort onder meer het organiseren van
sportwedstrijden en het toekennen van nationale records. Artikel 7 lid 1 AWGB
bevat geen beperkingen met betrekking tot de aard van de aan te bieden
goederen of diensten.
De Commissie is op bovenstaande gronden van oordeel dat het door de
wederpartij organiseren van een sportwedstrijd en het toekennen van een
record op grond van een tijdens de wedstrijd geleverde prestatie valt onder
het begrip `aanbieden van diensten’ in de zin van artikel 7 lid 1 AWGB.
Daarmee valt de klacht van verzoekster onder de reikwijdte van artikel 7 lid
1 sub c AWGB.
4.4. De wederpartij heeft jegens verzoekster onderscheid gemaakt op grond van
nationaliteit door haar het Nederlands record niet toe te kennen. In de AWGB
is een aantal uitzonderingen geformuleerd op het in de wet neergelegde verbod
van onderscheid naar nationaliteit. In dit geval is de uitzondering van
artikel 2 lid 5 sub b van belang, waarin is bepaald dat het in de AWGB
neergelegde verbod van onderscheid op grond van nationaliteit niet geldt in
gevallen waarin de nationaliteit bepalend is.
Deze bepaling is nader uitgewerkt in artikel 3 van het Besluit gelijke
behandeling (Koninklijk Besluit van 18 augustus 1994, Stb.657):
`Als gevallen, waarin de nationaliteit bepalend is, bedoeld in artikel 2,
vijfde lid, onderdeel b, van de Algemene wet gelijke behandeling, worden
aangemerkt die gevallen die behoren tot een of meer van de volgende
categorieën:
a. de samenstelling van lokale en nationale ploegen voor spel of sport, voor
zover de opstelling van deze ploegen alleen van belang is voor de sport of
het spel en als zodanig buiten de economische activiteit staat;
b. het voorbehouden aan onderdanen van een staat van het recht om als speler
deel te nemen aan wedstrijden, voor zover dit geschiedt op grond van een
regeling of praktijk van een organisatie op het terrein van spel of sport,
waarbij buitenlandse spelers van deelname aan bepaalde wedstrijden worden
uitgesloten om niet-economische redenen die verband houden met het specifieke
karakter en kader van deze wedstrijden en waarbij het uitsluitend om de sport
of het spel als zodanig gaat.’
4.5. De kernvraag is of de wederpartij jegens verzoekster een beroep kan doen
op de bovenstaande uitzonderingen van het verbod om onderscheid te maken op
grond van nationaliteit.
Hieromtrent overweegt de Commissie als volgt.
De Nota van Toelichting bij het Besluit gelijke behandeling stelt in de
artikelsgewijze toelichting bij artikel 3 van het Besluit gelijke behandeling
onder andere:
`De in artikel 2, vijfde lid, onderdeel b, van de wet bedoelde gevallen
waarin de nationaliteit bepalend is, zijn beperkt. Slechts in uitzonderlijke
gevallen zal nationaliteit bepalend zijn.’
De wetgever heeft een restrictieve benadering voor ogen gestaan met
betrekking tot de toepasselijkheid van bedoelde uitzonderingen. Het toekennen
van een record is niet opgenomen in de in voornoemd Besluit vastgelegde
uitzonderingen, noch in de Nota van Toelichting.
Dit strookt met de vaste zienswijze van de Commissie en haar voorgangers, dat
uitzonderingen op het gebied van gelijke behandeling in het algemeen
restrictief dienen te worden uitgelegd, teneinde te voorkomen dat het gebod
van gelijke behandeling te zeer wordt uitgehold.
De wetgever heeft uitzonderingen beoogd wat betreft de samenstelling van
lokale en nationale ploegen en wat betreft nationaliteitsvoorbehouden bij
wedstrijddeelname onder bepaalde specifieke omstandigheden. Gelet op de Nota
van Toelichting zijn de gevallen waarin nationaliteit bepalend is hiermee
limitatief opgesomd.
De Commissie stelt vast, dat het toekennen van een nationaal record niet valt
onder de genoemde uitzonderingen.
De bijzonderheden van het onderhavige geval geven geen aanleiding om af te
wijken van de algemene wijze van beoordeling van de wettelijke
uitzonderingen.
Een andere zienswijze zou wellicht in de rede liggen indien het toekennen van
een nationaal record automatisch met zich mee zou brengen dat verzoekster zou
moeten worden opgenomen in een nationale selectie voor internationale
wedstrijden. In het onderhavige geval heeft het toekennen van een nationaal
record aan verzoekster een dergelijk gevolg evenmin als het behalen van het
Nederlandse kampioenschap dat ongeacht verzoeksters nationaliteit volgens de
wederpartij wel op verzoeksters naam kon worden geschreven.
Met name laatstgenoemde feiten sterken de Commissie in haar oordeel dat het
onderhavige geval geen aanleiding geeft om eerdergenoemde
uitzonderingsmogelijkheden anders dan restrictief te benaderen.
Door verzoekster wel toe te laten tot deelname aan de nationale
kampioenschappen kan de wederpartij niet vervolgens een beroep doen op de
uitzonderingsgronden van het verbod op nationaliteit bij het toekennen van
een record, dat tijdens die wedstrijden wordt behaald.
4.6. Aanbeveling van de Commissie
Artikel 13 lid 2 van de AWGB kent de Commissie de bevoegdheid toe om bij het
ter kennis brengen van haar oordeel aan degene, die het onderscheid maakt,
aanbevelingen te doen. Gelet op de complexe verhouding tussen
kampioenschappen, records, Europese jurisprudentie en het aantal
vreemdelingen, dat zich in Nederland permanent gevestigd heeft, beveelt de
Commissie de wederpartij aan om in overleg met NOC/NSF zich te bezinnen op de
regels, die betrekking hebben op de nationaliteit van wedstrijddeelnemers en
op het toekennen van nationale records.
5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE
De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat de (…) te Amersfoort jegens
mevrouw (…) te Alpen aan de Rijn onderscheid heeft gemaakt op grond van
nationaliteit door haar het nationaal record niet toe te kennen en derhalve
in strijd met artikel 7 lid 1 sub c van de Algemene wet gelijke behandeling
heeft gehandeld.

Rechters

Mevrouw mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You (Kamervoorzitter), de heer A. Kruyt(lid Kamer), mevrouw mr.dr. L. Mulder (lid Kamer), mevrouw I.M. Hidding(secretaris Kamer), mevrouw mr. L.Y. Gonçalves-Ho Kang You (Kamervoorzitter),de heer A. Kruyt (l