Instantie: Rechtbank Amsterdam, 26 september 1996

Instantie

Rechtbank Amsterdam

Samenvatting


Het slachtoffer is een prostituee en zij is verkracht door verdachte, daarbij
heeft hij haar ook mishandeld. Hiervoor wordt verdachte veroordeeld tot
een
gevangenisstraf van vier jaar. Tevens wordt een schadevergoedingsmaatregel
opgelegd van ƒ 23.500,- ten behoeve van het slachtoffer.

Volledige tekst

1. Telastelegging

Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaardingen,
waarvan kopieën als bijlage 1 aan dit vonnis zijn gehecht.
De in die dagvaardingen vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd.

2. Voorvragen

—-

3. Waardering van het bewijs.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

Feit 1 in zaak A:

hij op 1 augustus 1995 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
personenauto merk Citroën toebehorende aan F, waarbij hij, verdachte, en
zijn
mededader die weg te nemen auto onder hun bereik hebben gebracht door het
stuurslot van die auto kapot te trekken en bedrading los te trekken en
deze
bedrading door te verbinden.

Feit 2 in zaak A:

hij op 31 juli 1995 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een
gipsplafond en een plastic kuipstoeltje en een lamel van een gordijn en
een
bak voor een TL-Lamp, toebehorende aan de Gemeentelijke Sociale Dienst
te
Amsterdam, heeft vernield en beschadigd door met een stoel en een prullenbak
te gooien tegen genoemde goederen.

Feit 3 in zaak A:

hij op 1 augustus 1995 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een
ruit,
toebehorende aan het wijkteam Balistraat, heeft vernield door met zijn
hoofd
een kops
toot te geven tegen voormelde ruit.

Feit 1 in zaak B:

hij op 9 augustus 1995 te Amsterdam door geweld en door bedreiging met
geweld

M heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij haar meermalen
geslagen op haar hoofd en haar schouders en haar aan haar haren getrokken
en
tegen haar lichaam geduwd en haar op een bed geduwd en haar in een arm
gestoken en een mes ter hoogte van haar hoofd gehouden, waarna hij zijn
penis
in haar vagina heeft gestopt en een vinger in haar anus en zijn penis in
haar
mond heeft gestopt.

Feit 2 in zaak B:

hij op 9 augustus 1995 te Amsterdam met het oogmerk om zich wederrechtelijk
te bevoordelen door bedreiging met geweld M heeft gedwongen tot de afgifte
van honderd gulden, toebehorende aan die M, welk bedreiging met geweld
bestond uit het een mes ter hoogte van haar hoofd houden.

Feit 3 in zaak B:

hij op 9 augustus 1995 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een paspoort en enige papieren, toebehorende
aan
M, welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die M
gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke
bedreiging met geweld bestond uit het een mes ter hoogte van haar hoofd
houden.

4. Het bewijs.

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft
begaan op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen
zijn
vervat.
De bewijsmiddelen worden ten aanzien van de verschillende feiten gebruikt,
zoals hierna is aangegeven.

5. De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van
een
rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6. De strafbaarheid van de verdachte.

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van
verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7. Motivering van de straffen en maatregelen.

De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van
het
bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon
van
verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende
straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten
meewegen dat verdachte door met name zijn zeer agressieve handelwijze ernstig
inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van
het
slachtoffer, ten gevolge van welk handelen te verwachten valt dat het
slachtoffer nog lange tijd de gevolgen zal dragen. Voorts heeft de rechtbank
laten meewegen dat verdachte terzake van geweldsdelicten waaronder
verkrachting reeds eerder is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf
en
dat zijn handelen in het algemeen gekenmerkt wordt door ongeremde agressie.

Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een zakmes,
kleur
bruin dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard
en is
daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dat voorwerp het in zaak B onder
1, 2 en 3 bewezen geachte is begaan.

Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel.

De rechtbank is van oordeel dat de hierna te noemen
schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd, aangezien verdachte
jegens het slachtoffer I. naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de
schade die door het onder 1, 2 en 3 in zaak B bewezen geachte feiten is
toegebracht, welke de rechtbank naar redelijkheid en billijkheid waardeert
op
een bedrag van ƒ 23.500,-

8. Toepasselijke wettelijke voorschriften.

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33,
33a,
36f, 57, 242, 311, 312, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9. Beslissing.

Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde in zaak A onder 1, 2
en 3
en in zaak B onder 1, 2 en 3 heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is
aangegeven.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd
dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezenverklaarde levert op:

Feit 1 in zaak A:

Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het
weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Feit 2 in zaak A:

Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een
ander
toebehoort, vernielen en beschadigen.

Feit 3 in zaak A:

Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een
ander
toebehoort, vernielen.

Feit 1 in zaak B:

Verkrachting.

Feit 2 in zaak B:

Afpersing.

Feit 3 in zaak B:

Diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk
om die
diefstal gemakkelijk te maken.

Verklaart het bewezene strafbaar.

Verklaart verdachte P daarvoor strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van
deze
uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij
de
tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.

Verklaart verbeurd:

1. zakmes, kleur bruin.

Legt aan verdachte de verplichting op, binnen één jaar na het onherroepelijk
worden van dit vonnis aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, te
betalen de som van ƒ 23.500,= (zegge: drie en twintig duizend vijf honderd
gulden) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door vervangende
hechtenis voor de duur van 120 dagen, met dien verstande dat de toepassing
van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde 200,= verplichting niet
opheft.

Gelast de teruggave aan M van:

een geldbedrag van ƒ 75,= (vijfenzeventig gulden).

Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:

1 giro envelop met bloedspatten;
1 notitievel kleur rose;
1 faxbericht met bloedsporen.

Rechters

Mrs Bentinck, Salomon, Galema