Instantie: Rechtbank Haarlem, 30 juni 1996

Instantie

Rechtbank Haarlem

Samenvatting


Het kind is binnen huwelijk geboren. Na enige jaren scheiden de wettige
ouders. De moeder overlijdt. Het kind heeft vanaf zijn geboorte altijd
bij zijn biologische (niet-wettige) vader gewoond. De rechter anticipeert
op het nieuwe wetsvoorstel afstammingsrecht waarin het vereiste is opgenomen
dat de persoon het kind tenminste drie aaneengesloten jaren moet hebben
verzorgd en opgevoed, wil iemand voor eenouderadoptie in aanmerking komen.
Nu de wettige vader heeft verklaard dat hij niet de biologische vader is
van het kind, is het in het belang van het kind dat zijn juridische afstammingsrelatie
wordt gewijzigd in een afstammingsrelatie met zijn biologische vader.

Volledige tekst

1. Verloop van de procedure

Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende
stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd is te beschouwen:
– het op 23 februari 1996 ter griffie van deze rechtbank ontvangen verzoekschrift
met bijlagen;
– de processen-verbaal van de behandeling ter terechtzitting d.d. 28 mei
en 25 juni 1996.

2. De vaststaande feiten

In deze zaak kan van het volgende worden uitgegaan.

2.1. De minderjarige X (hierna ook: de minderjarige) is op 3 december 1991
in de gemeente Amsterdam geboren uit het huwelijk van B en de moeder C.

2.2. Bij vonnis van de rechtbank te Amsterdam d.d. 13 juli 1994 is de echtscheiding
uitgesproken tussen B en C voornoemd, en is de moeder benoemd tot voogdes
en verzoeker tot toeziend voogd; de echtscheiding is ingeschreven in de
registers van de burgerlijke stand van de gemeente Amsterdam op 19 augustus
1994.

2.3. C is op 17 januari 1995 te Z overleden.

2.4. Uit het overgelegde uittreksel van de gemeentelijke basisadministratie
van de gemeente Z blijkt dat de minderjarige sinds 8 februari 1995 bij
verzoeker woonachtig is.

2.5. Bij beschikking van de kantonrechter te Amsterdam d.d. 28 juni 1995
is verzoeker benoemd tot voogd en Y tot toeziend voogd.

3. Het verzoek en de grondslag daarvan

3.1. Het verzoek strekt tot adoptie van X, geboren op 3 december 1991 te
Amsterdam, door verzoeker voornoemd.

4. Beoordeling

4.1. Uit de overgelegde stukken alsmede uit hetgeen ter zitting naar voren
is gekomen, is aannemelijk geworden dat de minderjarige feitelijk sinds
zijn geboorte in het gezin van verzoeker verblijft, dat verzoeker de verwekker
is van de minderjarige, dat deze door verzoeker als een vader is verzorgd
en opgevoed en dat de minderjarige geen enkel contact met zijn wettige
vader heeft gehad.

Tussen verzoeker en de minderjarige bestaat dan ook een zodanig nauwe betrekking,
dat deze aangemerkt moet worden als `family-life’ in de zin van artikel
8 Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden (EVRM).

4.2. Onder omstandigheden behoort ook een recht op of een vrijheid ter
zake van (stiefouder)adoptie tot de rechten en vrijheden die door het EVRM
worden beschermd.

In casu is van belang dat de minderjarige reeds vanaf zijn geboorte volledig
door verzoeker wordt verzorgd en opgevoed, dat verzoeker de biologische
vader is van de minderjarige en dat deze geen enkel contact heeft met zijn
wettige vader.
Onder deze omstandigheden is de mogelijkheid om tot adoptie over te gaan
een wezenlijk element van het `family life’ van verzoeker en de minderjarige.

4.3. De adoptie van de minderjarige door verzoeker wordt in de weg gestaan
door het voorschrift van artikel 1:227 Lid 1 BW, dat bepaalt dat adoptie
(slechts) op verzoek van een echtpaar kan worden uitgesproken.
Gelet op de feiten en omstandigheden die hierboven zijn vermeld en op hetgeen
hiervoor is overwogen, maakt dit wettelijk voorschrift inbreuk op het recht
van verzoeker en X op eerbiediging van hun gezinsleven, nu ter bescherming
van dat gezinsleven van groot belang is dat X door verzoeker geadopteerd
kan worden.

4.4. De rechtbank beantwoordt de vraag of deze inbreuk binnen de grenzen
van art. 8 lid 2 EVRM blijft, ontkennend. Deze inbreuk is in een democratische
samenleving niet noodzakelijk ter bescherming van de onder die bepaling
vallende belangen.

Hoewel art. 1:227 lid 1 BW in beginsel ten doel heeft om, ter bescherming
van het belang van het kind, te waarborgen dat het opgroeit in een goed
ouderlijk milieu en in zoverre een gerechtvaardigd doel nastreeft, kan
in de huidige maatschappelijke verhoudingen niet meer worden volgehouden
dat van een goed ouderlijk milieu in zijn algemeenheid slechts sprake kan
zijn bij een echtpaar.

Ook vele ongehuwde ouders en pleegouders, al dan niet alleenstaand, bieden
een zorgzaam en stabiel opvoedingsklimaat aan de kinderen die onder hun
hoede staan. In dat opzicht gaat de eis dat adoptie slechts op verzoek
van een echtpaar kan geschieden, verder dan door het nagestreefde doel
wordt gerechtvaardigd.

De daaruit voortvloeiende inbreuk op het `family-life’ is dan ook in een
democratische samenleving niet noodzakelijk ter bescherming van het belang
van het kind.

In dit verband wijst de rechtbank op het in maart 1995 ingediende voorstel
ter herziening van het afstammings- en adoptierecht (Kamerstukken II, 24
649), waarin onder meer wordt voorgesteld bij adoptie de eis van het huwelijk
te laten vervallen en waarbij de eenpersoonsadoptie wordt ingevoerd. Een
persoon alleen moet het kind ten minste drie aaneengesloten jaren hebben
verzorgd en opgevoed.

Nu is komen vast te staan dat verzoeker, X de moeder en de minderjarige
van december 1991 tot 17 januari 1995 met elkaar hebben samengewoond, zou
– anticiperend op genoemd wetsvoorstel – aan deze nieuwe voorwaarde voor
adoptie zijn voldaan.

4.5. Nu de heer B heeft verklaard dat niet hij de vader van de minderjarige
is, moet het in het belang van X worden geacht dat zijn juridische afstammingsrelatie
wordt gewijzigd in een afstammingsrelatie met zijn biologische vader.

4.6. Op grond van de bovenstaande overwegingen zal de rechtbank het voorschrift
van art. 1:227 lid 1 BW wegens strijd met art. 8 EVRM buiten toepassing
laten.

Nu voor het overige aan alle eisen voor de adoptie van de minderjarige
door verzoeker is voldaan en de adoptie ook in het kennelijk belang is
van X, zal de rechtbank de adoptie zoals verzocht uitspreken.

5. Beslissing

De rechtbank:

5.1. Spreekt uit de adoptie van de jongen, X, geboren op (….) te Amsterdam,
door verzoeker voornoemd.

5.2. Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Rechters

Mr. Diender