Instantie: Kantonrechter Groenlo, 15 november 1995

Instantie

Kantonrechter Groenlo

Samenvatting


Werknemer is al geruime tijd in dienst bij werkgeefster. In oktober 1995
heeft een stagiaire een klacht ingediend over seksuele intimidatie door de
werknemer. Werknemer is in de gelegenheid gesteld te reageren op deze
beschuldigingen. Vervolgens heeft werkgeefster geoordeeld dat de verklaring
van de stagiaire aannemelijker was en daarom heeft zij ontbinding van de
arbeidsovereenkomst gevraagd.
De kantonrechter meent dat de werknemer uitlatingen heeft gedaan die hij niet
had mogen doen. Bovendien heeft hij de stagiaire in ieder geval eenmaal op
ongewenste wijze aangeraakt. Van andere ongewenste aanrakingen is geen
sprake, zoals uit de verklaring van de stagiaire blijkt. De kantonrechter
concludeert dat werknemer verwijtbaar en onprofessioneel heeft gehandeld.
Werknemer is echter al vijftien jaar in dienst zonder dat zich problemen
hebben voorgedaan. Beëindiging van het dienstverband zou voor hem gezien zijn
opleiding, werkervaring en leeftijd, ernstige gevolgen hebben. Alles afwegend
komt de kantonrechter tot de conclusie dat ontslag een te zwaar middel is.

Volledige tekst

1. Het verloop van de procedure
1.1. Leo Stichting heeft bij verzoekschrift, binnengekomen ter griffie op 25
oktober 1995, verzocht de arbeidsovereenkomst met X te ontbinden wegens
gewichtige redenen, bestaande in primair een dringende reden, subsidiair een
verandering van de omstandigheden welke van dien aard is dat de
dienstbetrekking billijkheidshalve na korte tijd behoort te eindigen.
1.2. X heeft zich tegen het verzoek verweerd bij verweerschrift,
binnengekomen ter griffie op 3 november 1995.
1.3. Op 13 november 1995 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek
plaatsgehad. Tijdens deze behandeling is de na te melden stagiaire als
informante door de kantonrechter gehoord.

2. De feiten
2.1. X is op 1 april 1985 in dienst getreden bij (de rechtsvoorgangster van)
Leo Stichting, alwaar hij laatstelijk de functie van groepsleider uitoefende
tegen een bruto salaris van ƒ 3781 per maand. Op de arbeidsovereenkomst is de
CAO Jeugdhulpverlening van toepassing.
2.2. Leo Stichting drijft een instelling voor Jeugdhulpverlening. Binnen haar
organisatie is een `Beroepscode en Protocol inzake preventie seksueel
misbruik door hulpverleners’ van kracht. Artikel 2 van deze code bepaalt
onder het hoofd `seksualiteit’ onder meer het volgende:
`(…) d. ongewenste intimiteiten jegens cliënten en collega’s zijn uit den
boze. Norm voor de beoordeling van wat ongewenste intimiteiten zijn, is de
beleving van het slachtoffer. (…)’
2.3. X is door Leo Stichting op 5 oktober 1995 met onmiddellijke ingang op
non-actief gesteld, met als reden dat tegen hem een klacht was ingediend. De
op non-actief-stelling is conform de bepalingen van de CAO verlengd.
2.4. De onder 2.3. bedoelde klacht was afkomstig van een vrouwelijke
stagiaire, die sinds enige weken stage liep bij Leo Stichting, en betrof
gedragingen van X die door de stagiaire als ongewenste intimiteiten werden
beschouwd. X was benoemd als mentor van de betreffende stagiaire. De
stagiaire heeft een schriftelijk verslag gemaakt van de gebeurtenissen.

3. De standpunten van partijen
3.1. Leo Stichting heeft ter ondersteuning van haar ontbindingsverzoek,
verkort weergegeven, het volgende aangevoerd. Nadat Leo Stichting X had
gehoord over de sub 2.4. bedoelde klacht, heeft zij, de verklaringen van
beide partijen tegen elkaar afwegend, geoordeeld dat de verklaring van de
stagiaire aannemelijker is dan die van X gezien de afhankelijke positie van
de stagiaire en de reactie en houding van X. Een en ander levert primair een
gewichtige reden (bedoeld zal zijn: dringende reden, ktr) in de zin van
artikel 7A:1639x BW op. In ieder geval is het vertrouwen van
eo Stichting in X dermate geschaad dat van een vruchtbare samenwerking geen
sprake meer kan zijn, hetgeen een wijziging in de omstandigheden oplevert die
de verzochte ontbinding rechtvaardigt.
3.2. X heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Primair heeft hij geconcludeerd tot
afwijzing van het verzoek. Subsidiair heeft hij om toekenning van een
vergoeding verzocht. De inhoud van het verweer wordt, voor zover van belang,
onderstaand weergegeven.

4. De beoordeling
4.1. De klacht van de stagiaire richt zich concreet op het feit dat X haar
gezegd zou hebben dat hij een spanningsveld tussen hen voelde, dat hij de
drang had haar te knuffelen en dat hij thuis ook wel eens aan haar dacht. Na
het gesprek, waarin X (overigens op verzoek van de stagiaire, die het gevoel
had dat er iets aan de hand was) een en ander had gezegd, is X naast haar
komen zitten en bukte hij zich over haar heen om een sigaret uit te drukken
in een asbak, waar hij niet goed bij kon. `Verder heeft hij me niet vervelend
aangeraakt, alleen vond ik de aanrakingen die we hadden wel erg vaak’, aldus
het onder 2.4. genoemd schriftelijk verslag. De lezingen van de feiten, die
zijn voorgevallen, van de stagiaire en X lopen gedeeltelijk uiteen. Waar wel
overeenstemming over bestaat is dat tussen hen op het werk op een
woensdagavond een gesprek heeft plaatsgehad, waarbij van de zijde van X aan
de stagiaire is gevraagd of zij ook een spanningsveld voelde tussen hen en
door hem is gezegd dat hij haar een knuffeldier vond, respectievelijk de
drang voelde haar te knuffelen. X heeft aangegeven dat hij dit heeft gedaan
om de stagiaire uit te dagen, nu zij zich naar zijn oordeel uitdagend jegens
hem opstelde, onder meer omdat zij hem soms erg lichamelijk benaderde. De
stagiaire heeft zulks ontkend, en heeft gesteld dat de toenadering juist van
de kant van X werd gezocht.
4.2. Uit de stellingen van partijen, als hiervoor in het kort aangegeven,
alsmede uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is
voldoende af te leiden dat de contacten tussen de stagiaire en X zich hebben
ontwikkeld in een richting, die het zakelijke te buiten gingen. Mede gelet op
de doelstelling van Leo Stichting en de binnen haar organisatie geldende
beroepscode, dient zulks, zeker gelet op de afhankelijke relatie van een
stagiaire ten opzichte van haar mentor, als ongewenst beschouwd te worden. De
kantonrechter is van oordeel dat, zelfs indien de lezing van X, dat de
stagiaire zich uitdagend jegens hem opstelde (welke lezing overigens ten
processe niet is komen vast te staan, nu deze lezing uitdrukkelijk is
betwist) juist zou zijn, X daarvan een verwijt te maken valt. Mede gelet op
het leeftijdsververschil, had hij op mogelijke avances op professionele wijze
behoren te reageren, hetgeen hij niet heeft gedaan, zo heeft X overigens ook
zelf toegegeven. Hij heeft uitlatingen gedaan jegens de stagiaire, in zijn
lezing om haar uit te dagen, die hij niet had mogen doen. Daarenboven is
mogelijk, nu beide partijen daarvan melding maken, meer fysiek contact tussen
hen geweest dan strikt noodzakelijk. Indien zulks is geïnitieerd door de
stagiaire (zoals X stelt), had het op zijn weg gelegen dat gedrag
bespreekbaar te maken. Indien zulks is geïnitieerd door X (zoals de stagiaire
stelt) valt dat X ernstig toe te rekenen. Behoudens hetgeen hiervoor is
aangegeven betreffende, wat maar gemakshalve zal worden aangeduid als `het
asbakkenincident’, is blijkens de eigen lezing van de stagiaire echter geen
sprake geweest van ongewenste aanrakingen.
4.3. Blijkens hetgeen hiervoor onder 4.2. is overwogen, heeft X naar het
oordeel van de kantonrechter verwijtbaar en onprofessioneel gehandeld. De
vraag rijst echter of zijn gedrag, mede gelet op de inhoud van de klacht,
dusdanig ernstig is dat op dit grond een dienstverband van 15 jaar, waarin
zich geen eerdere noemenswaardige problemen hebben voorgedaan, thans zou
moeten eindigen. De kantonrechter komt, na afweging van de wederzijdse
belangen, tot een ontkennende beantwoording van die vraag. Daarbij hebben de
navolgende overwegingen een rol gespeeld.
eo Stichting heeft weliswaar een duidelijk belang om hard op te treden tegen
ongewenste intimiteiten, doch steeds zal per concreet geval beoordeeld dienen
te worden of daarvan sprake is en zal zij de ernst van de feiten dienen te
wegen. Leo Stichting stelt weliswaar dat de norm voor de vraag of zich
ongewenste intimiteiten voordoen is gelegen in de objectivering valt niet te
ontkomen, teneinde aan alle betrokken belangen recht te kunnen doen. In casu
staat vast dat, behoudens hetgeen onder 4.2. is overwogen, geen (op dat
moment door de stagiaire als ongewenst ervaren) aanrakingen zijn geweest of
opmerkingen zijn gemaakt. Voorts staat vast dat de wijze van beleving van de
gebeurtenissen door de stagiaire is gekleurd (en wellicht in belangrijke mate
is bepaald door) ervaringen uit het verleden. Voor X heeft beëindiging van
het dienstverband op de gronden, zoals door
eo Stichting aangevoerd, bijzonder ernstige gevolgen. Gelet op zijn
opleiding, werkervaring en leeftijd is hij aangewezen op werk binnen de
Jeugdhulpverlening, waar hij moeilijk aan de slag zal kunnen komen. In de
gegeven omstandigheden wordt beëindiging van het dienstverband een te zwaar
middel geoordeeld.
4.6. X heeft tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd uitdrukkelijk
medegedeeld dat hij zijn werkkring bij Leo Stichting wenst te behouden en dat
hij zijn werk wenst te hervatten. Naar het oordeel van de kantonrechter is,
gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen sprake van een dusdanige
wijziging in de omstandigheden, die maakt dat de dienstbetrekking dadelijk of
na korte tijd behoort te eindigen. Dit brengt mee dat het verzoek wordt
afgewezen.
4.7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen aangaande de verwijtbaarheid van
X acht de kantonrechter termen aanwezig om de kosten van de procedure te
compenseren.

De beslissing:
De kantonrechter te Groenlo, beschikkende:
Wijst het verzoek af.
Compenseert de proceskosten in dier voege, dat iedere partij haar eigen
kosten draagt.

Rechters

Mr. Hillen