Instantie: President Rechtbank ‘s-Gravenhage, 16 november 1994

Instantie

President Rechtbank ‘s-Gravenhage

Samenvatting


Eiseres is sinds 20 december 1987 voor 36 uren per week in dienst van de
gemeente Voorhout. Zij heeft op 1 maart 1994 verzocht de omvang van haar
aanstelling per 1 november 1994 terug te brengen tot 16 uren. Dit verzoek
is op 24 mei 1994 afgewezen. De president oordeelt dat er geen
ongeclausuleerd recht op deeltijdarbeid bestaat. Blijkens het bestreden
besluit voert de gemeente Voorhout het beleid dat deeltijdarbeid wordt
toegestaan mits dit organisatorisch bezien geen onevenredig nadeel
oplevert. De president beslist dat in dit geval geen sprake is van
onevenredig nadelige gevolgen en dat de gemeente het verzoek van eiseres
moet honoreren.

Volledige tekst

1. Aanduiding bestreden besluit Het besluit van verweerder gedateerd 8
september 1994, kenmerk 8cvdpb.14 7320.

2. Terechtzitting Datum: 9 november 1994. Eiseres is ter zitting in
persoon verschenen, bijgestaan door haar raadsvrouwe, mr. H.A.E. van
Soest, werkzaam bij D.A.S. Nederlandse Rechtsbijstand
Verzekeringsmaatschappij N.V. gevestigd te Amsterdam. Verweerder heeft
zich ter zitting doen vertegenwoordigen door mr. C.J. van der Plas.

3. Feiten Eiseres is sedert 20 december 1987 gedurende 36 uren per week
werkzaam in de functie medewerkster interne zaken B, in dienst van de
gemeente Voorhout. Bij schrijven van 1 maart 1994 heeft eiseres verzocht
de omvang van haar aanstelling ingaande 1 november dan wel 1 december 1994
terug te brengen van 36 naar 16 uur per week. Bij besluit van 24 mei 1994
is dit verzoek afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiseres een
bezwaarschrift ingediend. Bij besluit van 8 september 1994 heeft
verweerder het besluit van 24 mei 1994 gehandhaafd. Namens eiseres is
tegen dit besluit beroep ingesteld. Tegelijkertijd is aan de president van
de rechtbank verzocht ter zake van het onderhavige besluit een voorlopige
voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet
bestuursrecht (hierna: Awb).

4. Motivering In artikel 8:81, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de
president van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, op verzoek een
voorlopige voorziening kan treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de
betrokken belangen, dat vereist.

Op grond van het bepaalde in artikel 8:86 van de Awb heeft de president
na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening
de bevoegdheid om, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek
redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak,
onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. Er bestaat aanleiding om
in dit geval van laatstgenoemde bevoegdheid gebruik te maken. Bij het
bestreden besluit heeft verweerder zijn besluit van 24 mei 1994, waarbij
hij afwijzend heeft beslist op het verzoek van eiseres, om haar
betrekkingsomvang met ingang van 1 november danwel 1 december 1994 terug
te brengen van 36 uur naar 16 uur per week, gehandhaafd.

Bij besluit van 25 april 1994 (Staatsblad 1994, nr. 346) is het Algemeen
Rijksambtenarenreglement gewijzigd, in die zin, dat daarin een artikel 21b
is opgenomen, inhoudende een (geclausuleerd) recht op deeltijdarbeid. Vast
staat dat ambtenaren in dienst van de gemeente Voorhout geen aanspraak
kunnen maken op een geformaliseerd recht op deeltijdarbeid. Gelet hierop
bestaat er voor verweerder op dit moment ten aanzien van de mogelijkheid
om in deeltijd te werken nog beleidsvrijheid. Dit laatste impliceert dat
de weigering om een ambtenaar in deeltijd aan te stellen in beginsel dient
te worden geeerbiedigd, tenzij moet worden gezegd dat het betrokken
bestuursorgaan, in casu verweerder, bij afweging van de in aanmerking
komende belangen niet in redelijkheid tot zijn standpunt heeft kunnen
geraken dan wel anderszins in strijd heeft gehandeld met een beginsel van
behoorlijk bestuur.

Blijkens het bestreden besluit wordt door de gemeente Voorhout het beleid
gevoerd dat deeltijdarbeid wordt toegestaan mits dit organisatorisch
bezien geen onevenredig nadelig gevolgen in zich heeft. Naar het oordeel
van de president wordt met dit beleid, waarmee verweerder overigens een
groot deel van de hem ter zake toekomende vrije ruimte heeft ‘ingeleverd’,
gebleven binnen de grenzen van een redelijke beleidsbepaling. Verweerder
stelt zich op het standpunt dat in dit geval sprake is van onevenredig
nadelige gevolgen voor het gemeentelijk apparaat; indien deeltijdarbeid
met betrekking tot de functie van medewerkster interne zaken B zou worden
toegestaan zouden continuiteit en kwaliteit van het werk niet langer
kunnen worden gewaarborgd. Hiertoe heeft verweerder het volgende
aangevoerd: – Interne zaken heeft 6,24 formatieplaatsen. Deze plaatsen
worden vervuld door 12 mensen. Bij interne zaken werken nog slechts 2
mensen full-time. Uitbreiding van het aantal medewerkers, zonder dat de
taken van interne zaken toenemen, vraagt een overhead die niet meer in
verhouding staat tot de uit te voeren taken. Op grond van het formatieplan
kunnen in de werkruimte van eiseres drie functionarissen werkzaam zijn.
Feitelijk zijn daar thans vier functionarissen werkzaam en in de door
eiseres gewenste situatie zijn vijf functionarissen noodzakelijk. Ter
zitting is van de zijde van verweerder toegelicht dat de overhead bestaat
uit het verschil tussen de formele- en plaatsingsgegevens. Extra
huisvesting/materiaal etcetera alsmede extra aansturing en coordinatie
vormen gezamenlijk de overhead. Interne zaken heeft bij uitstek een
dienstverlenende functie/ facilitaire functie voor de overige
organisatieonderdelen.

Continuiteit van werkzaamheden is een voorwaarde voor een goede
taakvervulling. Eiseres is het eerste aanspreekpunt voor informatie en
uitvoering van opdrachten bij interne zaken, behalve als het gaat om
coordinatie van genoemd werkveld, bode en receptiediensten, inlichtingen
uit archief/bibliotheek, tekstverwerking en de agenda voor de
raadsvergaderingen. – Part-timers zien elkaar in principe niet. Overdracht
van werk vraagt daarom veel organisatie. Een vlotte gang van zaken wordt
door overdracht veelal belemmerd. – Degene die de functie van medewerker
interne zaken B vervult is voor wat betreft de gehele postbehandeling
vraagbaak voor de organisatie. Omdat zeker niet alle post in een
geautomatiseerd bestand wordt opgenomen, kan bij deeltijdarbeid de
situatie ontstaan dat de betreffende medewerker minder goed als vraagbaak
voor de organisatie fungeert.

Namens eiseres is ten aanzien van het vorenstaande het volgende
aangevoerd: – de vloeroppervlakte van de ruimte waarin eiseres werkzaam
is belaat meer dan 70 m2. In de werkruimte van eiseres staan 6 bureaus,
waarvan in de huidige situatie maximaal 3 bureaus tegelijkertijd bezet
zijn. De vierde medewerker, die een dienstverband van 4 uur en een
dienstverband van 8 uur heeft, is uitsluitend aanwezig wanneer de
medewerkster met een dienstverband van 32 uur en van 36 uur niet aanwezig
zijn. Wanneer het verzoek om deeltijd wordt toegewezen, zal de vervanger
van eiseres haar bureau gebruiken op het moment dat zij afwezig is en
zullen ook in deze situatie te allen tijde slechts 3 personen
tegelijkertijd in de werkruimte werkzaam zijn. Verder betreft een functie
een functie van 20 uur per week, voor de overige 20 uur per week staat het
bureau van deze functie leeg en zijn er dus slecht 2 werknemers
tegelijkertijd in de ruimte aanwezig.

– Uit de functie-omschrijving van eiseres blijkt dat haar functie vrijwel
volledig geautomatiseerd is. De werkzaamheden van eiseres bestaan uit:
* alles wat betrekking heeft op de postregistratie (deze is geheel
geautomatiseerd)
* de inkoop en het beheer van de kantoorartikelen (e.a. is schriftelijk
vastgelegd)
* het kopieer- en bindwerk
* beheerkantoormachines (geautomatiseerd)

De procedures van voornoemde werkzaamheden zijn in een afsprakenboek
vastgelegd. Het is onjuist dat door opdeling van de functie werkprocessen
in het gevaar zouden komen.

– Informatie wordt slechts verstrekt op basis van gegevens uit de
computer. Indien de werkzaamheden van eiseres worden bekeken kan gesteld
worden dat deze of geautomatiseerd zijn of de handelingen in een
afsprakenboek vastliggen, zodat van overdracht of communicatieproblemen
nauwelijks of geen sprake zal zijn. Na een korte inwerkperiode kan een
ieder dan ook zonder noemenswaardige overdracht zelfstandig en volledig
functioneren op deze functie.

– Eiseres is inderdaad een vraagbaak voor wat betreft de postbehandeling,
doch dit betekent niet meer dan dat zij in staat is in het computersysteem
het gevraagde poststuk te traceren. Namens verweerder is in het bestreden
besluit en ook ter zitting niet ontkend dat de procedures/wijze van werken
van de functie van eisers zijn vastgelegd in een afsprakenboek. De
dagelijkse praktijk vraagt echter meer dan alleen maar het opvolgen van
de procedures en werkafspraken. Juist het flexibel in kunnen spelen op de
dagelijkse praktijk zorgt er voor dat de organisatie goed kan draaien. Dit
laatste is voor een dienstverlenende organisatie als interne zaken een
vereiste. Naast de postregistratie verzorgt eiseres het sorteren, openen
en verspreiden van de inkomende post, het verspreiden van de interne post
en het verzenden van de uitgaande post. Verder is het beheer van
kantoormachines niet geautomatiseerd.

Een overzicht van de machines alsmede een overzicht van
reparatie/onderhoud staan in W.P. 5.1. Eiseres heeft ook te maken met
vragen/opdrachten als: – wanneer een bepaalde opdracht op interne zaken
moet komen dan.. – zijn bepaalde bijlagen meegezonden met een stuk? – is
een bepaald stuk in de loop van de dag ontvangen? De antwoorden op
dergelijke vragen/opdrachten zijn niet te vinden in het
postregistratiesysteem. Communicatie en overdracht is nodig, bijvoorbeeld:
– bij afwijking in bijzondere gevallen, – bij doorlopende werzaamheden,
– reparatie/onderhoud kantoormachines (wat komt monteur doen) – in
ontvangst nemen en controleren van bestellingen. Op grond van hetgeen
verweerder in het bestreden besluit en ter zitting naar voren heeft
gebracht in relatie tot hetgeen namens eiseres is aangevoerd kan de
president, in aanmerking nemende het beleid dat ter zake door verweerder
wordt gevoerd, tot geen ander oordeel komen dan dat verweerder niet in
redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Niet ontkend
kan worden, dat, wanneer eiseres wordt toegestaan in deeltijd te werken
het gemeentelijk apparaat (enig) nadeel ondervindt, doch dit betekent niet
dat in dit geval ook gesproken kan worden van onevenredig nadelige
gevolgen.

Van de zijde van verweerder is ter zitting niet bestreden dat de kamer
waar eiseres werkzaam is groot genoeg is en dat daarin slechts 3
werknemers tegelijkertijd werkzaam zullen zijn. De president acht verder
niet aannemelijk gemaakt dat de door verweerder gevreesde *overhead*
zodanige organisatorische problemen met zich brengt dat op grond daarvan
het verzoek diende te worden afgewezen. Dat de continuiteit van de
werkzaamheden door deeltijd in gevaar zou komen is evenmin gebleken nu de
werkzaamheden na een inwerkperiode ook door iemand anders kunnen worden
verricht. Bovendien wordt er gebruik gemaakt van een afsprakenboek. Dat
bepaalde werkzaamheden volgens verweerder niet overgedragen zouden kunnen
worden acht de president door verweerde onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Door eiseres is ter zitting aangegeven dat post die niet geregistreerd
wordt geen belangrijke post is en ook voor haar moeilijk te traceren is.
Voor wat de opmerking van de zijde van verweerder over de commissie
stukken die niet geregistreerd worden heeft eiseres verklaard dat dit een
handeling betreft die beschreven is, zodat daarover geen onduidelijkheid
hoeft te bestaan.

Verder heeft eiseres aangegeven dat afspraken met monteurs voor
onderhoud/reparatie van kantoormachines door middel van een briefje op het
bureau kunnen worden doorgegeven. Zover ter zitting van de zijde van
verweerder nog is aangevoerd dat in het verleden al eens sprake is geweest
van een deeltijdfunctie en dat dit toen mis is gegaan, overweegt de
president dat naar ter zitting is gebleken dit 7 jaar geleden is geweest
en de situatie niet gelijk was aan de huidige situatie. Van
geautomatiseerde postregistratie was bijvoorbeeld destijds nog geen
sprake.

Gelet op het vorenstaande komt het bestreden besluit wegens strijd met het
bepaalde in artikel 3:4 van de Awb voor vernietiging in aanmerking. De
president ziet hierbij aanleiding verweerder te verplichten binnen zes
weken na de datum van verzending van de uitspraak een nieuwe beslissing
op het bezwaarschrift van eiseres te nemen met inachtneming van deze
uitspraak.

Gegeven de beslissing in de hoofdzaak bestaat er geen aanleiding tot het
treffen van een voorlopige voorziening.

Rechters

Mr. Naves