Instantie: Commissie gelijke behandeling, 14 december 1993

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Verzoekster heeft gesolliciteerd naar de functie van terminoloog
welke bij de wederpartij vacant was. Zij vernam telefonisch, dat de
wederpartij bij de selectie van kandidaten bekendheid met
Defensie-aangelegenheden of militaire ervaring als functie-eis hanteerde.
Zij meent dat deze eisen indirect discriminerend voor vrouwen zijn en dat
zij derhalve ten onrechte geen deel heeft uitgemaakt van de verdere
selectie van kandidaten. Er is niet komen vast te staan dat de wederpartij
de betrokken criteria als functie-eis heeft gehanteerd. Geen strijd met
de Wet.

Volledige tekst

1. HET VERZOEK

1.1. Op 16 december 1992 verzocht mevrouw te Ede
(hierna: verzoekster) de Commissie gelijke behandeling van mannen en
vrouwen bij de arbeid haar oordeel uit te spreken over de vraag of de
Minister van Defensie te Den Haag (hierna: de wederpartij) jegens haar
onderscheid heeft gemaakt op grond van geslacht in strijd met de wetgeving
gelijke behandeling van mannen en vrouwen.

1.2. Verzoekster heeft gesolliciteerd naar de functie van terminoloog
welke bij de wederpartij vacant was. Zij vernam telefonisch, dat de
wederpartij het hebben van militaire of soortgelijke ervaring hanteerde
bij de selectie van kandidaten. Zij is van mening dat deze eis indirect
discriminerend is voor vrouwen en dat zij derhalve ten onrechte geen deel
heeft uitgemaakt van de verdere selectie van kandidaten.

2. DE LOOP VAN DE PROCEDURE

2.1. De Commissie heeft het verzoek in behandeling genomen en een
onderzoek ingesteld. Partijen hebben de gelegenheid gehad schriftelijk hun
standpunten weer te geven.

2.2. De Commissie heeft partijen vervolgens opgeroepen te verschijnen
tijdens een zitting op 2 november 1993. Bij deze zitting waren aanwezig:

van de kant van verzoekster – mw

van de kant van de wederpartij – dhr – mw – dhr

van de kant van de Commissie – mw mr C.H.S. Evenhuis (Kamervoorzitter) –
dhr mr R.A.C.M. Langemeijer (lid Kamer) – dhr A.W. Heringa (lid Kamer) –
mw mr A.C. Possel (lid Kamer) – mw mr J.D. Onnen (lid Kamer) – mw mr A.K.
de Jongh (adjunct-secretaris).

2.3. Het oordeel is vastgesteld door Kamer I van de Commissie. In deze
Kamer hebben zitting de leden zoals genoemd onder 2.2.

3. DE RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

De feiten

3.1. Verzoekster heeft bij brief van 2 september 1992 gesolliciteerd op
de openstaande functie van terminoloog. Deze functie houdt in, het
verzamelen, vastleggen en toegankelijk maken van voor de vertalers
relevante terminologie, en daarnaast het adviseren en ondersteunen van het
hoofd en de medewerkers van de sectie vertalingen op het gebied van
automatiseringstoepassingen. De sectie vertalingen maakt deel uit van het
Kabinet van de Bevelhebber der Landstrijdkrachten. De sectie bestaat
geheel uit burgerpersoneel.

3.2. In de advertentie waarin deze functie werd aangeboden, werden de
volgende functie-eisen gesteld: Een universitaire opleiding in een van de
volgende richtingen: Frans, Duits, Engels, Lexicologie,
Computerlinguistiek en/of Vertaalkunde. Specialisatie op het terrein van
terminologie. Ervaring als vertaler en/of terminoloog. Naast beheersing
van Nederlands als moedertaal, diende de kandidaat ook over kennis van
tenminste twee van de drie genoemde talen op “near native”-niveau te
beschikken, alsmede enige kennis van de derde taal. Deskundigheid op het
terrein van pc-apparatuur, LAN-beheer en terminologie-software was, aldus
de advertentie, onontbeerlijk. Tenslotte werden uitstekende contactuele
eigenschappen, en een praktische, servicegerichte instelling gevraagd.
Bekendheid met Defensie- aangelegenheden strekte tot aanbeveling. De
advertentie vermeldt, dat bij gelijke geschiktheid leden van ethnische
minderheden en gehandicapten de voorkeur genieten.

3.3. Toen verzoekster na ruim twee maanden niets had vernomen behalve een
ontvangstbevestiging van haar sollicitatiebrief, heeft zij telefonisch
contact gezocht met de wederpartij. Zij sprak met het hoofd Vertalingen.
Deze vertelde dat er al een gespreksronde was geweest, maar dat nog geen
beslissing was genomen. Hij vertelde ook, aldus verzoekster, dat de
selectiecommissie bij de selectie van op te roepen kandidaten had gelet
op automatiseringservaring, zicht op het werk en militaire ervaring.
Desgevraagd lichtte hij toe dat militaire ervaring bijvoorbeeld kan worden
opgedaan door het vervullen van militaire dienst, het dienen als
beroepsofficier of het gehuwd zijn met een militair.

3.4. Op de onderhavige vacature hebben 58 sollicitanten gereageerd, van
wie 28 vrouwen en 30 mannen. Een vijftal sollicitanten is uitgenodigd voor
een gesprek, van wie twee vrouwen en drie mannen. Uiteindelijk is een man
benoemd.

De standpunten van partijen

3.5. Verzoekster wijst er op, dat de functie van terminoloog een andere
is dan die van vertaler; het eigenlijke vertaalwerk wordt niet door de
terminoloog gedaan, deze beperkt zich tot het administreren van de
aangeleverde vertalingen.

De advertentie stelt voorts slechts dat bekendheid met
Defensie-aangelegenheden tot aanbeveling strekt. Haar is door de
wederpartij meegedeeld dat de eis van militaire ervaring, een nog
zwaardere eis, is gehanteerd bij de selectie van kandidaten. Zij vraagt
zich af, of deze eis voor de betreffende functie relevant is. In ieder
geval acht zij beide criteria indirect discriminerend voor vrouwen, de
tweede overigens zwaarder dan de eerste. De mogelijkheden voor vrouwen om
bekendheid op te doen met Defensie-aangelegenheden c.q. militaire ervaring
te verwerven, zijn structureel kleiner dan die voor mannen, aangezien
alleen mannen militaire dienstplicht vervullen.

3.6. De wederpartij stelt dat verzoekster niet is opgeroepen voor een
sollicitatiegesprek omdat zij overgekwalificeerd was. De kwalificaties van
verzoekster liggen vooral op het wetenschappelijk vlak, terwijl zij vooral
ervaring heeft op onderwijs- en projectgebied. Haar werkervaring spoorde
niet geheel met de gevraagde werkervaring, omdat bij voorkeur een
kandidaat werd gezocht die voeling of ervaring heeft met vertaalwerk.

De zinsnede “bekendheid met Defensie-aangelegenheden strekt tot
aanbeveling” is volgens de wederpartij bedoeld om aan te geven dat het een
voordeel is indien sollicitanten iets meer van dat onderwerp afweten,
omdat daarmee bijvoorbeeld de inwerktijd kan worden bekort. Het criterium
speelde echter geen overheersende rol. Genoemde bekendheid kan worden
opgedaan indien men eerder een arbeidscontract met het Ministerie heeft
gehad, als militair of als burger, door het vervullen van de dienstplicht
of door het volgen van de media en publicaties over defensie, zoals de
benoemde kandidaat. Gelet op al deze mogelijkheden maakt deze eis geen
indirect onderscheid jegens vrouwen. Militaire ervaring was geen eis voor
deze functie. Indien deze eis wel gold, zou het een militaire functie zijn
geweest en derhalve gevuld met militair personeel. Ook de uiteindelijke
benoemde mannelijke kandidaat beschikte niet over militaire ervaring.

De telefonische informatie die verzoekster heeft gekregen was wellicht
niet volledig. Degene die de informatie verstrekt, moet voor de vuist weg
en onvoorbereid antwoord geven. Schriftelijk is informatie beter te
verwoorden.

4. DE OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

4.1. In geding is de vraag of de wederpartij bij de selectie van
kandidaten voor een openstaande betrekking jegens verzoekster onderscheid
heeft gemaakt in strijd met de wetgeving gelijke behandeling, in het
bijzonder door militaire ervaring of bekendheid met
Defensie-aangelegenheden als functie-eis te hanteren.

4.2. In artikel 3 lid 1 WGB is bepaald dat het niet is toegelaten bij de
behandeling van de vervulling van een openstaande betrekking onderscheid
naar geslacht te maken. In lid 3 van dit artikel is neergelegd dat van het
eerste lid mag worden afgeweken indien de Wet onderscheid toestaat. Als
er onderscheid op grond van geslacht wordt gemaakt, moet de grond voor dat
onderscheid bij de openlijke aanbieding uitdrukkelijk worden vermeld.

4.3. Alvorens de in geding zijnde vraag te beantwoorden, merkt de
Commissie op dat het niet tot haar taak behoort om te beoordelen in
hoeverre een kandidaat geschikt is c.q. het meest geschikt is voor een
functie (Zie onder andere de oordelen van de Commissie gelijke
behandeling van mannen en vrouwen bij dearbeid d.d. 17 mei 1990,
oordeelnummer 315-90-32 en 9 januari 1991, oordeelnummer 136-91-3.). Zij
is, gelet op de Wet, slechts bevoegd om na te gaan of bij de beoordeling
van de (mate van) geschiktheid onderscheid is gemaakt op grond van
geslacht.

4.4. Verzoekster ontleent haar stelling, dat militaire ervaring danwel
bekendheid met Defensie-aangelegenheden feitelijk als functie-eis is
gehanteerd, aan de telefonische informatie van de wederpartij. Deze
onderkent dat de telefonische informatie wellicht niet volledig is
geweest. Zij heeft voorts een aantal inhoudelijke argumenten genoemd voor
haar beslissing om verzoekster niet voor een gesprek op te roepen, zoals
het overgekwalificeerdheid zijn en het hebben van een meer
wetenschappelijke achtergrond.

De Commissie onderkent dat bij de selectie van kandidaten een zekere
ruimte bestaat om binnen de gestelde formele functie- eisen nadere
accenten te leggen. Zo is kennelijk een zeker accent gegeven aan gebleken
affiniteit met vertaalwerk.

Uit het feit dat de uiteindelijk benoemde kandiaat geen militaire ervaring
had, leidt de Commissie af dat het hebben van deze ervaring niet als
functie-eis is gehanteerd. Zij heeft, gezien de argumenten die de
wederpartij heeft genoemd voor haar beslissing verzoekster niet op te
roepen, onvoldoende aanwijzingen om te concluderen dat bekendheid met
Defensie-aangelegenheden wel als functie-eis is gehanteerd.

Om dezelfde redenen is zij voorts niet overtuigd geraakt, dat de
wederpartij dit tweede criterium een zwaardere invulling heeft gegeven dan
alleen serieuze tekenen van affiniteit met de organisatie, die kunnen
blijken uit onder meer het volgen van de media en publikaties over
Defensie-onderwerpen.

Nu niet is komen vast te staan dat de wederpartij de betrokken criteria
als functie-eis heeft gehanteerd, behoeft de Commissie niet nader in te
gaan op de stelling van verzoekster dat toepassing daarvan indirect
onderscheid op grond van geslacht oplevert.

De Commissie wijst tenslotte op het belang van juiste en zorgvuldige
informatie aan kandidaten over de wijze waarop de selectie plaatsvindt en
over de toelichting op de te hanteren of gehanteerde selectie-criteria.
Indien niet zeker is dat dergelijke informatie mondeling, zonder
voorbereiding voldoende zorgvuldig kan geschieden, kan een kort uitstel
van zo’n mondelinge toelichting of zelfs een schriftelijke toelichting
voorkomen dat onduidelijkheden en misverstanden ontstaan.

4.5. Op grond van het bovenstaande concludeert de Commissie dat niet is
komen vast te staan dat de wederpartij bij de selectie van kandidaten voor
de onderhavige vacature jegens verzoekster onderscheid heeft gemaakt in
strijd met de wetgeving gelijke behandeling.

5. HET OORDEEL VAN DE COMMISSIE

De Commissie spreekt als haar oordeel uit dat niet is komen vast te staan
dat de Minister van Defensie te Den Haag bij de behandeling bij de
vervulling van de vacature van terminoloog onderscheid naar geslacht heeft
gemaakt jegens mevrouw te Ede in strijd met artikel 3 lid 1 Wet gelijke
behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid.

Aldus vastgesteld op 14 december 1993 naar aanleiding van de behandeling
in raadkamer op 2 november 1993.

Rechters

mw mr C.H.S. Evenhuis, dhr mr A.W. Heringa, dhr mr R.A.M.C.Langemeijer, mw mr J.D. Onnen, mw mr A.C. Possel, mw mr A.K. de Jongh