Instantie: Rechtbank Amsterdam, 16 januari 1991

Instantie

Rechtbank Amsterdam

Samenvatting


Hoger beroep van Kantongerecht Amsterdam van 27 juli 1989, rolnummer
3457/88. Vernietigt bovenvermeld vonnis en wijst verzoek gedeeltelijk toe. Zie
ook Hoge Raad, 29 november 1991, nr. 13833.

Volledige tekst


In de tweede plaats stelt de stichting zich op het standpunt dat zij
niet kan worden verplicht het gevorderde aan S. af te dragen, nu zij zich
daartoe niet had verbonden.

Nu het hier een betaling van loon betreft en nu aangenomen mag worden
dat er geen enkel belang mee is gediend om dit loon thans nog voor S. aan de
belastingdienst af te dragen, faalt ook dit verweer.

Tenslotte heeft de stichting zich in hoger beroep nog beroepen op de in
artikel 2012 van het Burgerlijk Wetboek neergelegde verjaringstermijn.

Dit beroep slaagt. Loonbetalingen zijn periodieke betalingen als in dit
artikel bedoeld, zodat de vordering slechts kan worden toegewezen over de
periode welke is gelegen tussen het instellen van de vordering en 5 jaar
daarvoor.

Blijkens de in eerste instantie bij repliek overgelegde overzichten van
de salarisbetalingen bedraagt de vordering over die periode ƒ 13.304,37, welk
bedrag zal worden toegewezen.

11. Nu beide partijen in hoger beroep deels in het ongelijk zijn gesteld
worden de kosten gecompenseerd.

BESLISSING IN HOGER BEROEP

De rechtbank:

– vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter te
Amsterdam van 27 juli 1989;

en opnieuw rechtdoende:

– veroordeelt de stichting tot betaling aan S. van ƒ 13.304,37, te
vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 1988 tot aan de dag van
de algehele voldoening;

– wijst de vordering voor het overige af;

Rechters

mrs. M. Hartzuiker, A.C. Monster en U. van de Pol