Instantie: Hoge Raad der Nederlanden, 2 oktober 1989

Instantie

Hoge Raad der Nederlanden

Samenvatting


P. was in dienst van het Handelsburo als administratief medewerkster van
1975 tot 1983. Nadat zij heeft opgezegd is een nieuwe arbeidsovereenkomst
gesloten voor zes maanden met een proeftijd. De werkzaamheden en het loon
waren gelijk aan de oude overeenkomst. De proeftijd was bedongen omdat in
de loop van de eerste overeenkomst ernstige spanningen waren gerezen. De
tweede overeenkomst is door de werkgever opgezegd zonder opzeggingstermijn
omdat de proeftijd nog niet was verstreken. De Rechtbank heeft in hoger
beroep de loonvordering van P. afgewezen. De Hoge Raad vernietigt dit
vonnis op grond van de wetsgeschiedenis van art. 1639n BW. De bedoeling van
dit artikel is dat partijen gelegenheid hebben om zich gedurende een beperkte
periode op de hoogte te stellen van elkaars hoedanigheden en van de
geschiktheid van de werknemer. In dit geval kon een rechtsgeldige proeftijd
niet worden bedongen, gezien de korte termijn na de eerste overeenkomst en de
identieke werkzaamheden.

De volledige tekst is niet opgenomen.

Volledige tekst

De volledige tekst is niet opgenomen.

Rechters

Mrs Ras, Van den Blink, De Groot, Hermans, Haak