Instantie: Rechtbank Haarlem, 29 september 1989

Instantie

Rechtbank Haarlem

Samenvatting


Gedaagde probeert sedert twee jaar in contact te komen met eiseres.
Hij overstelpt haar met liefdesbetuigingen en houdt zich regelmatig in haar
omgeving op. Eiseres is hier niet van gediend en vraagt een straatverbod
Eiseres is overspannen geworden van de gedragingen van gedaagde. Op
grond daarvan is voldoende aannemelijk geworden dat gedaagde door zijn
gedragingen jegens eiseres inbreuk maakt op haar persoonlijke levenssfeer
Het straatverbod wordt voor zes maanden toegewezen

Volledige tekst

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Ter terechtzitting van 25 september 1989 heeft eiseres bij conclusie
van eis overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding gevorderd dat
Fungerend-President bij vonnis, voorzoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

1.1.1 Gedaagde zal verbieden zich op te houden te Amsterdam in het
gebied omsloten door de Gaasperdammerweg, de Muntbergweg, de Meibergdreef, de
Tafelbergweg, de Schoonhovendreef, de Wageningendreef en de Gooiseweg, met
inbegrip van het verbod in de genoemde straten te komen;

1.1.2 Gedaagde zal verbieden iedere handeling jegens eiseres waardoor
hinder of overlast aan eiseres wordt bezorgd, waaronder in ieder geval het
opnemen van schriftelijk en/of telefonisch contact met eiseres;

1.1.3 Gedaagde zal veroordelen tot betaling aan eiseres van een dwangsom
van ƒ 1.000,- voor iedere of overtreding van de onder 1.1.1 en 1.1.2
genoemde verboden na betekening van het te wijzen vonnis;

1.1.4. eiseres zal machtigen om zo gedaagde aan de onder 1.1.1 en 1.1.2
gegeven verboden niet mocht voldoen, de tenuitvoerlegging daarvan te
bewerkstelligen met behulp van de politie;

1.1.5 Gedaagde zal veroordelen in de kosten van de procedure

1.2. De advokaat van eiseres heeft de vordering toegelicht, waarbij zij
gebruik heeft gemaakt van pleitnotities en een aantal produkties heeft
overgelegd

1.3 Gedaagde heeft tegen de vordering verweer gevoerd bij monde van zijn
procureur

1.4 Partijen hebben in tweede termijn het woord gevoerd en naar
aanleiding van vragen van de Fungerend-President nadere inlichtingen
verstrekt

1.5 Vervolgens hebben partijen de gedingstukken overgelegd en vonnis
gevraagd. De Fungerend-President heeft de uitspraak van het vonnis bepaald
op heden

2. HET GESCHIL VAN PARTIJEN

2.1 De vaststaande feiten

Als gesteld en erkend, althans niet of onvoldoende weersproken, staan in
dit kort geding de volgende feiten vast

Eiseres heeft gedaagde voor het eerst ontmoet in de tijd dat zij als
koffiejuffrouw werkte in het gebouw van de Raad van Arbeid te Amsterdam.
Gedaagde hield zich veelal op in de hal van dat gebouw. Sedert twee jaar
doet hij pogingen om met eiseres in contact te komen. Hij overstelpt haar
met brieven en geschenken, houdt zich veelal op in de omgeving van haar
woning, gaat haar gangen na, volgt en bespiedt haar. Eiseres is van de
toenaderingspogingen van gedaagde niet gediend en heeft hem dit herhaaldelijk
schriftelijk en telefonisch te kennen gegeven

Desondanks heeft gedaagde zijn pogingen om met eiseres in contact te
komen niet gestaakt. 2.2 DE GRONDSLAG VAN DE VORDERING

Eiseres stelt dat gedaagde door de wijze waarop hij zich tegenover haar
gedraagt, inbreuk maakt op haar persoonlijke levenssfeer. Zij stelt een
spoedeisend belang te hebben om daaraan een einde te maken

2.3 HET VERWEER

De procureur van gedaagde heeft tegen de vordering verweer gevoerd door
te stellen dat het gedrag van gedaagde niet als onrechtmatig kan worden
aangemerkt en dat er geen sprake is van dreiging of gevaar

3. BEOORDELING VAN HET GESCHIL

3.1 Ter terechtzitting heeft eiseres onweersproken verklaard dat zij
overspannen is geworden door de gedragingen van gedaagde, hetgeen is
bevestigd door de ter zitting door de advokaat van eiseres voorgelezen
verklaring van eiseresses huisarts en de haar begeleidende maatschappelijk
werkster. Op grond daarvan is voldoende aannemelijk geworden dat gedaagde
door zijn gedragingen jegens eiseres inbreuk maakt op haar persoonlijke
levenssfeer. Het gevorderde sectorverbod zal daarom worden toegewezen, met
dien verstande dat daarop de volgende beperking zal worden aangebracht

3.2 Binnen het gebied waarvoor het verbod wordt gevorderd is het
Academisch Medisch Centrum Amsterdam gelegen. De Fungerend-President acht
het ongewenst gedaagde de mogelijkheid te ontnemen dit ziekenhuis te
bezoeken, zodat de verboden sector tot na te melden sector zal worden
verkleind

3.3 De Fungerend-President zal het verbod in tijdsduur beperken tot een
periode van zes maanden, ervan uitgaande dat die periode voldoende zal zijn
om de rust tussen partijen te doen wederkeren

3.4 De vordering gedaagde iedere handeling te verbieden waardoor aan
eiseres last of hinder wordt bezorgd is te vaag geformuleerd en zal worden
afgewezen. De vordering gedaagde te verbieden schriftelijk contact op te
nemen met eiseres zal eveneens worden afgewezen omdat het eiseres immers vrij
staat brieven van gedaagde ongeopend te laten. Wel voor toewijzing vatbaar is
de vordering met betrekking tot het opnemen van telefonisch contact

3.5 De Fungerend-President acht termen aanwezig om de gevorderde
dwangsom als volgt te matigen

3.6 Aangezien gedaagde door zijn gedragingen aanleiding heeft gegeven
tot het instellen van deze procedure dient hij te worden beschouwd als de in
het ongelijk gestelde partij en behoort hij in de proceskosten te worden
verwezen

4. BESLISSINGEN

De Fungerend-President, rechtdoende in kort geding:

4.1 Verbiedt gedaagde voor de duur van zes maanden na de datum van
betekening van dit vonnis zich op te houden in het gebied te Amsterdam dat
wordt omgrensd door de Gaasperdammerweg, de Nieuwegeinlaan, de Oudenrijnlaan,
de Tolkamerstraat, de Schoonhovendreef, de Wageningendreef, de Busbaan, het
Veenendaalplein en de Langebroekdreef, met inbegrip in het verbod van genoemde
straten;

4.2 Verbiedt gedaagde telefonisch contact op te nemen met eiseres;

4.3 Machtigt eiseres voorzoveel nodig voor de handhaving van de onder
4.1 en 4.2 opgelegde verboden de hulp van de sterke arm in te roepen;

4.4 Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

4.5 Bepaalt dat gedaagde een dwangsom verbeurt van ƒ 250,–
(TWEEHONDERDVIJFTIG GULDEN) voor iedere overtreding van de onder 4.1 en 4.2
opgelegde verboden;

4.6 Veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding tot aan de
uitspraak van dit vonnis aan de zijde van eiseres begroot op ƒ 310,45 aan
verschotten en ƒ 700,– aan procureurssalaris, een en ander op de voet van
artikel 57 b Rv. te voldoen aan de griffier van deze rechtbank;

4.7 Weigert de meer of anders gevorderde voorzieningen

Rechters

Mr. G.H. Zweers