Instantie: Rechtbank Roermond, 12 januari 1989

Instantie

Rechtbank Roermond

Samenvatting


Eiseres vordert ƒ 35.000,– schadevergoeding van haar broer wegens
incest gedurende 2 jaar. Ook een andere broer en de vader hadden een
incestueuze verhouding met eiseres gedurende respectievelijk 4 jaar en
10 jaar. Volgens de rechtbank moet het door eiseres opgelopen psychisch
letsel in hoofdzaak verweten worden aan deze laatste twee relaties. Het
causaal verband tussen gedaagdes handelen en de psychische schade die
bij eiseres daardoor is veroorzaakt, is derhalve geringer in verhouding
tot de twee oudere oorzaken. F. 4.000,– immateriele schadevergoeding
toegewezen.

Volledige tekst

Het verloop van de procedure.

Eiseres heeft geconcludeerd van eis overeenkomstig de inleidende
dagvaarding.

Gedagde heeft geconcludeerd van antwoord.

Bij vonnis van 31 maart 1988 heeft de rechtbank een persoonlijke
verschijning van partijen bevolen. De zitting is gehouden op 23 april
1988, waarvan een proces-verbaal is opgemaakt.

Eiseres heeft onder overlegging van een aantal produkties geconcludeerd
van repliek.

Gedaagde heeft geconcludeerd van dupliek.

Partijen hebben onder overlegging van de processtukken vonnis gevraagd.

Vaststaande feiten.

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of ongenoegzaam betwist en
voorts blijkend uit de niet weersproken inhoud van het in het geding
gebracht proces-verbaal van politie en het schrijven van 16 oktober 1987
van het Riagg Oostelijk Zuid-Limburg staat het volgende tussen partijen
vast.

Eiseres en gedaagde zijn zus en broer van elkaar, terwijl gedaagde
ongeveer twee jaar ouder is dan eiseres.

Toen eiseres ongeveer 12 a 13 jaar oud was heeft gedaagde gedurende
ongeveer twee jaar seksueel contact gehad met eiseres in het ouderlijk
huis van hen beiden.

Aanvankelijk vond dit plaats bij een door partijen gespeeld spel op de
zolder; naderhand benaderde gedaagde het bed van eiseres en kroop bij
haar in bed.

Het seksueel contact van gedaagde met eiseres bestond in betasten,
bijten, manuaal en oraal aanraken der geslachtsorganen en volgens
gedaagde zelve in geslachtelijke omgang met elkaar.

Deze handelingen vonden al dan niet met tussenpozen meermalen per week
plaats. Bij het contact in bed met eiseres kwam gedaagde telkenmale tot
een zaadlozing.

Zonder dat gedaagde er weet van had, heeft er ook een incestueuze
verhouding bestaan tussen eiseres en haar vader gedurende ongeveer tien
jaar vanaf ongeveer haar zevende levensjaar en met een -ouder dan
gedaagde zijnde- broer van eiseres gedurende ongeveer vier jaar.

Uit het genoemd schrijven van het Riagg neemt de rechtbank de volgende
citaten over:

De vragen hebben betrekking op de schade die eiseres heeft opgelopen en
waar ze momenteel nog onder lijdt aangaande de incestueuze verhouding
met haar vader en twee broers (derde en vijfde broer uit het gezin).

Eiseres is sinds ongeveer anderhalf jaar in individuele psychotherapie.
Zij leed (lijdt) aan sterke depressieve stemmingen, suicidegedachten,
automulitatie en allerlei psychosomatische klachten.

Daarnaast een overmatig drank- en medicatiegebruik gedurende een aantal
jaren.

Veel van deze klachten en problemen zijn gaan spelen tijdens en na de
breuk met het ouderlijk gezin rond haar achttiende jaar, maar ook
voordien.

De aanleiding voor de breuk vormde de houding van moeder. Toen eiseres
voor het eerst iets over haar gedwongen relatie met vader en twee broers
vertelde. De houding van moeder was ongeloof en negeren.

Na de afwijzende reactie van moeder, voelde eiseres zich nog sterker
geisoleerd en ongeveer een half jaar later vertrok zij uit huis.

Tijdens de therapie wordt duidelijk hoe deze incestervaringen een
neurotische ontwikkelingsgang hebben ingezet met eveneens sterk
ontwikkelde afweermechanismen.

Dat wil zeggen genoemde traumatiserende ervaringen hebben de
identiteitsontwikkeling verstoord; zij heeft het gevoel slecht te zijn,
voelt zich schuldig en nietswaardig. Zij heeft uitermate sterke
insufficientegevoelens.

Daarnaast is er een ambivalentie omtrent haar sekse-identiteit ontstaan;
het gevoel dat eigen wensen en wil er nooit toe deden hebben eiseres het
onvermogen meegegeven om in persoonlijk contact de eigen grenzen te
bewaken.

Eiseres heeft de ervaring meegekregen willoos slachtoffer te zijn zonder
invloed te kunnen uitoefenen.

Emoties die door de incestervaringen werden opgeroepen moesten worden
verdragen. Door bedreiging werd het haar onmogelijk gemaakt woede en
angst te ventileren.

Eiseres leerde zich als het ware gevoelloos te maken en de clown te
spelen. Deze mechanismen hanteert ze nog steeds en ze zijn moeilijk te
doorbreken. Ze belemmeren zo persoonlijk contact en maakten onder meer
voortzetting van haar opleiding (B-verpleging) onmogelijk.

De psychische spanningen die bovengenoemde mechanismen met zich
meebrengen worden (werden) regelmatig gereguleerd via automutilatie en
gedachten aan verdere zelfdestructie. Bovengenoemde problemen, die tot
uiting komen en via de individuele psychotherapie worden onderzocht
staan in direct verband met de traumatische incestervaringen.

Pogingen om alsnog gehoor te vinden bij de ouders en de breuk in de band
met hen te herstellen, werden, zowel door vader als moeder afgewezen.
Vader is inmiddels (in 1986) overleden en moeder is ernstig ziek.

Stellingen en vordering eiseres.

Eiseres stelt dat gedaagde het initiatief tot de ontuchtige handelingen
nam, terwijl eiseres deze passief onderging zonder het tonen van enige
gevoelens. Zij stelt voorts het volgende:

-dat eiseres jaren geleden haar ouderlijk huis heeft verlaten, geen
contact meer heeft met haar familie en sedert januari 1986 in therapie
is, teneinde te proberen haar traumatische ervaringen te verwerken;

-dat eiseres aanvankelijk werkzaam was in een psychiatrische inrichting,
doch in de loop van 1986 niet meer in staat bleek te zijn dit werk naar
behoren te vervullen, omdat zij haar gevoelens niet meer kon uiten en
geen gevoel kende van kwaad- en goedheid;

-dat eiseres bovendien langdurig ziek werd, welke ziekte ook van
psychische aard bleek te zijn, zodat zij tenslotte deze baan heeft
opgegeven;

-dat eiseres zich moeilijk in staat acht ooit in haar leven een seksuele
relatie met een man aan te gaan in verband met haar eerdere ervaringen;

-dat bij de onderhavige ontuchtige handelingen de psychische schade zo
mogelijk nog groter is, omdat de seksuele handelingen vaak op jeugdige
leeftijd beginnen en soms jaren lang kunnen voortduren, plaats vinden in
het eigen huis en gepleegd worden door de naaste familie- en/of
gezinsleden, hetgeen diep ingrijpt in de persoonlijkheidsvorming;

-dat men immers geen kant meer uit kan, indien zelf het eigen nest niet
meer veilig blijkt te zijn, zodat men dan als het ware met de rug tegen
de muur staat.

Op grnd van vorenvermelde redenen vordert eiseres betaling van gedaagde
van een immateriele schadevergoeding ten bedrage van ƒ 35.000,–.

Het verweer van gedaagde.

Het verweer van gedaagde valt in drie onderdelen uiteen, te weten:

-Het initiatief tot de seksuele omgang werd zowel door eiseres als
gedaagde genomen. Van gedwongen handelingen tussen partijen is nimmer
sprake geweest.

-Hetgeen eiseres na het verlaten van het ouderlijk huis is overkomen en
het door haar gesteld ziektebeeld is gedaagde onbekend.

-Het causaal verband tussen het contact tussen eisers en gedaagde en de
gestelde gevolgen zal door eiseres moeten worden aangetoond.

-De vordering is door eiseres ingesteld circa tien jaar na het
voorvallen der feiten. Dit levert op misbruik van recht op grond waarvan
eiseres niet-ontvankelijk is in haar vordering.

Het oordeel van de rechtbank.

Dat eiseres jaar vordering tegen gedaagde jaren na het voorvallen van de
feitelijkheden heeft ingesteld is -gezien de aard van de aan gedaagde
verweten gedragingen- alleszins begrijpelijk.

Gedaagde is daardoor niet zozeer in een onmogelijke processuele positie
gemanoeuvreerd, dat eiseres door deze vordering thans in te stellen zich
schuldig zou maken aan misbruik van enig recht. De rechtbank acht
eiseres dan ook wel degelijk ontvankelijk in haar vordering tegen
gedaagde.

Voor het feit, dat er van geen gedwongen handelingen tussen partijen
sprake is geweest, beroept gedaagde zich op het proces-verbaal van
politie. Hieruit blijkt dat het seksuele contact tussen partijen is
begonnen bij een cowboy- en indianenspel op zolder van het ouderlijk
huis. De rechtbank begrijpt de stellingen van eiseres evenwel dat dit
spel niet zozeer wordt verweten aan gedaagde als wel wat zich nadien
heeft afgespeeld op de slaapkamer van eiseres.

Gedaagde heeft eiseres gedurende ongeveer twee jaar vele malen benaderd,
terwijl zij in bed lag. Eiseres heeft zich tegen deze benadering niet
verzet, hetgeen geheel iets anders is dan het toestemmen daarin.

In het bed van eiseres streelde en beet gedaagde eiseres, vond manuaal
en oraal aanraken der geslachtsorganen plaats en volgens gedaagde zelve
geslachtelijk verkeer met elkaar.

Gedaagde heeft dusdoende eiseres geconfronteerd met een overschrijding
van de grenzen van de lichamelijke integriteit en heeft niet
gerespecteerd het lichaam van eiseres op seksueel gebied.

Gedaagde ook op zijn toenmalige leeftijd had moeten en kunnen begrijpen,
dat seksuele omgang met zijn zus mede gezien de jeugdige leeftijd van
zijn zus tot vorenvermelde aantasting van de persoon van eiseres zou
leiden.

Het handelen van gedaagde is niet alleen strafrechtelijk te kwalificeren
als een overtreding van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht, maar
ook civielrechtelijk levert dit handelen op een onrechtmatige daad
jegens eiseres.

Gedaagde was tijdens het plegen van de hem verweten en te verwijten
feitelijkheden onkundig van het feit, dat zowel zijn vader als zijn
oudere broer eveneens een incestueuze relatie met eiseres hadden.

Het door eiseres opgelopen psychisch letsel als onder de vaststaande
feiten vermeld is derhalve mede veroorzaakt door twee andere personen
dan gedaagde.

Hier is sprake van gelijktijdig werkende oorzaken, hetgeen leidt tot de
problematiek van het causaal verband tussen elk der oorzaken en het
schadelijk gevolg. In het algemeen zal bij gelijktijdig werkende
oorzaken de schadeomvang, die vooraf niet te voorzien was, ten laste
gebracht kunnen worden van ieder der daders.

In dit geval is de rechtbank evenwel van oordeel, dat er een nader
onderscheid gemaakt dient te worden.

De relatie vader-dochter en de incestueuze verhouding binnen deze
relatie gedurende een periode van ongeveer tien jaar is een dermate
ingrijpende gebeurtenis voor eiseres en een aantasting van haar
persoonlijk integriteit dat deze zeer diep op haar moet hebben
ingewerkt. Ook de incestueuze relatie tussen eiseres en een oudere dan
gedaagde zijnde broer gedurende een periode van ongeveer vier jaar moet
diep ingrijpende sporen bij eiseres hebben nagelaten. Het door eiseres
psychisch opgelopen letsel moet dan ook in hoofdzaak verweten worden aan
deze laatste twee relaties. Het causaal verband tussen gedaagdes
handelen en de psychische schade bij eiseres daar door veroorzaakt moge
dan geringer zijn in verhouding tot de twee andere oorzaken, doch
anderzijds is dit toch niet zo gering dat er geen rekening mee gehouden
mag worden.

Onbekendheid van en onvoorzienbaarheid voor gedaagde van de door eiseres
gestelde en niet weersproken gevolgen, welke de incestueuze relaties
voor eiseres teweeg hebben gebracht, leidt gezien de te verwijten
gedragingen van gedaagde er niet toe, dat hij voor deze gevolgen niet
aansprakelijk gesteld zou kunnen worden. Gezien de aard van de
aansprakelijkheid en van de schade als gevolg van de gedragingen van
gedaagde kan de schade als gevolg van deze handelingen hem worden
toegerekend.

Immateriele schadevergoeding acht de rechtbank in deze mogelik, nu
eiseres in haar persoon is aangetast. Deze vergoeding heeft een dubbele
functie: enerzijds dient zij om, zij het op onvolmaakte wijze, het door
eiseres ondergane leed goed te maken, anderzijds kan het geschokte
rechtsgevoel van eiseres worden bevredigd doordat van gedaagde een
opoffering wordt verlangd.

Eiseres vordert van gedaagde betaling ten titel van immateriele
schadevergoeding een bedrag van ƒ 35.000,–.

Bij toekenning van deze schadevergoeding dient de rechtbank te letten op
alle omstandigheden, waaronder de aard van de aansprakelijkheid, de
tussen partijen bestaande verhouding en hun beider draagkracht.
Toekenning mag niet

leiden tot kennelijk onaanvaardbare gevolgen voor een van hen beiden. De
rechtbank acht daartoe het volgende van belang. Zoals reeds overwogen is
gedaagde ten dele aansprakelijk ook voor wat de gevolgen betreft. De
leeftijd van gedaagde ten tijde van het voorvallen der gebeurtenissen
speelt een rol, nu gedaagde zelve op jeugdige leeftijd was toendertijd,
zodat hem geen attitude van een volwassene mag worden aangerekend. Het
tijdsverloop speelt een rol in die zin dat sindsdien vele omstandigheden
zijn gewijzigd. Gedaagde in inmiddels getrouwd en vader van twee
kinderen.

Vaststaat tussen partijen dat gedaagde nimmer lichamelijk geweld heeft
gebruikt of met geweld gedreigd heeft.

Bij zijn verhoor door de politie heeft gedaagde de feiten zonder meer
bekend. Gedaagde heeft thans een inkomen van ƒ 1.651,84, waaruit hij in
het levensonderhoud dient te voorzien van een gezin van twee volwassenen
en twee kinderen.

De rechtbank zal de hoogte van de schadevergoeding naar redelijkheid en
billijkheid bepalen met inachtneming van vorenvermelde omstandigheden.

Hiertoe overgaand acht de rechtbank een bedrag vanƒ 4.000,– in
overeenstemming met de maatstaven der wet. De rechtbank zal gedaagde tot
betaling van dit bedrag veroordelen en hem tevens als de in het ongelijk
gestelde partij veroordelen in de kosten van dit geding.

BESLISSING

Veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van een bedrag van ƒ
4.000,– (VIERDUIZEND GULDEN), vermeerderd met de wettelijke rente
daarover vanaf 15 januari 1988 tot de dag der voldoening.

Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

Veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding aan de zijde van
eiseres gevallen, welke kosten tot heden worden begroot op f.2.017,95
(TWEEDUIZEND ZEVENTIEN GULDEN EN VIJFENNEGENTIG CENT).

Veroordeelt gedaagde van vorenstaande kostenveroordeling te voldoen aan
eiseres wegens griffierecht een bedrag vanf.400,–. Veroordeelt gedaagde
van vorenstaande kostenveroordeling te voldoen aan de griffier der
gerechten in het arrondissement Roermond (postrekening ….):

-wegens exploitkosten van deurwaarder M.J. Havenkamp ƒ 67,95 te
Venlo

-wegens salaris van de procureur van eiseres f.1.550,-
– __________

f.1.617,95
Ontzegt het meer gevorderde.

Rechters

Mr. Schrickx