Instantie: Rechtbank Maastricht, 12 december 1988

Instantie

Rechtbank Maastricht

Samenvatting


De moeder verzoekt de kinderrechter om nakoming van de omgangsregeling
door middel van een dwangsom. De kinderrechter wijst dit verzoek af omdat
aan de niet met het gezag belaste partij geen verplichting is opgelegd om van
de geboden omgangsregeling gebruik te maken. Uit een door de rechter
getroffen omgangsregeling vloeit de verplichting voort voor de partij die met
het gezag is bekleed, om de partij die niet met het gezag is belast in de
gelegenheid te stellen omgang te hebben

Volledige tekst

De kinderrechter in de Arrondissementsrechtbank te Maastricht,
rechtdoende in burgerlijke zaken;

gezien het verzoekschrift, ingediend door Mr R.A. Haverhoek, namens de
moeder tot het treffen van een omgangsregeling tussen de vader en hun bij de
moeder-voogdes verblijvende kinderen, te weten:

– Gonnie Christel, geboren te Geleen op 9 november 1974, en

– Suzanne Mathea, geboren te Geleen op 9 november 1974;

gelet op het op 28 november 1988 gevoerde verweer door Mr E.H.J.M.
Dohmen namens de vader;

gelet op het op 28 november 1988 gehouden verhoor, blijkens daarvan
afzonderlijk opgemaakt proces-verbaal;

overwegende dat verzoekster beoogt door middel van een dwangsom nakoming
af te dwingen van de omgangsregeling vastgelegd bij Onze beschikking d.d. 30
september 1985, aangezien de vader door zich niet aan deze regeling te houden
— hij slaat soms maanden over en beperkt de omgang tot een enkel uur — de
tweeling te kort doet;

overwegende dat ten onrechte verzoekster zich beroept op publicaties in
NJ 1983, nrs. 610, 611, 613 en 614, aangezien de daarin vermelde uitspraken
alle betrekking hebben op de toepasbaarheid van de Eenvormige Wet op
veroordelingen tot nakoming van een verplichting;

overwegende dat bij een conform — onder andere — art. 161 van het BW
getroffen omgangsregeling er immers alleen sprake is van een door de rechter
opgelegde verplichting ten aanzien van een der partijen en wel die partij die
met het gezag over het kind is belast, in het onderhavige geval verzoekster;

overwegende dat ook uit de gebruikelijke door de rechter getroffen
omgangsregelingen, althans uit de bewoordingen van Onze beschikking d.d. 30
september 1985, niet anders valt op te maken dan dat de gezagsdrager de
verplichting heeft om iets te doen en wel de ouder die niet met het gezag
belast is in de gelegenheid te stellen omgang te hebben;

overwegende dat al het overige in het dictum van voormelde
beschikkingen, althans de beschikking van 30 september 1985, geen andere
strekking heeft dan van voormelde verplichting de omvang te bepalen onder meer
door het stellen van voorwaarden omtrent plaats, tijd en eventuele andere
beperkingen;

overwegende dat, voor zover er al sprake is van verplichtingen
voortvloeiende uit de beschikking voor de partij die niet met het gezag is
belast, deze alleen betekenen dat indien deze partij gebruik maakt van de
geboden gelegenheid tot omgang, daarbij de voormelde voorwaarden in acht
genomen dienen te worden;

overwegende dat nu de bewoordingen van de beschikking niet toelaten te
veronderstellen dat aan de niet met het gezag belaste partij een verplichting
is opgelegd om van de geboden gelegenheid tot omgang gebruik te maken, niet
alsnog de nakoming door middel van een dwangsom verzocht kan worden en
mitsdien verzoekster niet ontvangen wordt in haar verzoek;

Beschikkend

Verklaart verzoekster niet ontvankelijk;

Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad

Rechters

Mr. R.O.E.W. van der Pol, kinderrechter