Instantie: Gerechtshof Amsterdam, 30 november 1988

Instantie

Gerechtshof Amsterdam

Samenvatting


Arrest gewezen op het hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de
arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 14 juli 1987

Aan de verdachte is ten laste gelegd incest en ontucht met een eigen
kind, beide meermalen gepleegd

De raadsman had aangevoerd dat de dagvaarding nietig verklaard moet
worden omdat onvoldoende duidelijk is met betrekking tot de tijd waarop en de
plaats waar de ten laste gelegde feiten zouden zijn gepleegd

Het hof overweegt dat aan de verdachte zeer duidelijk omschreven feiten
zijn ten laste gelegd. De aard van deze feiten brengt mee dat het
slachtoffer in het algemeen vaak pas veel later, wanneer het in geestelijk en
materieel opzicht niet meer afhankelijk is van de ouders, in staat is aangifte
daarvan te doen. Daaruit volgt dat een reconstructie van tijd en plaats van
ondergaan van de bedoelde handelingen niet meer met nauwkeurigheid mogelijk
is. In het onderhavige geval doet deze omstandigheid zich in versterkte
mate voor omdat het slachtoffer niet alleen thuis woonde bij haar ouders maar
ook als enige haar vader hielp met het werk op het land, waardoor zij
gedurende langere periodes alleen in het gezelschap van haar vader verkeerde
Daarom is het hof van oordeel dat de ten laste gelegde feiten, de
omschrijving van de periode waarin en de plaatsen waar deze zijn begaan
voldoende duidelijk is voor de verdachte om te weten welke feiten hem worden
verweten en voor het hof om deze te onderzoeken

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot
een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter

De raadsman van de verdachte voert aan dat de bekentenis van de
verdachte onder druk van de verbalisanten is afgelegd. Verbalisanten hebben
de verdachte voorgehouden dat zijn detentie voor 30 dagen verlengd zou worden
bij volharding in zijn ontkenning alsmede dat de verdachte met zijn gezin in
therapie zou kunnen gaan indien hij zou bekennen. Niet aannemelijk is
geworden, volgens het Hof, dat van het voorhouden van voornoemde mogelijkheden
een zodanige dwang is uitgegaan dat de bedoelde verklaring moet worden
aangemerkt als op onrechtmatige wijze te zijn verkregen

Het Hof overweegt dat verdachte zijn minderjarige dochter gedurende een
lange periode meermalen heeft verkracht en vanaf haar zeer jeugdige leeftijd
vele malen ontucht met haar heeft gepleegd. Aan de gevolgen van deze door
verdachte gepleegde ernstige inbreuken op haar lichamelijke integriteit lijdt
het slachtoffer nog steeds. Alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende
straf is een passende reactie op deze feiten. Anders dan de rechtbank ziet
het hof geen aanleiding een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te
leggen

De opgelegde straf is gegrond op de artikelen 57, 242, 245 en 249 van
het Wetboek van Strafrecht

Het hof veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd
van zes maanden

Volledige tekst

Rechters

Mrs. Steenbergen, Drion-van Rooijen en Donner-Coeterier, in tegenwoordigheid van Bekker als griffier