Instantie: Rechtbank Utrecht, 8 november 1988

Instantie

Rechtbank Utrecht

Samenvatting


X. verzoekt om een regeling inzake de omgang tussen hem en de
minderjarige.., natuurlijk kind van Y, voogdes van rechtswegen, van welke
minderjarige verzoeker als spermadonor de biologische vader is

Op 8 november heeft de kinderrechter vastgesteld dat het enkele feit van
levering van sperma geen gezinsleven, als bedoeld in artikel 8 lid 1 EVRM,
vestigt tussen donor en kind. Ook de afspraken die tussen partijen zijn
gemaakt zijn irrelevant daar het in ons rechtssysteem niet past bij
overeenkomst te beschikking over bevoegdheden en verplichtingen de
persoonlijke levenssfeer en familiebanden betreffende. Overeenkomsten over
een kind zijn nietig

Ook donorschap in combinatie met gemaakt afspraken cq. gesloten
overeenkomsten over een uit donorschap geboren kind leidt derhalve niet tot
ontvankelijkheid van een verzoek tot het treffen van een omgangsregeling.
De man kan op grond van de wekelijkse bezoeken in combinatie met zijn
donorschap in zijn verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling worden
ontvangen

De partner van de moeder die als sociaal ouder, tevens toeziend voogdes,
het kind mee opvoedt, moet in casu als belanghebbende worden aangemerkt

Op 14 december overweegt de kinderrechter dat wanneer omgang niet in
harmonie kan plaatsvinden een omgangsregeling een verstoring van een
gezinssituatie met zich meebrengt. De rechter zal steeds af moeten wegen of
deze verstoring in een bepaald geval opweegt tegen het belang dat kind en
volwassene hebben bij het behouden van een bestaande band dan wel in geval van
echtscheiding of daarmee gelijk te stellen situaties met het alsnog opbouwen
van een band met de niet verzorgende ouder

Volgens de kinderrechter vertoont de situatie van het met zaad van een
bekende donor verwekte kind de meeste overeenkomst met die van het adoptief
kind ten opzichte van zijn biologische ouders. Het uitgangspunt dient
daarbij dan ook te zijn: geen omgangsregeling met de donor tenzij er sprake is
van bijzondere omstandigheden die omgang in het kennelijk belang van het kind
doen zijn

In casu is duidelijk geworden dat de meningsverschillen van ideologische
aard, die verzoeker en gerequesteerden verdeeld houden, uitgegroeid zijn tot
dermate grote persoonlijke conflicten dat het niet in het belang van de
minderjarige moet worden geacht in die sfeer tegen de zin van beide sociale
ouders omgang te hebben met de donor

Volledige tekst

Gezien het verzoekschrift van X., wonende te (…), procureur mr. G.C.
van Kalmthout-Daniels, strekkende tot het vaststellen van een regeling inzake
de omgang tussen verzoeker en de minderjarige (…), natuurlijk kind van Y.,
voogdes van rechtswege, van welke minderjarige verzoeker als spermadonor de
biologische vader is;

Gezien het verweerschrift van Y., wonende te (…), procureur mr W.
Zeijlstra, advocaat mr A. Willems, strekkende tot niet-ontvankelijk
verklaring van verzoeker in zijn verzoek, althans tot afwijzing van zijn
verzoek als zijnde ongegrond;

Gezien het verweerschrift van Z. (vriendin van de moeder), wonende te
(…), procureur mr W. Zeijlstra, advocaat mr A. Willems, strekkende tot
niet-ontvankelijk verklaring van verzoeker in zijn verzoek, althans tot
afwijzing van zijn verzoek als zijnde ongegrond;

Gezien het nader verzoekschrift van X., strekkende tot niet-ontvankelijk
verklaring van verweerster in haar verweer;

Gelet op de overige stukken in het dossier, waaronder het advies van de
Raad voor de Kinderbescherming te Utrecht;

Gelet op het op 25 oktober 1988 gehouden verhoor, blijkens daarvan
opgemaakt proces-verbaal;

Overweegt:

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek:

De man heeft zijn verzoek primair gebaseerd op het feit dat hij, als
donor van het zaad waarmee het kind is verwekt, de biologische vader van het
kind is en alleen al daarom een als gezinsleven aan te merken betrekking met
dit kind heeft

Deze stelling is als strijdig met het wezen van het donorschap onjuist.
Door sperma beschikbaar te stellen langs de weg van donorschap, geeft de
donor te kennen niet als vader aangemerkt te willen worden. Er ontstaat door
donorschap geen gezinsleven als bedoeld in artikel 8 lid 1 EVRM

De man heeft voorts aan zijn verzoek ten grondslag gelegd de afspraken
die tussen partijen zouden zijn gemaakt over de omgang tussen de donor en het
te verwekken kind. Over de inhoud van die afspraken verschillen partijen van
mening

Een en ander doet echter niet ter zake daar het in ons rechtssysteem
niet past bij overeenkomst te beschikken over bevoegdheden en verplichtingen
de persoonlijke levenssfeer en familiebanden betreffende

Overeenkomsten over een kind zijn nietig

Ook donorschap in combinatie met gemaakte afspraken cq. gesloten
overeenkomsten over een uit donorschap geboren kind leidt derhalve niet tot
ontvankelijkheid van een verzoek tot het treffen van een omgangsregeling

De man heeft tenslotte zijn verzoek gegrond op het feit dat tussen hem
en het kind een emotionele band is ontstaan doordat hij de eerste acht
maanden na de geboorte iedere week omgang met het kind heeft gehad waardoor
tussen hem en het kind een als gezinsleven in de zin van artikel 8 lid 1 EVRM
aan te merken relatie is ontstaan

De man kan op grond van deze wekelijkse bezoeken in combinatie met zijn
donorschap in zijn verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling worden
ontvangen

Ten aanzien van het nadere verzoekschrift van de man, strekkende tot
niet-ontvankelijk verklaring in haar verweer van de partner van de moeder:

Op de procedure tot het vaststellen van een omgangsregeling op grond van
artikel 8 EVRM moeten primair de bepalingen van boek III, titel 7 RV., van
toepassing worden geacht. Voorzover deze titel geen regeling geeft zijn de
algemene regels voor verzoekschriftprocedures, zoals vervat in boek I titel
12 RV., van toepassing. Daar in boek III, titel 7, niet is bepaald wie een
verweerschrift kan indienen, is artikel 429h RV. toepasselijk. Hierin wordt
aan iedere belanghebbende het recht gegeven een verweerschrift in te dienen

De partner van de moeder die als sociaal ouder, tevens toeziend voogdes,
het kind mee opvoedt, moet in casu als belanghebbende worden aangemerkt

Met betrekking tot de vraag of een omgangsregeling onder de gegeven
omstandigheden in het belang van het kind is te achten, dient een nadere
behandeling plaats te vinden

BESCHIKT:

Verklaart rekwestrant ontvankelijk in zijn verzoek

Verklaart mevrouw Z., als belanghebbende, ontvankelijk in haar verweer

Bepaalt dat de voortzetting van de behandeling zal plaatsvinden ter
zitting van de kinderrechter in deze rechtbank van donderdag 1 december 1988
te 10.00

Rechters

Mr. A.C. Quik-Schuijt, kinderrechter