Instantie: Gerechtshof Den Haag, 17 februari 1988

Instantie

Gerechtshof Den Haag

Samenvatting


Appellanten hebben geintimeerde voor de president van de
arrondissemtensrechtbank te Den Haag in kort geding gedagvaard en hebben
gevorderd dat de Staat wordt bevolen de inschaling van de ex-hoofden van
kleuterscholen in te trekken, althans deze inschaling buiten werking te
stellen en eiseressen in te schalen op dezelfde wijze als haar mannelijke
collega’s en subsidiair de Staat te bevelen de inschaling van ex-hoofden van
kleuterscholen in overeenstemming te brengen met de wetsartikelen inzake
gelijke behandeling

De president heeft bij vonnis van 18 juli 1986 het gevorderde afgewezen

In hoger beroep hebben appellanten hun vordering vermeerderd, dat ten
aanzien van A. c.s. artikel B2 van het Besluit overgangsmaatregelen
basisonderwijs 1985 buiten werking wordt gesteld – en gewijzigd

Het hof is van mening dat verschil in leidinggevende ervaring een
objective rechtvaardigingsgrond is en dat onvoldoende is gebleken van een
ongerechtvaardigd onderscheid tussen mannen en vrouwen in de zin van artikel
1637ij van het BW respectievelijk artikel 1 van de Wet gelijke behandeling van
mannen en vrouwen in de burgerlijke openbare dienst als door A. c.s. gesteld,
zodat reeds om die reden het bestreden vonnis dient te worden bekrachtigd en
de vorderingen voorzover in hoger beroep vermeerderd en gewijzigd dienen te
worden afgewezen

Volledige tekst

Rechters

Mrs. Van Deth, vice-president, Jonkers, raadsheer, en Ellis,raadsheer-plaatsvervanger