Instantie: Centrale Raad van Beroep, 13 november 1986

Instantie

Centrale Raad van Beroep

Samenvatting


De vraag is of voorzieningen die aan gehuwde militairen worden toegekend
mogen worden onthouden aan de militair die samenwoont. De Raad overweegt
eerst dat ook de ambtenarenrechter moet vermijden de plaats van de wet- of
regelgever dan wel die van het bestuur in te nemen. De rechter dient
besluiten als de onderhavige te toetsen aan bindende normen van geschreven en
ongeschreven recht en bij invulling van met name de normen van ongeschreven
recht de heersende rechtsovertuiging en de daarin optredende ontwikkelingen
mede in de afweging te betrekken. De Raad is, gelet op het vele dat op dit
terrein reeds heeft plaatsgevonden en nog plaats vindt en op de opvattingen
die over deze problematiek kunnen worden waargenomen, tot de conclusie gekomen
dat de rechtsontwikkeling op dit terrein zover is voortgeschreden dat gehuwden
enerzijds en samenwonenden op grond van een notarieel samenlevingscontract
anderzijds, niet meer als ongelijke gevallen kunnen worden aangemerkt. De
voorzieningen mogen om deze reden niet aan deze samenwonenden worden
onthouden. Het bepalen voor dit soort zaken is arbitrair, maar de Raad
meent het te moeten stellen op 1 januari 1985. Met noot

Volledige tekst

Rechters

Mrs. Boesjes, De Lange, Van der Holst