Instantie: Commissie gelijke behandeling, 26 augustus 1986

Instantie

Commissie gelijke behandeling

Samenvatting


Bij een reorganisatie werden alle vrouwen ontslagen, terwijl de mannen
wel in dienst konden blijven omdat zij tijdens hun werk bijscholing hadden
genoten. Aan de vrouwen werd dat destijds geweigerd

Stand van zaken: uit angst voor gerechtelijke procedures werden de ontsl
agen ongedaan gemaakt. In 1986 werd een kort geding aangespannen waarin ook
studiefaciliteiten en juiste inschaling wat betreft loon werd geeist. Dit
werd verloren. Ook het ingestelde hoger beroep werd verloren. Er werd
cassatie ingesteld, maar het cassatieverzoek werd weer ingetrokken nadat
partijen tot een schikking waren gekomen

Er is advies gevraagd bij de Commissie gelijke behandeling

Jaarverslag 1985 no. 10, 1986 no. 40, 1987 no. 6

Volledige tekst

1. DE AANVRAAG

1.1 Op 21 augustus 1985 heeft mw mr T. Spronken namens mw M.
Maessen-Timmers uit Bunde verder te noemen aanvraagster, de Commissie gelijke
behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid, verder te noemen de
commissie, verzocht haar zienswijze kenbaar te maken ten aanzien van de vraag
of door de Montfort-stichting in Bunde, verder te noemen werkgever, ten
nadele van aanvraagster hetzij onmiddellijk onderscheid is gemaakt tussen
mannen en vrouwen dan wel onderscheid tussen gehuwden en ongehuwden als
bedoeld in de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (Stb. 1980, nr.
86) (WGB). Tevens heeft mw.mr. F. Spronken namens aanvraagster op 19
september 1985 de Commissie verzocht advies uit te brengen over aanvraagster
aanspraak op gelijke beloning als bedoeld in de Wet gelijk loon voor vrouwen
en mannen (Stb. 1975, nr. 129) (WGL)

1.2 Aanvraagster is vanaf 1973 werkzaam bij werkgever als huishoudelijke
hulp

Zij verrichtte haar werkzaamheden binnen de dienst Huishoudelijke
Technische Begeleiding en Verzorging (HTBV), welke werkzaamheden een min of
meer pedagogisch karakter hebben ten opzichte van de pupillen van werkgever

In haar functie is niet slechts van belang dat huishoudelijke
werkzaamheden worden verricht, maar tevens dat door de medewerkers gesprekken
worden gevoerd met pupillen, waaruit een nadere begeleiding kan worden
opgezet

1.3 In 1984 zijn de mannelijke medewerkers van de HTBV welke normaliter
de avond- en nachtdienst draaiden volgens aanvraagster ondergebracht in een
nieuwe dienst de zogenaamde Pedagogische Dienst (PD). Inhoudelijk zou aan
hun werkzaamheden niets zijn veranderd

Diegenen die ten tijde van de adviesaanvraag werkzaam waren in de PD
hebben op hun verzoek destijds toestemming gekregen om bepaalde
applicatiecursussen te volgen, aldus aanvraagster

Het herhaaldelijk verzoek van aanvraagster om toestemming voor het
volgen van cursussen teneinde haar eigen werk beter te kunnen verrichten en
haar promotiekansen te vergroten is niet gehonoreerd door werkgever

1.4 In 1984 was werkgever voornemens een reorganisatie door te voeren
waardoor de HTBV zou komen te vervallen. Binnen de PD zouden in het kader
van deze reorganisatie geen ontslagen vallen terwijl alle medewerkster bij de
HTBV zouden worden aangenomen, teneinde de PD medewerkers de mogelijkheid te
geven zich (nog) meer bezig te houden met inhoudelijk pedagogische taken

1.5 Volgens aanvraagster ligt de ongelijke behandeling daarin, dat door
de afsplitsing van mannelijke medewerkers een veiligstelling van hun baan
gerealiseerd kan worden, terwijl de overblijvende vrouwelijke medewerkers nu
allen ontslagen zouden worden; bovendien werden aan mannelijke medewerkers
wel kansen geboden om cursussen te volgen dit in tegenstelling tot aan de
vrouwelijke medewerkers

1.6 Aanvraagster is van mening dat in strijd met de W.G.L. werd
gehandeld aangezien zij was ingeschaald als huishoudelijke kracht, terwijl
zij dezelfde werkzaamheden verrichten als de mannelijke begeleiders die waren
ondergebracht in de pedagogische dienst; zij vergelijkt zich hierbij met name
met de heer P. Giesen, verder te noemen maatman

2. DE ONDERZOEKEN

2.1 De Commissie heeft de verzoeken van aanvraagster in behandeling
genomen en een onderzoek ingesteld, zowel naar de aanspraak op gelijk loon
als naar de procedure rondom de reorganisatie en de scholingsmogelijkheden

2.2 Werkgever heeft met betrekking tot de aanvraag schriftelijk
inlichtingen verstrekt op 15 januari 1985, (in het kader van een
adviesaanvraag van een collega van aanvraagster)

Werkgever heeft op 8 mei 1985 aanvullende informatie verstrekt. Tevens
zijn inlichtingen ingewonnen bij het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid
en Cultuur

8 augustus 1985 heeft werkgever opnieuw informatie verstrekt. 21
augustus 1985 ontving de Commissie opnieuw informatie van aanvraagster, welke
informatie op 3 en 7 januari 1986 door haar werd aangevuld

Door de Loontechnische Dienst is tenslotte onderzoek ingesteld op 26
maart 1986, 29 april 1986 en 6 mei 1986 (bij werkgever) en op 16 april 1986
bij aanvraagster

Ontwikkelingen in de organisatie hebben er toe bij gedragen dat de
behandeling zo lang heeft geduurd

De Commissie heeft de aanvraag besproken in de vergadering van 19
augustus 1986

3. HET ONDERZOEK GELIJK LOON

3.1 De Commissie is nagegaan of aanvraagster een aanspraak als bedoeld
in artikel 2 van de Wet gelijk loon voor vrouwen en mannen heeft en, zo ja,
of het loon van aanvraagster daarmee in overeenstemming is

3.2 Artikel 2, van de Wet gelijk loon voor vrouwen en mannen luidt:

Uit een arbeidsovereenkomst heeft een werknemer jegens de werkgever
aanspraak op een loon dat gelijk is aan het loon dat een werknemer van de
andere kunne voor arbeid van gelijke waarde pleegt te ontvangen

Artikel 3, eerste lid, van diezelfde wet luidt:

Bij de vergelijking van de in artikel 2 bedoelde lonen wordt uitgegaan
van het loon dat in de onderneming waar de werknemer in wiens belang de
loonvergelijking wordt gemaakt, door een werknemer van de andere kunne voor
arbeid van gelijke waarde danwel, bij gebreke daarvan, voor arbeid van
nagenoeg gelijke waarde pleegt te worden ontvangen

Artikel 4 luidt:

Voor de toepassing van artikel 2 wordt arbeid gewaardeerd volgens een
deugdelijk stelsel van functiewaardering, waarbij zoveel mogelijk wordt
aangesloten bij het stelsel dat gebruikelijk is in de onderneming waar de
belanghebbende werknemer werkzaam is. Bij gebreke van een zodanig stelsel
wordt de arbeid, gelet op de beschikbare gegevens, naar billijkheid
gewaardeerd

Artikel 5, eerste lid, luidt:

Voor de toepassing van artikel 2 wordt het loon van de belanghebbende
werknemer geacht gelijk te zijn aan het loon dat een werknemer van de andere
kunne voor arbeid van gelijke waarde pleegt te ontvangen, indien het is
berekend op grondslag van gelijkwaardige maatstaven

3.3 Het tehuis van werkgever beoogt werkende en studerende jongeren en
jongvolwassenen, die vastgelopen zijn, begeleiding te geven, zodat ze (weer)
zelfstandig kunnen functioneren. Deze begeleiding bestaat voornamelijk uit
het aanleren van sociale vaardigheden

De bewoners zijn o.a. ex-psychiatrische patienten, oud-pupillen van de
kinderbescherming en ex-patienten van verpleeginrichtingen en
revalidatiecentra (bijvoorbeeld met hersenbeschadigingen en epileptische
aanleg)

Vanaf januari 1982 valt er een toename van het aantal psychiatrische
patienten te bespeuren

De bewoners verblijven gemiddeld 2,5 a 3 jaar in het tehuis. De
opnameleeftijd is 18-35. Er zijn ongeveer 40 bewoners

Qua bezetting bestaat de organisatie uit:

(p.t.) = part-time)

– Directeur 1 medewerk(st)er – Adjunct-directeur 1 ” ” – Administratie 2
” ” (1 p.t.) – Maatschappelijk werk 1 ” ” – Maatschappelijk werk/coerdinatie
1 ” ” (p.t.) – Psycholoog 1 ” ” (p.t.) – Pastor 1 ” ” (p.t.) – Huishoudelijke
dienst 6 ” ” (p.t.) – Pedagogische dienst 4 ” ” – Onderhoudsdienst + 2 ” ” (1
p.t.) Technische Dienst – Verzorgende Dienst 4 ” ” (3 p.t.)

4. WAARDE VAN DE ARBEID

4.1 Aanvraagster is sedert 29 oktober 1973 werkzaam als huishoudelijke
hulp binnen de HTBV

Van de functie van HTBV zoals die nu bestaat (sinds de oprichting van de
pedagogische dienst waarbinnen gekwalificeerde-(MBO) medewerk(st)ers werkzaam
zijn, evenals van de functie van HTBV, zoals deze was ten tijde van de
adviesaanvraag is door werkgever een functie-omschrijving opgesteld. De
werkzaamheden kunnen worden samengevat als:

Directe begeleidingstaken (rechtstreeks op de technische en
huishoudelijke begeleiding en verzorging gericht)

– lichamelijke en materiele verzorging

– individuele benadering van de client

– het meehelpen aanbrengen van structuur waar binnen een client zichzelf
kan zijn en van waaruit hij kan exploreren

Indirecte begeleidingstaken

– het noteren en rapporteren van relevante gegevens voor de normale
journalering

– het inbrengen van gegevens bij interne besprekingen, de
praktijkbegeleiding en de overlegstructuren

– het mee weten te bevorderen van de communicatie binnen het totale team
van medewerkers

– het verplicht deelnemen aan in-service-training en/of supervisie

Uit gesprekken met 2 HTBV medewerksters en de advocate van aanvraagster,
waarbij aanvraagster aanwezig was in de volgende beeldvorming omtrent de
HTBV-functie, zoals die in 1984 was, ontstaan

Werkzaamheden:

– Het verrichten/begeleiden van huishoudelijke werkzaamheden (zoals
koken, poetsen etc.)

– Het bespreken van problemen met de clienten en het samen zoeken naar
oplossingen en/of verwijzen

– Het leren opgaan met geld (budgetteren)

– Het onderhouden van externe contacten, zoals met diverse
hulpverleningsorganisaties (bijvoorbeeld Jeugd en Gezin)

– Het controleren van het medicijngebruik van de clienten

– Het bijhouden van een journaal in extenso betreffende de clienten

– Het bespreken van probleemgevallen met de adjunct-directeur (en in een
latere fase met de maatschappelijk werker/coerdinator)

4.2 De maatman is op 18 januari aangesteld als pedagogische medewerker
in opleiding

Van de functie van pedagogische medewerker is eveneens door werkgever
een functie-omschrijving gemaakt (de functie-omschrijving van groeps-opvoeder
is hiervoor gebruikt)

De werkzaamheden kunnen worden samengevat als:

Directe opvoedingstaken

– de geestelijke, lichamelijk en materiele verzorging;

– het hanteren van de woon-/leefgroep;

– de individuele benadering;

– de structurering van de woon-/leefgroep

Indirecte opvoedingstaken

– het noteren en rapporteren van observatiegegevens;

– het inbrengen van gegevens bij interne besprekingen;

– het bevorderen van communicatie in het opvoedingsteam;

– het deelnemen aan in-service-training en/of supervisie en/of
casebesprekingen;

– pedagogische bezinning

4.3 Beide functies zijn vervolgens conform het bepaalde in artikel 4 van
de Wet gelijk loon voor vrouwen en mannen gewaardeerd volgens het
functieklassificatiesysteem ORBA

De resultaten van deze waardering zijn voor de huidige functie van
aanvraagster Loontechnische Dienstniveau 20 (35-70 punten ORBA)

De functie van HTBV in het verleden is, aangezien deze functie in de
praktijk gegroeid is, niet exact met een functiewaarderingsmethode te
waarderen, doch op basis van vergelijking (ranking) met de pedagogische
medewerker en de huidige HTBV-functie kan worden geconcludeerd dat deze
functie maximaal overeenkomt met Loontechnische Dienstniveau 30 (70-92,5
punten ORBA)

De functie van maatman is gewaardeerd op Loontechnische Dienstniveau 41
(150-165) punten ORBA)

4.4 Bij de waardering is rekening gehouden met het volgende:

In verband met het tekort aan gekwalificeerd pedagogisch personeel is
aanvraagster bepaalde lacunes gaan opvullen teneinde de clienten op een
behoorlijke wijze op te vangen c.q. te begeleiden

Bij het indiensttreden van gekwalificeerde medewerkers zijn deze
“oneigenlijke HTBV-taken” voor het grootste gedeelte weer overgenomen door
deze medewerkers

5. AANSPRAAK OP GELIJK LOON

5.1 Op grond van het in paragraaf 4 vermelde komt de Commissie tot de
conclusie dat ten aanzien van de functie van aanvraagster en de functie van
de maatman niet gesproken kan worden van arbeid van gelijke, dan wel nagenoeg
gelijke waarde, als bedoel in artikel 2 jo, artikel 3, eerste lid, van de Wet
gelijk loon voor vrouwen en mannen

5.2 De commissie spreekt dan ook als haar oordeel uit dat aanvraagster
geen aanspraak heeft op een loon van de maatman

5.3 Een onderzoek naar de vraag of het loon van aanvraagster is berekend
op grondslag van gelijkwaardige maatstaven als het loon van de maatman kan
derhalve achterwege blijven

6. HET ONDERZOEK GELIJKE BEHANDELING

6.1 De Commissie is nagegaan of ten nadele van aanvraagster onderscheid
is gemaakt als bedoeld in het bij artikel 1 van de Wet gelijke behandeling
van mannen en vrouwen ingevoerde artikel 1637ij, eerste lid, van het
Burgerlijk Wetboek (BW)

6.2 Artikel, eerste lid, BW luidt:

De werkgever mag geen onderscheid maken tussen mannen en vrouwen, hetzij
onmiddellijk, hetzij middellijk bij voorbeeld door verwijzing naar de
echtelijke staat of de gezinsomstandigheden, bij het aangaan van de
arbeidsovereenkomst, bij de bevordering en bij de beëindiging van de
arbeidsovereenkomst. Niet onder de arbeidsvoorwaarden zijn begrepen
uitkeringen of aanspraken ingevolge pensioenregelingen. Het in de eerste zin
van dit artikel bepaalde is niet van toepassing in die gevallen waarin het
geslacht bepalend is

7. RESULTAAT VAN HET ONDERZOEK

7.1 Met betrekking tot de verlening van studiefaciliteiten voor een
sociaal pedagogische MBO-opleiding is het volgende relevant

De MBO-opleiding is door werkgever als eis gesteld voor de functie van
pedagogische medewerker

Door werkgever is te kennen gegeven dat het volgen van deze studie (in
de eigen tijd en op eigen kosten) de kans vergrootte om in aanmerking te
komen voor de functie van pedagogisch medewerker

7.2 Maatman, de toenmalige nachtportier is aangesteld als pedagogisch
medewerker in opleiding

Hij heeft een financiele tegemoetkoming ontvangen voor de voorbereidende
PBNA-opleiding en de MBO-SD

Buitengewoon (studie-)verlof is hem niet verleend, aangezien de
personeelsbezetting van de PD dit niet toeliet

Maatman heeft dit geaccepteerd omdat hij het vanzelfsprekend vond om
enig eigen initiatief te ontplooien teneinde een hoger gekwalificeerde
functie te verwerven

De overige (in juni 1986 in dienst zijnde) pedagogische medewerkers
beschikten bij aanstelling reeds over een sociaal-pedagogische MBO-opleiding

In de cao-welzijnswerk waaronder werkgever valt, staat: artikel 39:

“lid 1: Aan de werknemer, die een opleiding volgt welke naar het oordeel
van de werkgever in het belang van het werk en/of de werksoort is en
voortvloeit uit zijn functie en/of te verwachten functie(s) binnen de
instelling, kan een tegemoetkoming in de studiekosten overeenkomstig de
bepalingen van de uitvoeringsregelingen Studiefaciliteiten I worden toegekend

lid 2: Voor het volgen van een opleiding, als bedoeld in lid 1 wordt
buitengewoon verlof verleend overeenkomstig de bepalingen van de
uitvoeringsregeling Studiefaciliteiten

lid 3: De werkgever dient, bij de afweging aan welke werknemer(s) hij
studiefaciliteiten zal verlenen, voorrang te geven aan de werknemer(s) die
niet beschikken over het voorkeursopleidingsniveau voor de functie die ze
uitoefenen

7.3 Tijdens het onderzoek is gebleken dat met betrokkenen over de
reorganisatie te weinig overleg vooraf heeft plaatsgevonden

Bij de aanstelling van de pedagogische medewerk(st)ers is de in de
praktijk gevormde functie van HTBV (met “oneigenlijke” taken) voor het
grootste gedeelte uitgehold

Hiernaast werd tot een reorganisatie besloten, die onder meer inhield
dat de clienten het huishoudelijk werk zelf zouden gaan verrichten. Zodoende
werd de reeds uitgeholde functie HTBV geheel overbodig

Aanvraagster en ook de andere HTBV’ers zagen en zien e.e.a. als een
motie van wantrouwen tegen hun functioneren in de voorbije jaren, ook al
hebben de oorspronkelijke reorganisatieplannen geen doorgang gevonden

8. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE

8.1 Aangezien aanvraagster in principe voldoende gekwalificeerd was voor
haar werkzaamheden als huishoudelijke hulp (als hoedanig zij was aangesteld)
acht de Commissie het reeel dat zij (in eerste instantie) niet in aanmerking
kwam voor de studiekostenregeling als omschreven in 7.2, dit in tegenstelling
tot maatman

8.2 Ten aanzien van de reorganisatie overweegt de Commissie het volgende
Noodgedwongen heeft werkgever werkzaamheden door aanvraagster laten
verrichten die feitelijk niet tot haar functie behoorden, maar tot die van
een pedagogische medewerker

Zodra de bezetting van de Pedagogische Dienst het toeliet zijn de
werkzaamheden daar weer ondergebracht

De Commissie heeft er begrip voor, dat aanvraagster het schuiven met
werkzaamheden als uitholling van haar functie heeft ervaren

Dit klemt des te meer nu bovendien ten gevolge van een verdergaande
reorganisatie haar functie als geheel zou komen te vervallen

Het enkele feit dat de HTBV geheel uit vrouwen bestaat, is onvoldoende
om ongelijke behandeling aan te nemen. De Commissie heeft geen feiten of
omstandigheden kunnen vaststellen die ongelijke behandeling in deze
aannemelijk maken

9. OORDEEL VAN DE COMMISSIE

9.1 De Commissie komt op grond van hetgeen in de vorige paragrafen is
vermeld tot het oordeel dat werkgever door aanvraagster, die was aangesteld
als huishoudelijke hulp niet tegemoet te komen in eventuele studiekosten geen
onderscheid heeft gemaakt tussen mannen en vrouwen

Tevens is de Commissie van oordeel dat niet is gebleken van ongelijke
behandeling ten nadele van aanvraagster bij de herverdeling van werkzaamheden
tussen HTBV en de PD

9.2 De Commissie heeft vastgesteld dat met betrekking tot het verlenen
van studiefaciliteiten door werkgever ten nadele van aanvraagster geen
onderscheid is gemaakt als bedoeld in het bij artikel 1 van de Wet gelijke
behandeling van mannen en vrouwen ingevoerde artikel 1637ij eerste lid van
het Burgerlijk Wetboek

Voorts heeft de Commissie niet kunnen vaststellen dat door werkgever in
het kader van de reorganisatie onderscheid is gemaakt tussen mannen en
vrouwen als bedoeld in genoemd artikel

Tenslotte spreekt de Commissie als haar oordeel uit dat aanvraagster
geen aanspraak heeft op een loon dat is berekend op basis van gelijkwaardige
maatstaven als het loon van maatman, als bedoeld in de Wet gelijk loon voor
vrouwen en mannen

9.3 Overeenkomstig artikel 10 van de Wet gelijk loon voor vrouwen en
mannen en artikel 6, eerste lid van de Wet gelijke behandeling van mannen en
vrouwen heeft Commissie haar advies/zienswijze kenbaar gemaakt aan
aanvraagster en werkgever

Rechters

Mr. J.A. van den IJssel, voorzitter, drs. M.J.M. van Randwijck-van dePoll