Instantie: Kantonrechter Brielle, 5 augustus 1986

Instantie

Kantonrechter Brielle

Samenvatting


Vrouw werkte als schoonmaakster in dienst van een school en werd
ontslagen zonder ontslagvergunning. Ze vorderde nietigverklaring van het
ontslag en doorbetaling van loon bij de kantonrechter. Deze verklaarde haar
niet-ontvankelijk: in een beschikking ex art 2 lid 2 BBA zijn onder andere
concierges van de werking van de BBA uitgezonderd en “een schoonmaakster dient
te worden gezien als een verlengstuk van een concierge voor bepaalde taken.”

BESLISSING RECHTENVROUW: accoord met garantstelling voor hoger beroep
Veel vrouwen verliezen op grond van dergelijke dubieuze redeneringen hun
ontslagbescherming

AFLOOP: zaak werd ingetrokken. Er werd een schikking getroffen en de
vrouw had inmiddels een andere baan gevonden

Jaarverslag 1986 no. 5, 1987 no. 5

Volledige tekst

OVERWEGENDE TEN AANZIEN VAN DE FEITEN:

Op de bij inleidend verzoekschrift omschreven gronden, welke voor
herhaald in dit vonnis gelden, heeft eisende partij gesteld en
dienovereenkomstig voor eis doen concluderen:

dat bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

– nietig zal worden verklaard de beëindiging van de dienstbetrekking per
31 december 1985;

– gedaagde zal worden veroordeeld om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs
van kwijting te betalen:

a. na- en doorbetaling van haar loon ad ƒ 543,75 bruto/ ƒ 433,30 netto
per maand met ingang van 1 januari 1986 tot aan de dag dat aan het
dienstverband op regelmatige wijze een einde zal zijn gekomen, met aftrek van
het over deze periode eventueel nog te ontvangen ziekengeld;

b. vergoeding van het vakantiegeld, zijnde 7 1/2 % van het bruto
jaarloon tot aan de dag dat aan dienstverband op regelmatige wijze een eind
zal zijn gekomen;

een en ander onder de verplichting om eventueel terzake verschuldigde en
door de werkgever in te houden en af te dragen belastingen, heffingen en
premies ten behoeve van eiseres af te dragen aan de desbetreffende ontvanger;

met verhoging (voor zover mogelijk) als bedoeld in artikel 1639 q BW van
50 % over voornoemde bedragen;

c. de wettelijke rente over de hierboven onder a en b gevorderde
bedragen – inklusief de verhoging ex artikel 1638 q BW – te rekenen vanaf
februari 1986;

d. kosten rechtens

Gedaagde heeft een schriftelijke conclusie van antwoord met diverse
producties doen overleggen

Eiseres heeft een schriftelijke conclusie van repliek met diverse
producties doen overleggen

Gedaagde heeft een schriftelijke conclusie van dupliek met diverse
productie doen overleggen

De inhoud van voormelde gedingstukken dient als hier overgenomen en
ingelast te worden beschouwd

De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden

OVERWEGENDE TEN AANZIEN VAN HET RECHT:

Eiseres, die sedert 1 augustus 1984 als schoonmaakster van een school te
Hellevoetsluis in dienstbetrekking is bij gedaagde tegen een loon van ƒ
543,75 bruto per maand exclusief 7 1/2 % vakantieuitkering, doch wier
dienstbetrekking op 31 december 1985 door gedaagde is beeindigd zonder
toestemming van de directeur van het gewestelijk arbeidsbureau, vordert van
gedaagde betaling van ƒ 543,75 bruto per maand sedert 1 januari 1986 alsmede
7 1/2 % vakantiegeld, alles met de wettelijke verhoging

Gedaagde heeft eiseresses vordering betwist, aanvoerende:

1. dat tussen partijen geen arbeidsverhouding in de zin van het BBA 1945
bestaat;

2. dat overigens het BBA 1945 niet van toepassing is

Eiseres heeft het verweer van gedaagde ontkend

Nu er sprake is van arbeid tegen een zeker loon, is een
arbeidsovereenkomst aanwezig. Gedaagde is geen overheidsorgaan en de Akte
van benoeming betekent derhalve niet dat eiseres in een ambtelijke functie is
aangesteld. Er is ten deze sprake van een verlengde arbeidsovereenkomst voor
bepaalde tijd. Volgens de wet is opzegging vereist wil een der partijen tot
beëindiging komen

In beginsel is voor elke opzegging van een arbeidsovereenkomst de
toestemming van de directeur van het gewestelijk arbeidsbureau nodig

De vraag is nu of eiseres onder de uitzonderingsbepalingen valt

Naar het oordeel van de kantonrechter is dit het geval, immers

1. blijkens de akten van benoeming van 21 februari 1985 en van 17 april
1985 kan eiseres tegen een ontslag in beroep komen bij de Commisie van beroep.
Deze rechtsbescherming betekent dat er geen taak is weggelegd voor de
directeur van het gewestelijk arbeidsbureau;

2. in het besluit van 14 februari 1953 wordt gesproken van amanuenses en
concierges bij bijzondere scholen voor voorbereidend hoger en middelbaar
onderwijs

Een schoonmaakster dient te worden gezien als verlengstuk van een
concierge voor bepaalde taken

Eiseres dient niet ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering

RECHTDOENDE IN NAAM DER KONINGIN:

Verklaart eiseres niet ontvankelijk in haar vordering

Verwijst eiseres in de kosten van het geding, welke kosten aan de zijde
van gedaagde partij worden begroot op ƒ 280,– zijnde het gemachtigde
salaris

Rechters

Mr. P. van Schravendijk, kantonrechter