Instantie: Rechtbank Zutphen, 1 mei 1986

Instantie

Rechtbank Zutphen

Samenvatting


De rechtbank spreekt de echtscheiding tussen partijen uit en veroordeelt
de man aan de vrouw ƒ 1.000,– (duizend gulden) per maand alimentatie te
betalen

Zie verder de uitspraken in deze zaak van de Rechtbank Zutphen, d.d. 15
augustus 1989, Rekestnummers 1655v/88 en 152v/89 en het Gerechtshof Arnhem
d.d. 16 januari 1990, rekestnummer 380/89

Volledige tekst

De arrondissementsrechtbank te Zutphen, eerste enkelvoudige kamer voor
burgerlijke zaken;

gehoord de eisende partij, verder te noemen de vrouw en gezien de
stukken;

overwegende ten aanzien van de feiten:

nadat tegen de gedaagde partij, verder te noemen de man, verstek is
verleend, heeft de vrouw bij naar de dagvaarding verwijzende conclusie van
eis gesteld en gevorderd zoals in de aan dit vonnis gehechte fotokopie van
die dagvaarding is te lezen; daarna zijn de processtukken overgelegd en is
vonnis gevraagd;

ten aanzien van het recht:

het gestelde met betrekking tot der partijen nationaliteit,
huwelijksvoltrekking, huwelijksgoederenregime en de geboorte van de thans nog
minderjarige kinderen staat als niet weersproken – en voorzover nodig
gestaafd door de overgelegde authentieke bescheiden – vast;

nu alle voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen
en de vordering tot echtscheiding de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond
voorkomt, moet deze als volgt worden toegewezen;

de met de hoofdvordering samenhangende vorderingen komen de rechtbank
evenmin onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze eveneens behoren te worden
toegewezen;

de beslissing omtrent de gezagsuitoefening over de minderjarige kinderen
van partijen en een eventueel door de vader te betalen bijdrage in de kosten
van verzorging en opvoeding zal worden aangehouden tot het hierna te bepalen
verhoor zal hebben plaatsgehad, omdat de raad voor de kinderbescherming
daarover dient te worden gehoord en de kinderen van partijen in de gelegenheid
dienen te worden gesteld omtrent die gezagsuitoefening hun mening aan de
rechtbank kenbaar te maken;

rechtdoende bij verstek:

spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op 19 november 1965 te
Brummen met elkander gehuwd;

veroordeelt de man van de dag, waarop dit vonnis zal zijn ingeschreven
in de desbetreffende registers van de burgerlijke stand, aan de vrouw voor
levensonderhoud te betalen de som van f.1000,– (duizend gulden) per maand
telkens bij vooruitbetaling te voldoen;

veroordeelt partijen, nadat dit vonnis zal zijn ingeschreven in de
desbetreffende registers van de burgerlijke stand, met elkaar over te gaan
tot scheiding en deling van de huwelijksgoederengemeenschap, met benoeming –
zo partijen niet binnen 14 dagen na deze inschrijving daaromtrent anders
zullen zijn overeengekomen – van L. Kostering, notaris ter standplaats
Deventer, tot de notaris, ten overstaan van wie de werkzaamheden van deze
scheiding en deling zullen plaatshebben op de door deze of de gekozen notaris
te bepalen plaats en tijd en tot onzijdige personen van mr. M.M. Setz,
advocaat te Deventer, om de vrouw en, van mr. J. ter Haar, advocaat te
Deventer, om de man als bewindvoerder op de voet van artikel 410, Boek 1, van
het Burgerlijk Wetboek te vertegenwoordigen, zo een van hen in gebreke blijft
op de voor die scheiding en deling bepaalde plaats en tijd te verschijnen, of
verschenen zijnde, mocht weigeren aan de scheiding en deling mede te werken;

bepaalt dat de vrouw met ingang van de dag, waarop dit vonnis in kracht
van gewijsde is gegaan, huurster zal zijn van de woning aan (…) te (…);

bepaalt, dat het verhoor van partijen ter voorziening in het gezag over
hun minderjarige kinderen: R., geboren op (…) te (…), I., geboren op
(…) te (…) zal plaatsvinden op een door de kinderrechter in deze zaak
nader te bepalen dag en uur; de procureur kan zich daaromtrent uitlaten ter
rolzitting van 12 juni 1986;

compenseert de kosten van dit geding aldus, dat iedere partij met de
eigen kosten belast blijft

Rechters

Mr. M.J. van Loo-Janssen