Instantie: President Rechtbank Maastricht, 19 december 1985

Instantie

President Rechtbank Maastricht

Samenvatting


Bij een reorganisatie werden alle vrouwen ontslagen, terwijl de mannen
wel in dienst konden blijven omdat zij tijdens hun werk bijscholing hadden
genoten. Aan de vrouwen werd dat destijds geweigerd

Stand van zaken: uit angst voor gerechtelijke procedures werden de ontsl
agen ongedaan gemaakt. In 1986 werd een kort geding aangespannen waarin ook
studiefaciliteiten en juiste inschaling wat betreft loon werd geeist. Dit
werd verloren. Ook het ingestelde hoger beroep werd verloren. Er werd
cassatie ingesteld, maar het cassatieverzoek werd weer ingetrokken nadat
partijen tot een schikking waren gekomen

Er is advies gevraagd bij de Commissie gelijke behandeling

Jaarverslag 1985 no. 10, 1986 no. 40, 1987 no. 6

Volledige tekst

OVERWEGENDE TEN AANZIEN VAN DE FEITEN

Eiseressen hebben krachtens mondeling door Ons verstrekte last gedaagde
doen dagvaarden ter Onzer terechtzitting van 12 december 1985 en ten dienden
dage, onder overlegging van producties geconcludeerd voor eis overeenkomstig
de inhoud van de hierna in fotocopie opgenomen dagvaarding en vervolgens de
stellingen der dagvaarding doen toelichten overeenkomstig de inhoud van de
hierna in fotocopie opgenomen pleitnota, waarna gedaagde onder overlegging
van producties heeft geconcludeerd voor antwoord overeenkomstig de inhoud van
de mede hierna in fotocopie opgenomen conclusie van antwoord

Partijen hebben vervolgens ieder haar respectieve standpunten nader
toegelicht, waarna Wij de uitspraak van het vonnis hebben bepaald op heden

OVERWEGENDE TEN AANZIEN VAN HET RECHT:

Voor hetgeen eiseressen vorderen hetgeen zij daaraan ten grondslag
leggen, wijzen Wij naar de hierboven in fotocopie opgenomen dagvaarding

Eiseressen stellen zich in dezen – kort samengevat – op het standpunt
dat gedaagde de op 5 juli 1985 tussen haar en – onder anderen – eiseressen
gemaakte afspraken met betrekking tot het functioneren van dezen niet is
nagekomen en dat zij ten detrimente van eiseressen heeft gehandeld en blijft
handelen in strijd zowel met de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen,
als met artikel 1637ij Burgerlijk Wetboek en zich dusdoende ten opzichte van
eiseressen schuldig maakt aan wanprestatie en onrechtmatige daad

De feiten en omstandigheden die eiseressen ter adstructie van deze
stellingen hebben aangevoerd, zijn echter, gelet ook op hetgeen gedaagde ter
bestrijding daarvan, ten aanzien van de juistheid van die feiten en
omstandigheden en omtrent de weergave daarvan door eiseressen heeft betoogd,
van zodanige ingewikkeldheid gebleken, dat Wij Ons van de beoordeling daarvan
en – mitsdien – van de daarop gebaseerde vorderingen, in kort geding menen te
moeten onthouden, te meer nog waar hiervoor bedoelde complexiteit Ons belet
de gevolgen van een door Ons te geven voorziening voldoende te overzien. De
gevraagde voorziening dient derhalve te worden geweigerd

Wij zullen de proceskosten compenseren, nu partijen hebben te kennen
gegeven geen bezwaar te hebben

Rechtdoende in kort geding, wijzen de vorderingen van eiseressen af,
compenseren de kosten van dit geding aldus, dat iedere partij haar eigen
kosten drage

Rechters

Mr. Eliens, president