Instantie: Raad van Beroep Groningen, 2 mei 1985

Instantie

Raad van Beroep Groningen

Samenvatting


Vraag is of de AAW uitkering die klaagster sinds 1978 heeft (zij werd
arbeidsongeschikt in 1971) terecht is ingetrokken door de Bedrijfsvereniging
in 1981 op grond van haar huwelijk in dat jaar. De Bedrijfsvereniging
baseert zich op overgangsartt. IV en VI in de Wet Invoering Gelijke
Uitkeringsrechten Stb. 1979, 708, de zgn. Wijzigingswet. Volgens verweerder
gaat het recht op AAW van ongehuwde vrouwen die voor 1 okt. 1975
arbeidsongeschikt werden verloren als zij huwen na 1 jan. 1979. De Raad is
van mening dat dit niet het geval is en voert daarvoor verschillende gronden
aan:

De wijzigingswet moet worden gezien in het kader van uitbanning van
ongelijke behandeling van mannen en vrouwen in de sociale zekerheid. Dit sluit
aan bij goedgekeurde internationale verdragen en EG-Richtlijn.. Deze
impliceren dat de wetgever geen nieuwe vormen van discriminatie mag invoeren
De AAW kent geen bepaling die intrekking bij huwelijk voorschrijft, een
bedoeling van de wetgever blijkt niet. Er is sprake van ongelijke
behandeling zonder objektieve rechtvaardigingsgrond. De wetsuitleg van
verweerder vormt een inbreuk op het gesloten systeem van beeindigingsgronden
Beroep gegrond

Volledige tekst

Rechters

Mr. M.I. ’t Hooft als voorzitter, G.H. Minck en K. Balsters als leden