Instantie: European Commission of Human Rights, 14 mei 1984

Instantie

European Commission of Human Rights

Samenvatting


De verzoeker is de vader van het kind. Hij wilde met de moeder
trouwen, deze weigerde en is een jaar later met een andere man getrouwd. Er
was nog een kind dat drie jaar jonger was. De zoon van de verzoeker leeft
in het gezin van de moeder en beschouwt zijn stiefvader als zijn ‘echte’
vader. Tussen 1971 en 1973 mocht de vader zijn zoon af en toe zien, maar na
1973 weigerde de moeder dit. Een verzoek bij de Rechtbank voor een
omgangsregeling is afgewezen. Ook het hoger beroep is afgewezen. Het
bezoek van de vader aan zijn zoon bracht veel spanningen in het gezin teweeg
en de zoon staat onverschillig tegenover zijn vader. Ook het
cassatieverzoek is afgewezen

In het Duitse recht geldt dat de moeder van een buitenechtelijk kind het
recht op verzorging en ouderlijke macht heeft zo lang het kind minderjarig is
De vader van dit buitenechtelijke kind kan het recht tot verzorging en
ouderlijke macht alleen verkrijgen door de moeder te huwen, door het kind te
erkennen, door het kind te adopteren, of door voogdij aan te vragen. De
persoon die het recht tot verzorging en ouderlijke macht heeft beslist over de
relatie tussen de vader en het kind. Als een persoonlijke relatie met de
vader in het belang van het kind is, kan het ‘Guardianship Court’ beslissen om
de vader een omgangsrecht toe te kennen

De Commissie heeft al erkend in verscheidene uitspraken dat in principe
een ouder altijd het recht tot omgang met zijn/haar kind heeft volgens art. 8
EVRM. Meestal gaat het dan om klachten van gescheiden ouders die een
normale familie relaties hadden met hun kinderen tijdens het huwelijk, en die
het omgangsrecht is ontzegd na de scheiding. In veel gevallen bestaan er
geen normale familiebanden tussen het buitenechtelijke kind en de vader.
Daarom lijkt het twijfelachtig of de ongehuwde vader in alle gevallen het
recht op omgang heeft met zijn kind onder art. 8 EVRM. Zelfs al heeft de
vader een omgangsrecht dan nog is dit niet onbegrensd. Immers als het in
het belang van het kind is kan dit recht beperkt worden

Wat de onderhavige zaak betreft is het omgangsrecht afgewezen omdat het
bezoek van de vader spanningen in het huidige gezin van het kind teweeg
bracht. Daarnaast heeft het kind zelf niet de wens geuit om zijn vader te
zien. Gezien het voorgaande zijn de beperkingen ten aanzien van het
omgangsrecht gerechtvaardigd volgens art. 8 lid 2 EVRM omdat ze noodzakelijk
zijn in een democratische maatschappij voor de bescherming van de rechten en
vrijheden van anderen

Bij gescheiden ouders ligt de zaak anders omdat daar de voortzetting van
de persoonlijke relatie tussen vader en kind beschermd moet worden. Deze
persoonlijke relatie bestaat meestal niet tussen het buitenechtelijke kind en
zijn/haar vader. Mocht deze persoonlijke relatie wel bestaan dan dient ook
deze beschermd te worden. In de onderhavige zaak bestaat geen persoonlijke
relatie en daarom is het verschil in behandeling te rechtvaardigen

Volledige tekst

Rechters

C.A. Norgaard, president, G. Sperduti, F. Ermacora, J.E.S. Fawcett, M.A.Triantafyllides, E. Busuttil, T. Opsahl, G. Jurundsson, G. Tenekides, S.Trechsel, B. Kiernan, M. Melchior, J. Sampaio, J.A. Carrillo, A.S. Gozubuyuk,A. Weitzel, J.C. Soyer, H.G. Scher