Instantie: Kantonrechter Rotterdam, 7 februari 1990

Instantie

Kantonrechter Rotterdam

Samenvatting


Vrouw is bevallen en wil nu in deeltijd gaan werken, ze is telefoniste

De werkgever gaat niet accoord. De advocaat wil proberen de werkgever
te dwingen een wijziging van de arbeidstijd te accepteren, anders zal
ontbinding van de arbeidsovereenkomst en schadevergoeding worden gevorderd

Beslissing Rechtenvrouw: Deze vordering kan grensverleggende
jurisprudentie opleveren over de verplichting van een goede werkgever ten
opzichte van zijn werkneemsters. Accoord met garantstelling

Afloop: De vrouw startte een procedure o.g.v. artikel 1639w BW: ontbi
nding van de arbeidsovereenkomst wegens gewijzigde omstandigheden.
Daarnaast eiste ze schadevergoeding. De kantonrechter ontbond de
arbeidsovereenkomst en kende de vrouw een schadevergoeding van ƒ 10.000,- toe,
zijnde een bedrag gelijk aan vier maanden salaris

Volledige tekst

Het verloop van het geding:

Op 13 december 1989 is ter griffie van het kantongerecht te Rotterdam
het verzoekschrift ontvangen, waarbij verzoekster heeft verzocht de
arbeidsovereenkomst tussen haar en verweerster wegens gewichtige redenen,
gelegen in wijziging van de omstandigheden te ontbinden

Verweerster heeft op 9 januari 1990 een verweerschrift ingediend
strekkende tot toewijzing van het verzoek tot ontbinding doch met afwijzing
waar het de toekenning van een vergoeding betreft

De mondelinge behandeling heeft op 11 januari 1990 plaatsgevonden

Ter zitting waren partijen, vergezeld van hun gemachtigden, aanwezig

Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden, welke bij de
stukken is gevoegd

De gemachtigde van verzoekster heeft ter zitting pleitnotities
overgelegd

De beschikking is bepaald op heden

De beoordeling van het verzoek:

Verzoekster, thans 28 jaar oud, is per 19 mei 1980 bij verweerster in
dienst getreden in de functie van telefoniste tegen een salaris van bruto ƒ
2.199,– per maand te vermeerderen met vakantietoeslag en een gratificatie
van bruto ƒ 400,– per jaar

Partijen zijn het er over eens, dat deze functie – gezien het karakter
van verweerster’s onderneming, een technische groothandel – meer inhoudt dan
het aannemen van telefoontjes

Een zekere kennis van zaken omtrent de branche is vereist. Verzoekster
heeft haar functie immer naar tevredenheid van verweerster uitgeoefend

Op 25 juni 1989 is verzoekster bevallen van een zoon. In juni 1988
heeft verzoekster aan verweerster de vraag voorgelegd of zij – in het geval
zij een kind zou krijgen – gedurende enige jaren halftime als telefoniste zou
kunnen werken om daarna haar functie weer fulltime op te vatten. Later,
verzoekster was inmiddels in verwachting, is dit onderwerp wederom ter sprake
gekomen. Verweerster heeft dit echter geweigerd

Wel is verzoekster – in ieder geval op 14 april 1989 – ander
(administratief) werk aangeboden, dat halftime zou kunnen worden verricht

Verzoekster heeft, zo niet direct dan toch later, dit aanbod van de hand
gewezen

In ieder geval heeft zij tijdens de mondelinge behandeling laten weten
geen belangstelling voor een andere halftime functie te hebben

Verzoekster is tot op heden arbeidsongeschikt geweest

Tot zover de als erkend, dan wel niet of onvoldoende weersproken,
vaststaande feiten

Verzoekster vraagt thans der partijen arbeidsovereenkomst te ontbinden
op grond van wijzigingen in de omstandigheden. Naar haar mening handelt
verweerster in strijd met haar verplichtingen als goed werkgeefster, door
haar te weigeren gedurende drie jaar halftime te werken en haar daarna weer
fulltime in dienst te nemen

Zij verwijst hiervoor naar het wetsontwerp ter zake van het
ouderschapsverlof en naar de bepalingen en aanbevelingen van het ILO Verdrag

Verweerster heeft haar weigering gemotiveerd, stellende dat (1) van haar
niet gevergd kan worden een tijdelijke halftime kracht aan te nemen, die na
drie jaar – als verzoekster weer fulltime beschikbaar is – weer zou moeten
worden ontslagen

Ook wijst zij daarbij op de belangen van een dergelijke werkneemster,

(2) het bedrijfsbelang vergt dat er een fulltime telefoniste is, nu is
gebleken – tijdens een periode van vier maanden gedurende de ziekte van
verzoekster – dat verdeling van dit werk over twee werknemers veel klachten
bij de klanten oproept,

(3) in een bedrijf als dat van verweerster – waarin het hoofdzakelijk om
telefonische verkoop van artikelen gaat – het van essentieel belang is, dat
de telefoniste exact weet welke klant met welke functionaris dient te worden
doorverbonden, welke medewerker het best bepaalde vragen van de klant kan
beantwoorden, wie onbereikbaar is en zoja, hoelang

Voorts heeft verweerster gesteld dat zij verzoekster de mogelijkheid
heeft geboden haar kind gedurende enkele maanden op de werkplek borstvoeding
te geven, waartoe zij faciliteiten heeft geboden

Ten derde zou verweerster verzoekster andere passende arbeid hebben
aangeboden, welke wel halftime zou kunnen worden verricht. Het zou hierom
administratief werk gaan, zoals medewerkster op de debiteurenadministratie of
verwerking van inkoopgegevens

Een andere functie, welke eerder was aangeboden, is thans reeds vervuld

Met betrekking tot het verzoek kan het navolgende worden overwogen:

Anders dan verzoekster meent kunnen haar wensen niet als een verzoek om
verlening van ouderschapsverlof “avant la lettre” worden opgevat. Daarvoor
verschilt het te veel met de mogelijkheden, die het gelijknamige wetsontwerp,
zoals dat thans voorligt, biedt

Daarin gaat het immers om een verlof van maximaal zes maanden, terwijl
het in casu gaat om een periode van drie jaar

Gedurende een periode van zes maanden kan een werkgeefster nog een
tijdelijke oplossing vinden, doch bij een veel langer periode zal dit – mede
gezien de continuiteit – niet mogelijk zijn

Het bovenstaande betekent dat het verzoek neerkomt op een, weliswaar
tijdelijke, wijziging van de arbeidsovereenkomst, voor de totstandkoming
waarvan de medewerking van twee partijen nodig zijn

In zoverre houdt de wens van verzoekster een structurele verandering van
een van de arbeidsvoorwaarden, de arbeidstijd, in en kan niet gezegd worden
dat verweerster niet als goed werkgeefster handelt wanneer zij dit verzoek
weigert

Dit zou wellicht anders kunnen zijn, als zij het zonder opgave van
redenen of op onredelijke gronden had geweigerd, doch dat is niet gesteld of
gebleken

Een ander, belangrijk punt is de wens van verzoekster om na drie jaar
weer fulltime haar functie van telefoniste uit te oefenen en haar impliciete
eis, dat verweerster daarvoor een oplossing verzint

Deze eis, een wens kan men dit moeilijk noemen, is niet reeel en ook
niet redelijk

Nog afgezien van de vraag of men een goede kracht voor een beperkte tijd
kan aantrekken – een halftime kracht valt wel te vinden, maar de meesten
hebben toch liever een dienstverband voor onbepaalde tijd -, is het maar de
vraag of een en ander over drie jaar geen problemen met zich mee zal brengen

Naar de kantonrechter meent worden op deze wijze belangen van anderen
wel erg opgeofferd aan het belang van verzoekster

Het vorenstaande dwingt reeds tot de conclusie dat van verweerster niet
kon worden gevergd op de wensen van verzoekster in te gaan, zodat
eerstgenoemde geen onbehoorlijk gedrag kan worden verweten

Hierbij wordt in aanmerking genomen, dat niet is komen vast te staan dat
verweerster in juni 1988 expliciete toezeggingen aan verzoekster heeft gedaan

De vraag of verweerster een redelijk aanbod tot het verrichten van
passende arbeid heeft gedaan kan onbeantwoord blijven aangezien inmiddels
vaststaat dat verzoekster een dergelijk aanbod niet zal aanvaarden

Nu vaststaat dat er sprake is van een zodanige wijziging van
omstandigheden, dat de arbeidsovereenkomst op korte termijn moet worden
beeindigd, zal de ontbindingsdatum worden gesteld op 1 maart 1990

Verzoekster heeft een vergoeding gevorderd neerkomende op betaling van
negen maanden salaris, stellende dat de ontstane situatie geheel in de
risicosfeer van verweerster ligt

Verweerster daarentegen is van het tegendeel overtuigd

Zoals wel vaker in gevallen als de onderhavige ligt de waarheid in het
midden

Voorzover de wijziging van omstandigheden gelegen is in het feit dat
verzoekster in verwachting is geraakt en inmiddels moeder is geworden, dienen
de gevolgen daarvan aan haar te worden toegerekend

Echter, in deze zaak speelt ook een rol de omstandigheid dat het
bedrijfsbelang van verweerster bepaalde eisen stelt aan de wijze waarop de
functie van telefoniste wordt vervuld. In zoverre is er sprake van dat deel
van de gevolgen van de ontstane situatie in de risicosfeer van verweerster
liggen

De conclusie moet dan ook zijn dat ten deze een vergoeding gelijk aan
vier maanden salaris, derhalve een bedrag ineens van bruto ƒ 10.000,– –
mede gezien de duur van het dienstverband, de leeftijd van verzoekster en de
omstandigheden van het geval – in overeenstemming met de redelijkheid en
billijkheid wordt geacht

Gelet op de aard van der partijen geschil en de omstandigheden van het
geval, bestaat er aanleiding de kosten van het geding te compenseren, met
dien verstande dat elk van partijen haar eigen kosten draagt

DE BESCHIKKING:

De kantonrechter ontbindt der partijen arbeidsovereenkomst per 1 maart
1990;

kent aan verzoekster ten laste van verweerster een vergoeding toe van
een bedrag ineens van bruto f.10.000,– (TIENDUIZEND GULDEN), uit te betalen
uiterlijk binnen een maand na de datum van ontbinding

Compenseert de kosten van het geding, met dien verstande dat elk van
partijen haar eigen kosten draagt

Rechters

Mr. G.H. Varekamp-Vos