2023: directe discriminatie in naamrecht blijft bestaan

Vaders-wil-is-wet bepaling in naamrecht gehandhaafd

Op 14 maart 2023 behandelde de Eerste Kamer wetsvoorstel 35990 (Introductie gecombineerde geslachtsnaam).

In de huidige wet is geregeld dat ouders die gehuwd zijn respectievelijk een geregistreerd partnerschap hebben, samen voor hun kinderen de naam van de vader òf die van de moeder kunnen kiezen. Als zij het niet eens worden, treedt een vangnetbepaling in werking: dan krijgt het kind de naam van de vader. Dat is de zogenaamde vaders-wil-is-wet bepaling: een directe vorm van seksediscriminatie. Dat was bij de introductie van het keuzerecht van ouders (1998) een noodgreep: de wetgever kon het niet eens worden over een sekseneutrale oplossing.

Met de introductie – in het hier besproken wetsvoorstel – van de mogelijkheid ook te kiezen voor een combinatie van de namen van beide ouders kwam ook een sekseneutrale oplossing voor het vangnet in zicht: de gecombineerde geslachtsnaam. De tijdelijke VVR-Werkgroep naamrecht wees daar al tijdens de internetconsultatie op, maar regering en de Raad van State negeerden dat. Een deel van de Tweede Kamer onderkende het probleem wel: Songül Mutluer (PvdA) en Laura Bromet (GroenLinks) dienden een amendement in om de gecombineerde geslachtsnaam in alfabetische volgorde als vangnetbepaling te gebruiken. De regering verzette zich echter hevig: dat zou te veel administratieve lasten met zich brengen voor burgers en de burgerlijke stand. Trouwens, de huidige vangnetbepaling zou ook helemaal niet in strijd zijn met internationale verdragen. Het amendement haalde het niet, de vaders-wil-is-wetbepaling bleef dus gehandhaafd.

Door naar de Eerste Kamer dus. De Werkgroep naamrecht zond op 8 oktober 2022 een uitgebreid commentaar: de vaders-wil-is-wet bepaling is niet alleen in strijd met artikel 1 Grondwet, maar ook met een reeks internationale verdragen, zoals het VN-Vrouwenverdrag, het BuPo en het EVRM. De Werkgroep verzocht de senaat aan te dringen op een novelle. Ook het College voor de Rechten van de Mens (CRM) roerde zich en vroeg in een brief van 25 oktober 2022 de Eerste Kamer met zoveel woorden om een novelle conform het verworpen PvdA/GroenLinks amendement. De EK-commissie voor Justitie en Veiligheid voegde de brief van het College en het commentaar van de VVR-Werkgroep toe aan haar verslag over het wetsvoorstel en vroeg de regering daarop in te gaan. De verantwoordelijk minister (Weerwind, D66) bleef in de memorie van antwoord echter zijn standpunten herhalen.

De Werkgroep naamrecht legde zich daar niet bij neer en zette in een nieuw commentaar uiteen dat het probleem van de administratieve lasten vooral wordt veroorzaakt doordat de wet voorschrijft dat naamskeuze moet geschieden bij akte. Al in 2010 had de toenmalige Minister van Justitie Hirsch Ballin besloten dat de wet moest worden gewijzigd om naamskeuze met schriftelijke verklaringen mogelijk te maken. Dat besluit is door het Ministerie van Justitie echter nooit uitgevoerd met een wetsvoorstel, zodat het probleem met de administratieve lasten steeds is blijven bestaan.

Bij het begin van het plenaire EK-debat over het wetsvoorstel bleken de kaarten echter al geschud. De partijen die in de Tweede Kamer het PvdA/GroenLinks-amendement hadden gesteund, hadden vervolgens toch voor het wetsvoorstel als geheel gestemd: dat zou hoe dan ook toch een verbetering van de keuzemogelijkheden van ouders bieden. Dat lag voor deze partijen in de Eerste Kamer niet anders.

GroenLinks-senator Margreet de Boer, die ook sprak namens de PvdA-fractie, besteedde toch een belangrijk deel van haar spreektijd aan de noodzaak van een sekseneutrale vangnetbepaling. Haar collega Jeroen Recourt (PvdA) steunde haar in het debat. En hoewel beiden wisten dat hun pleidooi vooralsnog vergeefs zou zijn, maakten zij in navolging van hun TK-collega’s duidelijk dat seksediscriminatie niet kan worden gerechtvaardigd met bezwaren van administratieve aard.

Minister Weerwind bleef de stelling verdedigen dat de bestaande vaders-wil-is-wetbepaling als vangnet niet in strijd is met internationale verdragen. Inmiddels was hij wel zo ver dat hij erkende dat daarover geen consensus bestaat. Hij zegde toe de problematiek bij de versnelde evaluatie van de wetswijziging opnieuw in den brede te zullen bekijken.

De Werkgroep heeft ondanks alle inzet haar doel van een sekseneutrale vangnetbepaling dus nog niet bereikt. Winstpunt is wel dat het probleem met de bestaande vangnetbepaling nu helder op het netvlies van de wetgever staat. De Werkgroep beraadt zich nu op vervolgstappen, bijvoorbeeld door het instellen van proefprocedures die voor de Hoge Raad aanleiding kunnen zijn prejudiciële vragen te stellen aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.