Raad van State kritisch over voorgestelde Wet Regulering Sekswerk

Op 27 januari 2021 bracht de afdeling advisering van de Raad van State (RvS) haar advies over het wetsvoorstel regulering sekswerk (WRS) uit (kamerstuknummer 34 091). Dit wetsvoorstel beoogt onder meer  een landelijke registratie- en vergunningplicht voor sekswerkers in te voeren. Sekswerkers die zich niet willen of kunnen registreren of aan wie een vergunning wordt geweigerd kunnen een boete krijgen die kan oplopen tot 20.500 euro. Klanten en werkrelaties van onvergunde sekswerkers worden strafbaar (resp. max. 1 en 2 jaar gevangenisstraf). De VVR staat zeer kritisch tegenover een dergelijke registratie- en vergunningplicht, omdat zij van mening is dat deze niet zal bijdragen aan het voorkomen of verminderen van misstanden in de seksbranche, maar juist aan het verdringen van sekswerkers naar het illegale circuit (zie het uitgebreid overzicht van de bezwaren van de VVR tegen de WRS).

De VVR is daarom verheugd met het advies van de RvS waarin deze stelt dat, hoewel zij het doel om misstanden in de seksbranche tegen te gaan en te zorgen dat sekswerkers hun werk veilig kunnen doen belangrijk vindt, zij ‘ernstige twijfels’ heeft of “het vergunningensysteem voor prostituees zoals voorgesteld daaraan een positieve bijdrage zal leveren”. De RvS denkt dat het vergunningvereiste een hoge drempel zal vormen om het beroep van sekswerker legaal uit te oefenen, waardoor illegale prostitutie en daarmee de kans op misstanden zal toenemen, omdat sekswerk daarmee uit het zicht verdwijnt. Ook wijst zij erop dat registratie bijdraagt aan verdere stigmatisering van sekswerkers. De RvS snijdt ook nog een aantal andere behartenswaardige punten aan over strijdigheid van het wetsvoorstel met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De vergunningplicht en registratie zijn naar het oordeel van de Afdeling een inbreuk op het recht op respect voor het privéleven. Daarbij heeft zij ernstige twijfels of voldaan is aan de eisen van noodzakelijkheid, effectiviteit en evenredigheid. Het is volgens de RvS dan ook de vraag of de inbreuken op het recht op privéleven en het recht op bescherming van bijzondere persoonsgegevens gerechtvaardigd kunnen worden. De RvS bevestigt daarmee de visie van de VVR dat de voorgestelde verplichte registratie van sekswerkers het tegenovergestelde bereikt van wat het wetsvoorstel beoogt.

Daarnaast verwelkomt de VVR het standpunt van de RvS dat de overheid beter kan inzetten op intensivering van het algemene toezicht en de handhaving door het openbaar ministerie en gemeenten op basis van de op dit moment geldende regelgeving. Zij adviseert dan ook het vergunningenstelsel zoals voorgesteld te schrappen. De VVR deelt de visie van de RvS dat als daarbij goed in kaart wordt gebracht wat precies de aard van de misstanden is, hulpverlening, toezicht en handhaving daarop kunnen worden toegespitst.

Tenslotte heeft de RvS bezwaar tegen de mogelijkheid van gemeenten om een nulbeleid te voeren en de voorgestelde strafbaarstelling van het faciliteren van onvergunde prostitutie en van de klant. Concluderend adviseert zij het voorstel niet bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen, tenzij het wordt aangepast.

Omdat de WRS als een politiek gevoelig dossier wordt gezien, is dit wetsvoorstel na de val van het kabinet-Rutte III controversieel verklaard. Dit betekent dat het niet meer voor de verkiezingen in de Tweede Kamer behandeld mag worden. Mocht het wetsontwerp na de verkiezingen alsnog in behandeling komen, dan zal de VVR de inzichten van de RvS graag aanhalen in een commentaar op het wetsontwerp.