Caroline de Graaf betoogt in dit artikel, geschreven mede op basis van haar interventie op een UWV-symposium voor verzekeringsartsen in november 2019, dat het UWV (en ook de rechtspraak) een ten opzichte van de wetstekst niet correcte interne Richtlijn uit 2013 hanteerden. Te veel nadruk werd gelegd op directe causaliteit tussen zwangerschap/bevalling en arbeidsongeschiktheid. Hiermee werd de ruime oorzaak-gevolg relatie tussen de zwangerschap/bevalling en arbeidsongeschiktheid ingeperkt.
Inmiddels heeft UWV de interne richtlijn bijgesteld (2020, gepubliceerd medio 2022). Het is de vraag of die nieuwe richtlijn wel geheel en al voldoet aan de wetstekst en de wetsgeschiedenis. Tevens is de vraag of UWV de nieuwe richtlijn in de arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen van de betrokken vrouwen wel van meet af aan toepast. Er zijn signalen dat dit regelmatig pas in de beroepsfase gebeurt. Vrouwen die geen bezwaar en beroep aantekenen tegen een afwijzing van een ziektewetuitkering volgens artikel 29a Ziektewet vallen dan terug op de (wettelijke) loondoorbetaling bij ziekte door de werkgever. De hoogte daarvan is in plaats van 100% ziektewetuitkering 70% van het overeengekomen loon, tenzij cao of arbeidsovereenkomst in een hoger percentage voorziet. Tekenen ze wel bezwaar en/of beroep aan, dan blijkt uit de praktijk dat bezwaren vlak voor de zitting in beroep alsnog gegrond worden verklaard. Hiermee wordt niet alleen het gerechtelijke apparaat nodeloos belast, maar worden vrouwen ook ten onrechte emotioneel en financieel belast.
Het artikel in PDF: