Raad van State: Gemeente Utrecht heeft geen bevoegdheid om registratieplicht voor sekswerkers in te voeren

In april 2018 heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) de voorgenomen Registratieplicht raamprostituees van de gemeente Utrecht onrechtmatig geacht: het verzoek om ontheffing voor het mogen verwerken van bijzondere persoonsgegevens is afgewezen.
Volgens de AP biedt artikel 151a van de Gemeentewet geen toereikende grondslag, op grond waarvan het verbod van gegevensverwerking kan worden doorbroken. Ook artikel 3:16 van de Apv 2010 biedt geen wettelijke grondslag voor de verwerking van bijzondere persoonsgegevens, omdat een Algemene plaatselijke verordening geen bijzondere wet in formele zin is. De gegevensverwerking wordt daarom onrechtmatig geacht.

In oktober 2019 heeft rechtbank Den Haag het door de Gemeente ingestelde beroep ongegrond verklaard. De Raad van State (de RvS) heeft het oordeel van de rechtbank vlak voor kerst 2020 bevestigd. De RvS volgt hier mee haar eerdere uitspraak uit 2018 in een vergelijkbare zaak van sekswerkers en exploitanten tegen de Gemeente Amsterdam.
De RvS vindt dat de rechtbank voorts terecht bij de beoordeling heeft betrokken dat de ontheffingsbevoegdheid van de nationale toezichthouders niet terugkomt in de AVG, die sinds 25 mei 2018 de Wbp vervangt. Ook in het wetsvoorstel Uitvoeringswet AVG komt de ontheffingsbevoegdheid niet terug.