Rechtszaak over rechtspositie 60.000 PGB zorgverleners en andere huishoudelijk werkers, zitting 13 november 2020

Vandaag kwam de rechtszaak van een PGB-zorgverleenster gesteund door Bureau Clara Wichmann (BCW) en de Vereniging voor Vrouw en Recht (VVR) voor bij de Rechtbank Rotterdam. De organisaties voeren met de zorgverleenster een strategische rechtszaak in het algemeen belang: een beroep tegen een weigering van het UWV om de eiseres in de zaak een werkloosheidsuitkering (WW) toe te kennen. Volgens het UWV is de zorgverleenster niet verzekerd omdat ze werkt voor een particulier huishouden voor  minder dan vier dagen per week, volgens de Regeling Dienstverlening aan Huis. Door de advocaten van de zorgverleenster was een uitvoerig aanvullend beroepsschrift ingediend (op aanvraag geanonimiseerd ter beschikking).

De meervoudige kamer vond dat de zaak te omvangrijk is om te behandelen in het half uur dat er voor de zitting volgens planning uitgetrokken was. Alleen al om de vragen die de rechtbank geformuleerd heeft op te lezen zou al een flink deel van de geplande tijd heen gaan. Daarom stelden de rechters voor de huidige zitting als een regiezitting te beschouwen. De schriftelijke vragen zullen uiterlijk 20 november 2020 aan partijen gezonden worden. Het UWV zal als eerste reageren (en meteen ook op het aanvullend beroepsschrift) en moet daar mogelijk de juridische afdeling van het hoofdkantoor bij betrekken. De reactietermijn van vier weken, kan op aanvraag met twee weken verleng worden. Vervolgens zullen Houthoff-ProBono advocaten, door Bureau Clara Wichmann aangezocht om de zorgverleenster bij te staan,  namens de zorgverleenster reageren. Daarna kan in februari of maart 2021 een inhoudelijke zitting volgen. Een juridische steungroep met (merendeels) VVR-leden denkt mee met de advocaten.

Achtergrond:
De Regeling Dienstverlening aan huis is precies waar het de organisaties om te doen is. De uitzonderingspositie van dit huishoudelijk personeel is in 2007 uitgebreid om te besparen op PGB-zorgkosten en op de Wmo door werkgeverslasten te verminderen. Het effect ervan in de praktijk is vooral een verzwakking van de rechtspositie van de huishoudelijk werkers en zorgverleners (bijna alleen maar vrouwen). De Regeling staat in verschillende wetten en maakt het mogelijk om een uitzondering te maken – bij  3 of minder dagen dienstverlening aan huis – op de normale regels van het arbeids- en sociale zekerheidsrecht.
Volgens de organisaties is de Regeling Dienstverlening aan Huis onrechtmatig en bovendien ten onrechte toegepast op ongeveer 60.000 mensen die werken voor personen die hun hulp en zorg betalen uit een persoonsgebonden budget (PGB).  Deze PGB zorgverleners zijn daardoor goedkoper dan gewone werknemers. De overheid bespaart dan op werknemersverzekeringen en loonpremies en op de mogelijke uitkeringen die in de verschillende wetten zijn geregeld, dit ten koste van de zorgverleners.

Marlies Vegter, VVR-lid en Strategisch Juridisch adviseur van Bureau Clara Wichmann:
“Veruit de meerderheid van de dienstverlening aan huis wordt gedaan door vrouwen. De Regeling Dienstverlening aan huis is onrechtmatig en discriminerend. Deze zaak kan gevolgen hebben voor 60.000 publiek gefinancierde zorgverleners.’