Brief aan vaste commissie J&V van de Eerste Kamer over Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging

Aan de leden van de vaste commissie Justitie en Veiligheid Eerste Kamer
Leiden, 23 maart 2020

Betreft: Wetsvoorstel Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging (35.263)

Geachte dames en heren,

Het wetsvoorstel Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging is op 11 februari 2020 aangenomen door de Tweede Kamer. Op 24 maart a.s. vindt het voorbereidend onderzoek door uw Commissie plaats.

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel staat vermeld dat ‘de experimenten zijn gebonden aan de fundamentele beginselen van procesrecht en grenzen die voortvloeien uit de Grondwet, voor Nederland geldende verdragen en EU-regelgeving’. De Vereniging voor Vrouw en Recht Clara Wichmann (VVR) attendeert u er graag op dat in dit kader ook de op Nederland rustende verplichtingen die voortvloeien uit het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (VN-vrouwenverdrag) van belang zijn.

In ‘General Recommendation 33 on women’s access to justice’ uit 2015 (hierna: GR 33) gaat het VN-Vrouwenrechtencomité (CEDAW) nader in op de verplichtingen van lidstaten op het gebied van toegang tot het recht voor vrouwen. Zo benadrukt GR 33 onder andere dat in alle aspecten van het rechtssysteem een gender perspectief zou moeten worden meegenomen en dat lidstaten maatregelen dienen te nemen om gender stereotypering te elimineren.[1] Ook volgt uit GR 33 dat vrouwen actief geïnformeerd dienen te worden over hun recht op rechtsbijstand en dat lidstaten ervoor moeten zorgen dat rechtsbijstandverleners competent en gender-sensitief zijn.[2]

Met betrekking tot alternatieve geschilbeslechting meldt GR 33 dat hoewel dergelijke processen kunnen zorgen voor meer flexibiliteit, meer snelheid en minder kosten, ze er ook toe kunnen leiden dat de rechten van vrouwen worden geschonden, doordat patriarchale waarden worden toegepast. Dit heeft een negatief effect op de toegang tot het recht voor vrouwen. Lidstaten dienen dan ook te garanderen dat alternatieve geschillenbeslechtingsprocedures de toegang tot het recht voor vrouwen niet beperken en dat deze niet leiden tot verdere schending van hun rechten. In gevallen van geweld tegen vrouwen mag in geen geval doorverwezen worden naar alternatieve geschilbeslechting.[3] Ook het Verdrag van Istanbul bevat een dergelijke verplichting.[4]

De VVR acht het van groot belang dat de minister gevraagd wordt nader duidelijk te maken welke maatregelen er zullen worden getroffen om te zorgen dat de toepassing van de Tijdelijke Experimentenwet rechtspleging in lijn is met de verplichtingen die op Nederland rusten krachtens het VN-Vrouwenverdrag. Ook de in de wet voorziene evaluaties dient het genderperspectief gewaarborgd te zijn. De VVR verzoekt u deze punten te adresseren in het voorbereidend onderzoek.

Met vriendelijke groet

Luna Vollebregt
secretaris

[1] GR 33, para 29

[2] GR 33, para 37

[3] GR 33, para 57 & 58

[4] Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen, art. 48