Brief aan Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de compensatieregeling vrouwelijke zelfstandigen, 8 februari 2018

Geachte heer Koolmees,                                              brief Min SZW d.d. 8 feb 2018

Al geruime tijd wordt gewerkt aan de totstandkoming van de compensatieregeling voor vrouwelijke zelfstandigen.

Op 5 februari 2018 is deze zaak weer in het nieuws geweest bij EenVandaag.
De CRvB zal zich in de lopende procedures slechts kunnen uitspreken over de zaak van de drie procederende vrouwen. Er is dus geen enkele reden voor uw Ministerie om te wachten met het inwerking laten treden van de Regeling. Wij vragen ons met de wachtende vrouwen dan ook af waarom de Regeling nog langer moet worden uitgesteld.

De redactie van EenVandaag heeft als reactie te horen gekregen dat er hard aan gewerkt wordt. Mocht dit het geval zijn en mocht de Regeling nog kunnen worden aangepast dan vragen wij graag nogmaals aandacht voor degenen die nu opnieuw tussen de wal en het schip dreigen te vallen.

Het is ons inmiddels bekend dat ook vrouwen die zijn bevallen na 4 juni 2008, maar geen uitkering hebben ontvangen, niet in aanmerking komen voor de Regeling. Dat lijkt ons onjuist. Een vrouw die bijvoorbeeld is bevallen op 8 juni 2008, heeft ook met ingang van haar zwangerschapsverlof ( zes weken voor de uitgerekende datum) geen recht op betaald verlof gehad. Bij de herinvoering van de verlofregeling voor de vrouwelijke zelfstandigen in 2008 is minister Donner destijds zeer huiverig geweest voor het verzoek van de Tweede Kamer om de ingangsdatum van de ZEZ-uitkering te vervroegen, omdat het UWV zo’n vervroegde invoering niet zou kunnen uitvoeren. Vanwege de grote druk uit het parlement is uiteindelijk wel met vervroeging ingestemd. Het blijkt dat er inderdaad bij het UWV hier en daar dingen mis zijn gegaan, in elk geval zijn vrouwen hierdoor hun recht op betaald verlof misgelopen. Wij menen dat hier dus een langere periode in acht genomen moet worden, gerelateerd aan de ingangsdatum van het verlof. Dat doet recht aan de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep en het oordeel van het CEDAW.

Wij willen nog eens benadrukken dat er veel vragen binnenkomen over de periode van  4 augustus 2004 tot 7 mei 2005. Vrouwen zijn in het verleden nooit voorgelicht over een overgangsrecht dat van toepassing zou zijn geweest. Ook zijn wij bekend met voorbeelden waarbij door het UWV fouten zijn gemaakt in de toepassing van het overgangsrecht. Voorkomen moet worden dat nu nogmaals voor deze groep geprocedeerd moet gaan worden.

Graag vernemen wij zo spoedig mogelijk over de stand van zaken zodat wij alle vrouwen die zich bij ons melden kunnen informeren.

Mede namens FNV Vrouw, de Vereniging voor Vrouw en Recht en de stichting Proefprocessenfonds Clara Wichmann,
Hoogachtend,

mevrouw mr. I.M.S. van Hest
beleidsadviseur Expertisecentrum Zelfstandigen

Een vergelijkbaar schrijven is op dezelfde datum naar het UWV gegaan.
brief UWV d.d. 8 feb 2018