Frits Bolkestein richt zijn pijlen op de voorgestelde richtlijn ‘Gelijke Behandeling’ uit 2008 (O&D, 7 december). Deze richtlijn verbiedt discriminatie óók op grond van religie, seksuele geaardheid, leeftijd en handicap en deze discriminatieverboden gelden óók bij het aanbieden van goederen en diensten. Ik vraag me af waar Bolkestein zich zo druk over maakt.
Al meer dan 10 jaar bestaan er Europese gelijkebehandelingsrichtlijnen op het terrein van goederen en diensten. De nieuwe richtlijn stroomlijnt de bestaande regelgeving door het discriminatieverbod ook van toepassing te laten zijn op andere discriminatiegronden dan geslacht, ras en etnische herkomst.
De huisbaas mag zijn woning verhuren aan wie hij wil, zolang hij de verhuur maar niet weigert wegens een van de verboden discriminatiegronden.
Verder lijkt Bolkestein niet te begrijpen dat het gaat om het verbod op discriminatie wegens een bepaalde grond. Hij beweert dat de nieuwe richtlijn niet toestaat dat een huisbaas weigert een woning te verhuren aan een ‘salafistische moslim’, terwijl dezelfde woning wel geweigerd mag worden aan een ‘gewone Hollander met kinderen’. Dit is niet waar. De huisbaas mag zijn woning verhuren aan wie hij wil, zolang hij de verhuur maar niet weigert wegens een van de verboden discriminatiegronden. Sterker nog, op grond van de huidige Europese regelgeving wordt niet de salafist beschermd, maar de ‘gewone Hollander met kinderen’. De laatste kan mogelijk de rassenrichtlijn inroepen omdat hij gediscrimineerd wordt wegens zijn Hollanderschap.
Daar komt bij dat het nog niet zo gemakkelijk is om discriminatie aan te tonen. Dit is de reden geweest dat in 1997 het principe van bewijslastverschuiving in de Europese gelijke behandelingswetgeving is opgenomen. Op grond van dit principe vindt een verschuiving in de bewijslast plaats als het slachtoffer feiten aanvoert die discriminatie doen vermoeden. Het is dus niet zo, zoals Bolkestein beweert, dat het slachtoffer alleen maar hoeft te zeggen dat hij zich geïntimideerd voelt. Hij zal met feiten moeten aantonen dat er vermoedelijk intimidatie in het spel was. Pas daarna verschuift de bewijslast naar de andere partij. Uit de huidige rechtspraak blijkt overigens dat het feitelijk aantonen van een vermoeden niet gemakkelijk is.
Bolkestein vergeet dat het discriminatieverbod op grond van geslacht bij loon al sinds 1957 in het Verdrag is opgenomen. Bolkestein maakt zich vooral druk om de inbreuk op het subsidiariteitsbeginsel. Door zich met discriminatie te bemoeien houdt Europa zich bezig met zaken die niet grensoverschrijdend zijn. Bolkestein vergeet dat het discriminatieverbod op grond van geslacht bij loon al sinds 1957 in het Verdrag is opgenomen. Het doel van deze bepaling was het tegengaan van marktverstoringen. Het grensoverschrijdende element speelde hierbij een doorslaggevende rol. In de economie is overigens al lang bekend dat discriminatie economische groei belemmert.
Tot slot klopt het dat de discriminatieverboden niet alleen zijn uitgebreid vanuit economisch oogpunt. Sinds het Verdrag van Amsterdam heeft Europa een meer sociaal gezicht gekregen en dat kunnen we alleen maar toejuichen. En dan geldt nog steeds: Europese regelgeving die ziet op discriminatie vereist de instemming van alle 28 lidstaten! Zie dat maar eens gebeuren.