Instantie
Rechtbank Zutphen, sector straf
Samenvatting
Verzachtende omstandigheid voor verkrachter dat relatie op zijn einde liep. Veroordeling voor verkrachting van ex-vriendin en bedreiging van de nieuwe vriend van de ex-vriendin. Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk. Tevens wordt aan verdachte een contactverbod met het slachtoffer opgelegd. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte met zijn handelwijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank neemt voorts de bijzondere kwetsbaarheid van het slachtoffer en de vernederende setting in aanmerking. In het voordeel van de verdachte heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat tussen verdachte en het slachtoffer sprake was van een op zijn einde lopende relatie, met alle emoties en problemen die daar over het algemeen mee gepaard gaan.
Volledige tekst
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1945],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Doetinchem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 maart 2008.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting verzocht het bevel voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang op te heffen.
De rechtbank heeft, gehoord de officier van justitie, het verzoek van de raadsman afgewezen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1).
hij op of omstreeks 26 november 2007, te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer1], hebbende verdachte zijn penis en/of een of meerdere vinger(s) en/of een kunstbanaan en/of een ladyshave, althans een of meermalen een voorwerp in de vagina en/of de anus van die [slachtoffer1] geduwd en/of gebracht en/of (vervolgens) (telkens) op en neer gaande beweging(en) gemaakt en/of de vagina en/of de clitoris van die [slachtoffer1] heeft betast en/of aangeraakt en/of gemasseerd en/of het schaamhaar van die [slachtoffer1] heeft (af)geschoren en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte:
– die [slachtoffer1] heeft vastgepakt en/of
– de mobiele telefoon van die [slachtoffer1] heeft (af)gepakt en/of weggelegd en/of
– een stiletto, althans een scherp voorwerp, van/uit het nachtkastje heeft gehaald en/of (vervolgens) over/in de pols(en) en/of tegen/over de keel en/of over het lichaam van die [slachtoffer1] heeft geprikt en/of gestreken en/of
– een slip, althans een voorwerp, in de mond van die [slachtoffer1] heeft gestopt en/of
– onverhoeds en/of onverwachts een of meermalen de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer1] heeft uitgetrokken, althans naar beneden heeft getrokken en/of
– bovenop die [slachtoffer1] is gaan liggen en/of
– de benen van die [slachtoffer1] uit elkaar heeft geduwd en/of getrokken en/of
– de benen van die [slachtoffer1] omhoog heeft geduwd en/of
– die [slachtoffer1] met kracht op haar buik en/of haar rug heeft gedraaid en/of gegooid en/of
– is doorgegaan, terwijl die [slachtoffer1] had gezegd/aangegeven dat ze geen seks met hem, verdachte, wilde hebben zonder er gevoel bij te hebben en/of dat hij, verdachte, moest ophouden, althans had aangegeven dat hij zo alles kapot maakte en/of huilde en/of
– een ladyshave en/of (een) pantoffel(s) en/of een tandenborstel, althans voorwerpen naar buiten, althans uit het raam heeft gegooid en/of
– misbruik heeft gemaakt van uit de feitelijk verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of zijn fysiek en/of emotionele overwicht en/of
– zich dwingend en/of dominant heeft opgesteld en/of gedragen en/of
– (aldus) voor die [slachtoffer1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
2).
hij op of omstreeks 26 november 2007, te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, althans in het arrondissement Zutphen, [slachtoffer2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer2] (telefonisch) dreigend de woorden toegevoegd: “[voornaam slachtoffer2], je hebt er een
vijand bij. Ik zou maar goed om me heen kijken. Ik maak je af. Met kerstmis is het met mij gebeurd. Voor die tijd ga je er aan. Mij kan toch niets gebeuren”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverweging
Bewijsmiddelen
De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de – navolgende – overwegingen ten aanzien van het bewijs, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL0640/07-220671, gesloten en getekend op 4 december 2007 door [naam agent], hoofdagent/gecertificeerd zedenrechercheur van politie Team Recherche Achterhoek.
De bewijsmiddelen t.a.v. feit 1 zijn te vinden in de volgende stukken:
1). het proces-verbaal van verhoor van het slachtoffer [slachtoffer1] (pagina 48-57);
2). het proces-verbaal van verhoor verdachte (pagina 87-93, 98-100, 104-106).
De bewijsmiddelen t.a.v. feit 2 zijn te vinden in de volgende stukken:
1). het proces-verbaal van verhoor van aangifte (pagina 108-109);
2). het proces-verbaal van verhoor verdachte (pagina 112-113);
3). het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam getuige] (pagina 80).
Uit de bewijsmiddelen worden de volgende redengevende feiten en omstandigheden afgeleid.
T.a.v. feit 1:
Het slachtoffer [slachtoffer1] heeft verklaard dat zij geruime tijd een relatie heeft gehad met verdachte. Op 25 november 2007 heeft het slachtoffer verdachte opgehaald en zouden ze samen de avond doorbrengen. Verdachte zou, op de logeerkamer, blijven slapen. Verdachte zei dat hij nog een keer seks met haar wilde hebben. [slachtoffer1] antwoordde dat zij dat niet kon omdat ze er gevoel bij moest hebben. Even later trok verdachte, toen hij en [slachtoffer1] in de keuken stonden, de broek van [slachtoffer1] naar beneden. Rond half een ’s nachts wilde [slachtoffer1] naar bed gaan. Verdachte greep haar vast en wilde de mobiele telefoon van [slachtoffer1] hebben. Na enig geduw en getrek gaf zij hem deze. [slachtoffer1] is naar boven gegaan en met haar kleding aan in bed gaan liggen. Verdachte kwam even later ook naar boven en liep de slaapkamer in. Hij ging naast het bed zitten en begon [slachtoffer1] te betasten. Hij ging met zijn vingers in haar vagina. Daarna trok hij de broek van [slachtoffer1] weer uit en ging bovenop haar liggen. Hij duwde de benen van [slachtoffer1] uit elkaar. Verdachte deed zijn penis in de vagina van [slachtoffer1]. Aangezien verdachte veel zwaarder en groter is dan zij, kon [slachtoffer1] niet weg. Ze was bang en probeerde zich rustig te houden. Vervolgens deed verdachte zijn penis in de anus van [slachtoffer1]. Hij duwde haar benen omhoog zodat hij er bij kon. Verdachte pakte even later een kunstbanaan en stopte deze in de vagina van [slachtoffer1]. Ook ging verdachte met zijn vingers in de anus van [slachtoffer1] en maakte hij op en neer gaande bewegingen met zijn vingers. Vervolgens gooide hij [slachtoffer1] op haar buik en deed hij de banaan in haar anus en maakte daar op en neer gaande bewegingen mee. Daarna ging hij weer met zijn penis in de anus van [slachtoffer1] en maakte op en neer gaande bewegingen. Hij stopte en gooide [slachtoffer1] weer op haar rug. Verdachte pakte een stiletto uit het nachtkastje en hij maakte met het mes strijkbewegingen langs de polsen van [slachtoffer1]. Tevens heeft verdachte met een ladyshave het schaamhaar van [slachtoffer1] afgeschoren. [slachtoffer1] heeft meerdere malen tegen verdachte gezegd dat hij dit niet moest doen en dat hij niet kapot moest maken wat er nog was.
Verdachte heeft verklaard dat hij denkt dat hij [slachtoffer1] op 26 november 2007 rond half een of een uur ’s nachts heeft verkracht. Hij heeft verklaard dat [slachtoffer1] in het begin heeft afgeweerd door haar benen bij elkaar te houden toen hij probeerde haar geslachtsdeel aan te raken. Verdachte heeft verklaard dat hij de onderbroek van [slachtoffer1] heeft uitgetrokken. Hij heeft haar benen gespreid en met zijn hand haar geslachtsdeel aangeraakt en haar clitoris gemasseerd. Hij heeft daarna zijn penis in haar vagina gestoken en is op en neer gegaan. Verdachte heeft verklaard dat hij met de ladyshave het schaamhaar van [slachtoffer1] heeft afgeschoren. Ook is hij anaal bij [slachtoffer1] binnengedrongen met zijn penis en heeft hij een houten banaan in de vagina van [slachtoffer1] gebracht.
Verdachte heeft tevens verklaard dat hij eerder die avond de broek van [slachtoffer1] naar beneden heeft getrokken, dat [slachtoffer1] heeft gezegd dat hij niet kapot moest maken wat er nog was, en dat hij de mobiele telefoon van [slachtoffer1] heeft gepakt en ergens anders heeft gelegd. Verdachte erkent voorts dat hij een stiletto uit het nachtkastje heeft gepakt en hiermee op de polsen van [slachtoffer1] heeft gedrukt.
Verdachte heeft verklaard niet meer te weten of hij de houten banaan in de anus van [slachtoffer1] heeft gebracht en of hij met zijn vingers in haar anus is geweest, maar dit niet te ontkennen.
T.a.v. feit 2:
Aangever [slachtoffer2] heeft aangifte gedaan van bedreiging met de dood. Hij heeft verklaard dat hij op maandagmorgen 26 november 2007 tussen 08.30 uur en 10.30 uur op zijn werk gebeld werd door verdachte. Verdachte zei het volgende: “[voornaam slachtoffer2], met [voornaam verdachte]. [voornaam slachtoffer2], je hebt er weer een vijand bij. Ik zou maar goed om me heen kijken. Ik maak je af. Met Kerstmis is het met mij gebeurd. Voor die tijd ga jij eraan. Mij kan toch niets gebeuren.”
Verdachte heeft verklaard dat hij op 26 november 2007 tussen 09.00 uur en 10.00 uur aangever heeft gebeld op zijn werk. Verdachte heeft verklaard dat hij tegen aangever heeft gezegd dat hij maar uit moet kijken omdat hij er een vijand bij heeft.
Getuige [naam getuige] heeft verklaard dat zij verdachte op 26 november 2007 heeft horen zeggen dat hij aangever mee zou nemen in zijn graf en dat hij zei: “Als ik dood ga, gaat hij ook dood.”
Standpunten
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van beide tenlastegelegde feiten.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat er op 26 november 2007 weliswaar sprake is geweest van seks tussen verdachte en het slachtoffer, dat de feitelijkheden met betrekking tot het seksueel contact zoals tenlastegelegd ook zijn gebeurd, maar dat daarbij geen sprake is geweest van geweld of andere feitelijkheden of bedreiging daarmee. Van verkrachting is volgens de raadsman van verdachte dan ook geen sprake geweest.
Met betrekking tot de bedreiging heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte wel door de telefoon tegen aangever heeft gezegd dat hij er een vijand bij had, maar dat direct daarna de verbinding werd verbroken. Hetgeen overigens is tenlastegelegd heeft verdachte niet gezegd. Wettig en overtuigend bewijs voor bedreiging ontbreekt naar het oordeel van de raadsman.
De rechtbank is van oordeel dat beide tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 1 dat verdachte tijdens de verhoren door de politie heeft verklaard dat hij het slachtoffer heeft verkracht. De rechtbank constateert dat de verklaringen van het slachtoffer en verdachte grotendeels met elkaar overeenkomen. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat er geen sprake is geweest van geweld of andere feitelijkheden of bedreiging daarmee, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de verklaringen van het slachtoffer immers voldoende dat er geen sprake is geweest van vrijwilligheid van haar kant bij het ondergaan van de seksuele handelingen. De feitelijkheden, genoemd in de tenlastelegging, zoals de rechtbank die hierna bewezen zal verklaren worden door verdachte ook niet ontkend. De rechtbank is van oordeel dat deze feitelijkheden, gezien in de context van de gebeurtenissen op 26 november 2007, wel degelijk bedreigend zijn geweest voor het slachtoffer.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 2 dat op grond van de hierboven weergegeven bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte aangever heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank volgt verdachte niet in zijn verklaring dat hij tijdens het bewuste telefoongesprek enkel heeft gezegd dat aangever er een vijand bij had, en dat daarna de verbinding werd verbroken. Voor deze verklaring van verdachte is op geen enkele wijze steun te vinden in het procesdossier.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1).
hij op 26 november 2007, te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, door geweld of feitelijkheden en bedreiging met geweld [slachtoffer1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer1], hebbende verdachte zijn penis of vingers of een kunstbanaan in de vagina en de anus van die [slachtoffer1] geduwd en vervolgens telkens op en neer gaande bewegingen gemaakt en de vagina en de clitoris van die [slachtoffer1] betast en het schaamhaar van die [slachtoffer1] (af)geschoren en bestaande dat geweld of die feitelijkheden en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte:
– die [slachtoffer1] heeft vastgepakt en
– de mobiele telefoon van die [slachtoffer1] heeft (af)gepakt en
– een stiletto uit het nachtkastje heeft gehaald en (vervolgens) over de pols(en) van die [slachtoffer1] heeft gestreken en
– onverhoeds en onverwachts meermalen de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer1] naar beneden heeft getrokken en
– bovenop die [slachtoffer1] is gaan liggen en
– de benen van die [slachtoffer1] uit elkaar heeft geduwd en
– de benen van die [slachtoffer1] omhoog heeft geduwd en
– die [slachtoffer1] met kracht op haar buik en/of haar rug heeft gedraaid en
– is doorgegaan, terwijl die [slachtoffer1] had gezegd dat ze geen seks met hem, verdachte, wilde hebben zonder er gevoel bij te hebben en dat hij, verdachte, moest ophouden, aangevende dat hij zo alles kapot maakte en
– misbruik heeft gemaakt van uit de feitelijk verhoudingen voortvloeiend overwicht en zijn fysieke en emotionele overwicht en
– zich dwingend heeft opgesteld en/of gedragen en
– (aldus) voor die [slachtoffer1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
2).
hij op 26 november 2007, te Terborg, gemeente Oude IJsselstreek, [slachtoffer2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer2] (telefonisch) dreigend de woorden toegevoegd: “[voornaam slachtoffer2], je hebt er een vijand bij. Ik zou maar goed om me heen kijken. Ik maak je af. Met kerstmis is het met mij gebeurd. Voor die tijd ga je er aan. Mij kan toch niets gebeuren”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
t.a.v. feit 1:
verkrachting
t.a.v. feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een rapport gedateerd 27 december 2007 opgemaakt door S. de Jong, psychiater bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.
De conclusies van dit rapport luiden – kort samengevat – als volgt:
Bij betrokkene zijn geen aanwijzingen gevonden voor een persoonlijkheidsstoornis. Wel is er sprake van een aanpassingsstoornis. Betrokkene glijdt af in een sociale en emotionele isolatie, lijdzaamheid ondanks geboden hulp en aandacht. Er is ook sprake van een lichte paranoïdie ten opzichte van de omgeving. Rapporteur acht verdachte in licht verminderde mate toerekeningsvatbaar ten aanzien van het tenlastegelegde, indien bewezen.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie strekkende tot – het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen achtend – het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, alsmede een contactverbod met het slachtoffer.
De officier van justitie heeft daarnaast toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1], met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 50 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte met zijn handelwijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De rechtbank neemt voorts de bijzondere kwetsbaarheid van het slachtoffer en de vernederende setting in aanmerking. Uit het voegingsformulier benadeelde partij en de hierop ter terechtzitting door mr. Van der Lecq gegeven toelichting blijkt dat de verkrachting bij het slachtoffer de ontwikkeling van gevoelens van angst, schaamte en vernedering tot gevolg heeft gehad. Tevens is gebleken dat het slachtoffer als gevolg van de verkrachting herbelevingen heeft van seksueel misbruik in haar jeugd, waarvan verdachte op de hoogte was, en dat zij dientengevolge opnieuw in therapie heeft moeten gaan.
In het voordeel van de verdachte heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte een nagenoeg blanco strafblad heeft en dat hij als licht verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd moet worden. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat tussen verdachte en het slachtoffer sprake was van een op zijn einde lopende relatie, met alle emoties en problemen die daar over het algemeen mee gepaard gaan. Mede daarin is de reden gelegen om een lagere onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenis¬straf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal voorts de bijzondere voorwaarde stellen, dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de reclassering, ook als dit inhoudt dat verdachte zich ambulant zal laten behandelen door Kairos of een vergelijkbare instelling.
De rechtbank zal bovendien de bijzondere voorwaarde stellen, dat verdachte zich zal onthouden van elk contact met het slachtoffer.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer1] ([adres], bankrekening [nummer]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 4.000,00 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.000,00 (immateriële schade), waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve dat deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36f, 57, 242 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 5 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door Kairos of een vergelijkbare instelling.
Stelt voorts als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde op geen enkele wijze – in welke zin dan ook – contact zal opnemen of onderhouden met [slachtoffer1].
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer1] ([adres], bankrekening [nummer]) van een bedrag van € 2.000,00, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1], een bedrag te betalen van € 2.000,00, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Rechters
mrs. Borgerhoff Mulder, Prisse en Schmitz