Instantie: IND, 3 december 2002

Instantie

IND

Samenvatting


verlening verblijfsvergunning voor bepaalde tijd ogv B9
In deze zaak heeft de vrouw samen met haar advocaat veel hindernissen moeten nemen voordat aan haar een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd werd verstrekt. De vrouw is als slachtoffer van vrouwenhandel in Nederland terecht gekomen en wil een verblijfsvergunning.
Het vrouwenhandelbeleid ziet er in theorie als volgt uit.
Het beleid is vastgelegd in de vreemdelingencirculaire (hfst B9) en dient vooral het Nederlandse belang van opsporing en vervolging (behoud getuigen), maar geeft daarnaast aan het slachtoffer in ieder geval een aantal minimale rechten.
Reeds bij een geringe aanwijzing van vrouwenhandel dient 3 maanden bedenktijd gegeven te worden opdat het slachtoffer een overwogen beslissing kan nemen over het al dan niet doen van aangifte, gezien de daaraan verbonden consequenties (doet ze geen aangifte dan moet ze het land uit).
Indien het slachtoffer aangifte doet, dient die aangifte ambtshalve als een aanvraag voor een (tijdelijke) verblijfsvergunning behandeld te worden, waarop in beginsel binnen 24 uur beslist moet worden. Wordt een tijdelijke verblijfsvergunning verleend, dan is deze geldig gedurende de hele strafrechtelijke procedure tot en met het hoger beroep. Voor de duur van de tijdelijke verblijfsvergunning heeft het slachtoffer recht op een bijstandsuitkering. Besluit het OM tot niet verdere vervolging, dan vervalt de grond voor verblijf.
Het zwakke punt in het vrouwenhandelbeleid is dat de mate waarin het slachtoffer toegang heeft tot opvang en bescherming volstrekt afhankelijk is van de correcte uitvoering van het beleid door de politie, terwijl er tegelijkertijd nauwelijks externe controle is op (de uitvoering van het beleid door) de politie, zeker niet in de beginfase van een zaak. De slachtoffers zelf verkeren nauwelijks in de positie om op te komen voor hun rechten, alleen al gezien hun veelal illegale status en het gebrek aan kennis over hun rechten. In de praktijk blijkt het regelmatig voor te komen dat het beleid niet correct wordt uitgevoerd. Deze zaak is daar een voorbeeld van.

In deze zaak heeft de advocaat van de vrouw – met financiele ondersteuning door het Proefprocessenfonds van het Clara Wichmann Instituut – een bezwaarschrift ingediend tegen het uitblijven van een beslissing op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning.
De vrouw wilde als slachtoffer van vrouwenhandel aangifte doen van dit delict. In eerste instantie is geweigerd de aangifte op te nemen. Tegen deze beslissing is bezwaar gemaakt door de advocaat, waarna toch is overgegaan tot het opnemen van de aangifte. Vervolgens is verzuimd de aangifte te behandelen als een verzoek voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, doordat de aangifte niet direct werd gemeld bij de contactpersoon mensenhandel. In plaats daarvan werd de vrouw doorverwezen naar het Bureau Vreemdelingenzaken. De vrouw kreeg niet de mogelijkheid een verblijfsvergunning aan te vragen en kreeg evenmin een negatieve beschikking. De vrouw heeft vervolgens nogmaals verzocht om een verblijfsvergunning en heeft tegen het uitblijven van de beslissing binnen de daarvoor beschikbare tijd (volgens de Vc 24 uur) een bezwaarschrift ingediend. Gelukkig behoefde de vrouw de behandeling van het bezwaarschrift niet af te wachten en werd nu wel aan haar een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd verleend.

Volledige tekst


Beschikking, d.d. 3 december 2002

1. Onderwerp van de beschikking
Deze beschikking heeft betrekking op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in de zin van artikel 14 van de Vreemdelingenwet, met als doel ‘onder beperking als genoemd in de Vreemdelingencirculaire, B9’ die op 15 oktober 2002 is ingediend door:

C. B., geboren op [….] 1981, nationaliteit: Sierraleoonse.

Mevrouw B. zal verder worden aangeduid als ‘betrokkene’. Deze aanvraag is mede ingediend ten behoeve van het minderjarige kind van betrokkene, te weten B.B., geboren op […] 2000, eveneens van Sierraleoonse nationaliteit.

2. Besluit

De aanvraag wordt ingewilligd.

Aan betrokkene en haar minderjarige kind wordt een verblijfsvergunning verleend met ingang van 15 oktober 2002, geldig tot 15 oktober 2003.

De verblijfsvergunning van betrokkene wordt verleend onder de beperking “onder beperking als genoemd in de Vreemdelingencirculaire, B9. Het verrichten van arbeid is niet toegestaan.”

De verblijfsvergunning van het minderjarige kind wordt verleend onder de beperking ‘gezinshereniging bij C.B.’. Het verrichten van arbeid is niet toegestaan.

De redenen die ten grondslag liggen aan dit besluit worden weergegeven in paragraaf 4 van deze beschikking.

3. Ontstaan en verloop van de procedure

Betrokkene is vreemdeling in de zin artikel 1, aanhef en onder m, van de Vreemdelingenwet. Zij is, naar eigen zeggen, op 6 juni 2002 Nederland binnengekomen. Op 15 oktober 2002 heeft betrokkene bij de korpschef van het regionaal politiekorps Rotterdam-Rijnmond aangifte gedaan ter zake van artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht. Deze aangifte wordt ambtshalve aangemerkt als een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in de zin van artikel 14Vw.

4. Motivering van de beschikking

Gebleken is dat betrokkene voldoet aan de beperkingen verband houdende met het deel waarvoor zij wil verblijven. Betrokkene voldoet aan de voorwaarde welke is gesteld in artikel 3.48 lid 1, onder a, van het Vreemdelingenbesluit en het nader hieromtrent gestelde in hoofdstuk B9 van de Vreemdelingencirculaire.

De verblijfsvergunning wordt verleend zolang er sprake is van een strafrechtelijk opsporingsonderzoek of vervolgingsonderzoek naar of berechting in feitelijke aanleg van de verdachte van het strafbare feit, waarvan aangifte is gedaan onder procesverbaalnummer 2002320891.

5. Rechtsmiddelen

Tegen deze beschikking kan bezwaar worden gemaakt bij de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Het bezwaar kan worden gemaakt door de vreemdeling in persoon, zijn wettelijk vertegenwoordiger, zijn bijzonder gemachtigde of een advocaat, indien deze verklaart daartoe bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd.

Een gemotiveerd bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop de beschikking is bekendgemaakt. Het is raadzaam een kopie van de beschikking bij het bezwaarschrift mee te zenden. Voorts is het van belang dat de korpschef in kennis wordt gesteld van de indiening van een bezwaarschrift.

Van belang is dat ingevolge artikel 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht een bezwaarschrift tijdig is ingediend, indien het voor het einde van de genoemde termijn van vier weken is ontvangen, of indien het voor het einde van deze termijn ter post is bezorgd, mits het in dat geval niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

Een bezwaarschrift moet worden gezonden aan het op de eerste bladzijde van de beschikking vermelde postbusnummer.

Aanvraag verblijfsvergunning Vc B9, d.d. 23 oktober 2002

Geachte heer/mevrouw,

Tot mij wendde zich mevrouw B. met het verzoek als haar gemachtigde op te treden. Aan welk verzoek ik gaarne voldoe.

Mijn cliënte heeft inmiddels aangifte (15 oktober 2002) gedaan van mensenhandel. Bijgaand een afschrift van deze aangifte.
Echter de aangifte is niet direct gemeld bij de contactpersoon mensenhandel c.q. heeft niet geleid tot de verlening van een verblijfsvergunning B-9.
Mevrouw B. is door de politie doorverwezen naar het Bureau Vreemdelingenzaken van de politie Flevoland.
Aan haar is verder geen mogelijkheid geboden om een verblijfsvergunning aan te vragen. Ook is aan haar geen beschikking uitgereikt dat op het verzoek om een verblijfsvergunning negatief is beslist. Er dient binnen 24 uur een besluit genomen te worden om de aanvraag .e aangifte dient immers te worden beschouwd als ambtshalve aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning (Vc B 94.4).

In de vreemdelingencirculaire (Vc B9) wordt bepaald dat reeds bij een geringe aanwijzing van mensenhandel betrokkenen moeten worden gewezen op hun rechten de vreemdelingencirculaire betreffende.

In eerste instantie is geweigerd de aangifte op te nemen. Bijgevoegd is het bezwaar tegen de beslissing op de aangifte niet op te nemen. Daarna is overgegaan tot het opnemen van de aangifte.
Nu wordt als reden aangegeven dat de aanvraag van de verblijfsvergunning verder niet in behandeling wordt genomen omdat de zaak niet in behandeling wordt genomen door het Openbaar Ministerie, zo is mondeling medegedeeld.

Echter de verlening van een verblijfsvergunning is niet afhankelijk van de beslissing van het OM om wel of niet tot vervolging over te gaan. Dit kan alleen een grond zijn voor de intrekking van de vergunning, niet voor de niet verlening.

Bijgevoegd is dus nogmaals het verzoek om een aanvraag, voor een verblijfsvergunning voor
bepaalde tijd. Met het verzoek deze aanvraag in behandeling te nemen en daar op de kortst
mogelijke termijn een beslissing op te nemen. In de Vc is daarvoor een termijn gegeven van
24 uur. U begrijpt dat deze termijn al reeds ruim is verstreken.
Doch mijn cliënte heeft belang bij een zo spoedig mogelijke beslissing. Bij het uitblijven
daarvan zal zij genoodzaakt zijn zich tot de rechter te wenden en om een spoedvoorziening verzoeken.

Op grond van bovengenoemde gronden dient aan mevrouw B. een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te worden toegekend.

Redenen waarom:

Cliënte u verzoekt aan haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verstrekken.

Ik verzoek u vriendelijk de ontvangst van deze brief te bevestigen.

In afwachting van uw reactie, verblijf ik,

Met vriendelijke groet,

Els van Blokland

BEZWAARSCHRIFT, d.d. 19 november 2002

B., wonende te Almere, voor deze plaats woonplaats kiezende ten kantore van
Bonnema c.s. advocaten aan de Willemsstraat 24b, (1015 JD) te Amsterdam, waarvan mr E.M. van Blokland in deze tot gemachtigde wordt gesteld en als zodanig zal optreden met het
recht van vervanging,

1. Op 23 oktober 2002 heeft betrokkene een aanvraag, ingediend voor een verblijfsvergunning op grond van Ve B9 (zie bijlage l). Op deze aanvraag is tot op heden geen beslissing genomen. Cliënte meent dat de redelijke termijn om te beslissen op deze aanvraag thans is verstreken. Ik heb diverse malen contact gehad met de behandelend ambtenaar van de Vreemdelingendienst Flevoland, voornaam J. Ik heb daarna contact gezocht met directie IND Zuid West, Noord Oost. Ik heb uiteindelijk een bevestigingsbrief gekregen van de uw directie, regionale Directie Midden. Ik heb gebeld met uw directie dd 1 5 november 2002. Ik zou nog diezelfde middag worden teruggebeld door B van H maar tot op heden heb ik niets vernomen.

2. Cliënte kan zich met het uitblijven van een beslissing op haar aanvraag niet-verenigen en
komt derhalve in bezwaar.

3. Cliënte meent dat zij aan de voorwaarden voldoet.

4. In eerste instantie is geweigerd de aangifte op te nemen. Hiertegen is bezwaar aangetekend. Daarna is overgedaan tot het opnemen van de aangifte.

5. Betrokkenen heeft aangifte (15 oktober 2002) gedaan van mensenhandel.

6. Echter de aangifte is niet direct gemeld bij de contactpersoon mensenhandel c.q. heeft niet
geleid tot de verlening van een verblijfsvergunning B-9.

7. Mevrouw B. is door de politie doorverwezen naar het Bureau Vreemdelingenzaken
van de politie Flevoland.

8. Aan haar is verder geen mogelijkheid geboden om een verblijfsvergunning aan te vragen.
Ook is aan haar geen beschikking uitgereikt dat op het verzoek om een verblijfsvergunning, negatief is beslist.

9. Er dient binnen 24 uur een besluit genomen te worden op de aanvraag. De aangifte dient
immers te worden beschouwd als ambtshalve aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning (Vc B 9 4.4).

10. In de vreemdelingencirculaire (Vc B9) wordt bepaald dat reeds bij een geringe aanwijzing
van mensenhandel betrokkenen moeten worden gewezen op hun rechten de vreemdelingencirculaire betreffende.

11. Echter de verlening van een verblijfsvergunning is niet afhankelijk van de beslissing van
het OM om wel of niet tot vervolging over te gaan. Dit kan alleen een grond zijn voor de
intrekking van de vergunning, niet voor de niet verlening.

12. Er is dus nogmaals verzocht om een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op grond van
Vc B-9. Met het verzoek deze aanvraag in behandeling te nemen en daar op de kortst mogelijke termijn een beslissing op te nemen.

13. In de Ve is daarvoor zoals gezegd een termijn gegeven van 24 uur.

14. Betrokkene heeft belang, bij een zo spoedig mogelijke beslissing

15. Door u is binnen de daarvoor aan u beschikbare tijd (volgens de Vc 24 uur) geen beslissing genomen. Tegen deze weigering een beslissing te nemen wordt door middel van dit schrijven bezwaar ingediend.

16. Gezien het feit dat er geen beslissing is genomen binnen de daarvoor gestelde termijn van
24 uur en ook in de weken daarna geen beslissing is genomen op het verzoek om een aanvraag verblijfsvergunning is betrokkene genoodzaakt zich tot de rechter te wenden en om een spoedvoorziening te verzoeken. Haar opvang vervalt en haar inkomen vervallen op grond van het uitblijven van uw beslissing in deze.

Op grond van bovengenoemde gronden dient aan mevrouw B. een verblijfsvergunning
regulier voor bepaalde tijd te worden toegekend

MET HET VERZOEK:

Het bezwaar gegrond te verklaren en betrokkene alsnog in het bezit te stellen van een verblijfsvergunning op grond van Vc B9.

Gemachtigde,
E.M. van Blokland

Rechters