Instantie: Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, 30 september 2002

Instantie

Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

Samenvatting


De zaak betreft een 13-jarig Marokkaans meisje dat al geruime tijd illegaal in Nederland verblijft en onder toezicht is gesteld omdat zij door haar vader hier in Nederland zou zijn misbruikt. In bezwaar wordt haar >gelet op het feit dat zich in deze zaak dusdanig bijzondere en schrijnende omstandigheden voordoen= onder gebruikmaking van de bevoegdheid als bedoeld in art. 3.4 lid 3 Vb2000 een verblijfsvergunning regulier bepaalde tijd verleend met een geldigheidsduur van een jaar onder de beperking >verblijf onder beperking conform beschikking Minister=. In de beschikking wordt de beperking omschreven als >verblijf gedurende de ondertoezichtstelling bij Stichting Bureau Jeugdzorg (…). Arbeid niet toegestaan=.

Volledige tekst

1. Onderwerp van de beschikking
Deze beschikking heeft betrekking op het bezwaarschrift gericht tegen de beschikking van 21 februari 2002, waarbij de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is afgewezen. Het bezwaarschrift is op 14 maart 2002 door mw. mr N.M, Weteling ingediend namens: X, geboren op (…) 1989 van Marokkaanse nationaliteit,
zal verder worden aangeduid als ‘betrokkene’.

2. Besluit
Het besluit wordt gegrond verklaard.
Aan betrokkene wordt een verblijfsvergunning verleend met ingang van 31 augustus 2001, geldig tot 31 augustus 2002, onder gelijktijdige verlenging van de geldigheidsduur tot 31 augustus 2003.
De verblijfsvergunning wordt verleend onder de beperking >voor verblijf gedurende de ondertoezichtstelling bij Stichting Bureau Jeugdzorg (…). Arbeid is niet toegestaan.
De redenen die ten grondslag liggen aan, dit besluit worden weergegeven in paragraaf 4 van deze beschikking.

3. Ontstaan en verloop van de procedure

Namens betrokkene is op 31 augustus 2001 een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, in het kader van een alleenstaande minderjarige. Bij beschikking van 21 februari 2002 is deze aanvraag afgewezen. Tegen deze beslissing is namens betrokkene op 14 maart 2002 bezwaar aangetekend. Betrokkene is op 16 juli 2002 gehoord door een ambtelijke commissie. Dit gehoor, waarvan een verslag is opgemaakt maakt deel uit van het dossier.

4. Motivering van de beslissing
De inhoud van het dossier is bij de besluitvorming betrokken.
Hetgeen in het bezwaarschrift is aangevoerd wordt hierbij als ingelast beschouwd.

Op grond van de thans bekende individuele feiten en omstandigheden bestaat aanleiding aan betrokkene verblijf in Nederland toe te staan. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel in de zaak met dossiernummer 9206?09?0259 faalt, omdat er geen sprake is van gelijke gevallen.
Onderhavige zaak moet op zijn eigen merites worden beoordeeld. In verband hiermee is namens betrokkene verzocht om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 3.4 derde lid Vb 2000.
Gelet op het feit dat zich in deze zaak dusdanig bijzondere en schrijnende omstandigheden voordoen kan aan betrokkene op grond van artikel 3.4 derde lid Vb een verblijfsvergunning worden verleend. Op het verblijfsdocument wordt de volgende beperking opgenomen: “verblijf onder beperking cf beschikking Minister”.
De verblijfsvergunning wordt verleend met ingang van 31 augustus 2001, geldig tot 31 augustus 2002, onder gelijktijdige verlenging van de geldigheidsduur tot 31 augustus 2003.

Rechters