Instantie: Gerechtshof ‘s-Gravenhage, 21 augustus 2002

Instantie

Gerechtshof ‘s-Gravenhage

Samenvatting


Bij de bepaling van de hoogte van de kinderalimentatie oordeelt het hof het redelijk dat 100% van de draagkrachtruimte daarvoor wordt aangewend, nu gebleken is dat alle kosten van het kind (waaronder de kosten voor de crèche) voor rekening van de moeder komen.

Volledige tekst

(…) Â…)
VASTSTAANDE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting staat – voor zover in hoger beroep van belang – tussen de partijen het volgende vast.
De partijen zijn op 23 november 1994 te Marokko gehuwd. Uit dit huwelijk is geboren de thans nog minderjarige: N., geboren op (…) 1999, hierna te noemen: N., die sinds het uiteengaan van de partijen feitelijk bij de moeder verblijft.
Bij beschikking van 29 december 1999 heeft de rechtbank te Rotterdam onder meer tussen de partijen de echtscheiding uitgesproken, die is ingeschreven op 14 maart 2000. Er is daarbij geen kinderalimentatie opgelegd.
Bij verzoekschrift dat op 4 september 2001 bij de rechtbank te Rotterdam is ingekomen heeft de moeder verzocht tot vaststelling van een door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie van ƒ 350 per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
Bij de bestreden beschikking is de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie met ingang van 12 oktober 2001 bepaald op ƒ 350 per maand.
Hieronder zal het hof zonodig op hele bedragen afronden.
Ten aanzien van de vader:
De vader is geboren op (…) 1974 en is alleenstaand. Sinds 12 november 2002 is de vader in dienst van (…) en bedraagt zijn inkomen ƒ 2.639 (€ 1.197,50) bruto per maand, exclusief vakantietoeslag, volgens salarisspecificaties over de weken 49 tot en met 52 van 2001 en de weken 1 tot en met 1 9 van 2002. Hij is ziekenfondsverzekerd voor zijn ziektekosten.
De vader heeft de volgende maandelijkse lasten:
ƒ 350 (€ 159) schuld postbank;
ƒ 25 (€ 11) kosten woon-werk verkeer.
Ten aanzien van de moeder:
De moeder is geboren op (Â…) 1973 en is alleenstaand. Als onweersproken staat vast dat haar inkomen € 1.200 netto per maand is, exclusief vakantietoeslag.
De moeder heeft de volgende maandelijkse lasten:
ƒ 558 (€ 253) huur;
ƒ 295 (€ 134) crèche N.;
ƒ 317 (€ 144) schuld C.;
ƒ 121 (€ 55) schuld P.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de draagkracht van de vader ten aanzien van de kinderalimentatie. De behoefte van N. aan een door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie staat als niet bestreden vast.
2. De vader verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en de kinderalimentatie met ingang van 12 oktober 2001 op nihil te stellen, althans een bijdrage te bepalen als het hof juist acht. Ter terechtzitting heeft de vader zijn verzoek gewijzigd in die zin dat hij verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, de kinderalimentatie voor de periode van 12 oktober 2001 tot 12 november 2001 op nihil te stellen en met ingang van 12 november 2001 geen hogere alimentatie te bepalen dan ƒ 66 (€ 30) per maand. De moeder bestrijdt zijn beroep en verzoekt het hof de vader in de proceskosten te veroordelen.
3. Vaststaat dat het arbeidscontract van de vader met zijn voormalige werkgever M. op 10 augustus 2001 door tijdsverloop is geëindigd. In april 2001 werd de vader ziek en depressief. Aanvankelijk kreeg hij geen loon doorbetaald, maar bij vonnis voorlopige voorzieningen van 10 september 2001 heeft de kantonrechter te Rotterdam de voormalige werkgever veroordeeld om het achterstallige loon over de periode 1 juli tot 10 augustus 2001 te betalen. Over de maanden mei en juni 2001 heeft de kantonrechter echter geen uitspraak gedaan, omdat de loongegevens over die maanden niet volledig waren.
Vervolgens heeft de vader een uitkering uit hoofde van de Werkloosheidswet aangevraagd die door het GAK is geweigerd. Dit alles heeft er in geresulteerd dat de vader over de maanden mei en juni 2001 geen inkomsten heeft gehad.
De vader stelt dat hij voor de periode van 12 oktober tot 12 november 2001 geen draagkracht heeft om enig bedrag aan kinderalimentatie te betalen, omdat hij met ingang van 10 augustus 2001 geen inkomsten meer had en over de periode daaraan voorafgaand niet zijn volledige loon heeft ontvangen. De moeder is daarentegen van mening dat het aan de lakse houding van de vader te wijten is dat hij in die periode geen inkomen heeft gehad, hetgeen voor zijn eigen rekening en risico dient te komen.
Het hof acht het niet redelijk om de vader voor de periode van 12 oktober tot 12 november 2001 een onderhoudsplicht op te leggen, nu hij in die periode geen inkomsten had, hetgeen hem niet te verwijten viel gezien zijn psychische en fysieke klachten en het relatief korte tijdsverloop sinds het einde van zijn vorige dienstverband.
4. De vader stelt ter terechtzitting dat hij met ingang van 12 november 2001 een bedrag aan kinderalimentatie zou kunnen betalen van maximaal ƒ 66 (€ 30) per maand. Daarbij voert de
vader aan kosten van woon-werkverkeer een bedrag van ƒ 100 (€ 45) op, omdat de reiskostenvergoeding die de vader voor dit doel van zijn huidige werkgever ontvangt volgens hem niet kostendekkend is. Volgens de berekening van de moeder is deze vergoeding wel toereikend. Het hof neemt ƒ 25 (€ 11) per maand aan kosten woon-werkverkeer in aanmerking, rekening houdend met 440 kilometer per maand a ƒ 0,275 (€ 0,12) per kilometer en een reiskostenvergoeding van gemiddeld ƒ 100 (€ 44) per maand. Weliswaar stelt de vader dat rekening moet worden gehouden met de omgangskosten, maar in de door hem overgelegde draagkrachtberekening voert hij geen bedrag op en hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij de omgangsregeling ook daadwerkelijk met enige regelmaat nakomt. Het hof laat de omgangskosten dan ook buiten beschouwing.
5. De moeder is van mening dat de vader zijn volledige draagkrachtruimte (100%) moet aanwenden voor het betalen van kinderalimentatie. Het hof verenigt zich met deze stelling van
de moeder, nu gebleken is dat alle kosten van N. voor rekening van de moeder komen, zodat het hof het op die grond redelijk acht de vader meer te laten betalen dan de gebruikelijke normen bepalen.
6. Op grond van het bovenstaande laat de draagkracht van de vader met ingang van 12 november 2001 een kinderalimentatie toe van ƒ 187 (€ 85) per maand, zodat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen.
7. Nu de bestreden beschikking wordt vernietigd ziet het hof geen reden de vader in de proceskosten te veroordelen.

BESLISSLING

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt de door de vader aan de moeder te betalen kinderalimentatie met ingang van 12 november 2001 op ƒ 187 (€ 85) per maand;
(…)

Rechters

Mrs. Dusamos, Van den Wildenberg en Zeven-Postma