Instantie: Rechtbank Utrecht, 25 juni 2002

Instantie

Rechtbank Utrecht

Samenvatting


Vrouwen zijn onder valse voorwendselen uit Polen naar Nederland meegenomen om hier enige tijd in de prostitutie te werken. De valse voorwendselen bestonden hieruit dat verdachte de vrouwen vertelde dat zij in Nederland legaal in de prostitutie konden werken. De vrouwen moesten ten minste de helft van hun verdienste uit de prostitutie aan verdachte afstaan en waren volledig afhankelijk van verdachte.

Volledige tekst

1. DE TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

2. DE BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage II a, II b en II c van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.

Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de Bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

3. DE STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.

Ten aanzien van het onder 1 aanhef en ten aanzien van [slachtoffer A] bewezenverklaarde:
Een ander door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid dwingen dan wel door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, en een persoon aanwerven en medenemen met het oogmerk die persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Ten aanzien van het onder 1 aanhef en ten aanzien van [slachtoffer B] bewezenverklaarde:
Een ander door misleiding bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, en een persoon aanwerven met het oogmerk die persoon in een ander land ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Ten aanzien van het onder 1 aanhef en ten aanzien van [slachtoffer C] bewezenverklaarde:
Een ander bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of onder omstandigheden enige handeling te ondernemen waarvan hij of zij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor tot het verrichten van die handelingen beschikbaar stelt.

Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang tot of verblijven in Nederland terwijl hij weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat de toegang of dat verblijf wederrechtelijk is, meermalen gepleegd.

4. DE STRAFBAARHEID VAN DE VERDACHTE

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

5. MOTIVERING VAN DE OP TE LEGGEN SANCTIE

Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.

Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen:

– verdachte heeft samen met zijn mededader – een Poolse vrouw – een vrouw onder valse voorwendselen uit Polen naar Nederland meegenomen om hier enige tijd in de prostitutie te werken en heeft daarvan financieel geprofiteerd;

– verdachte heeft samen met zijn mededader – een Poolse vrouw – een vrouw onder valse voorwendselen uit Polen naar Nederland laten komen om hier enige tijd in de prostitutie te werken en heeft daarvan financieel geprofiteerd;

– de valse voorwendselen bestonden hieruit dat verdachte de vrouwen vertelde dat zij in Nederland legaal – achter een raam – in de prostitutie konden werken en daarbij veel meer konden verdienen dan in Polen;

– de vrouwen moesten ten minste de helft van hun verdiensten uit de prostitutie aan verdachte afstaan;

– de vrouwen waren volledig afhankelijk van verdachte, nu zij onder andere de Nederlandse taal niet machtig waren en illegaal in Nederland verbleven;

– verdachte bedreigde de vrouwen met geweld, welke dreiging eruit bestond dat verdachte zijn Poolse vriendin sloeg in het huis waar de vrouwen verbleven, en verdachte hield de vrouwen voor dat zij niet wisten hoe hij kon zijn;

– verdachte heeft zijn Poolse vriendin – die de Nederlandse taal niet goed machtig is – als prostituee laten werken en al haar verdiensten afgenomen, alsmede haar paspoort, waardoor zij volledig afhankelijk van hem was;

– verdachte gebruikte meerdere malen geweld tegen haar;

– het overheidsbeleid is gericht op het bestrijden van illegaal verblijf in Nederland, ook in Europees verband.

Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:

– de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 15 maart 2002, waaruit blijkt dat de verdachte nog niet eerder is veroordeeld voor vrouwenhandel, doch wel voor een ander ernstig delict is veroordeeld.

– een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van de Stichting Reclassering Nederland, unit Utrecht, d.d. 06 juni 2002, opgemaakt door J.S. Verwoerd, reclasseringswerker.

Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Teruggave inbeslaggenomen goederen:

Met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
– mobiele telefoon, merk Nokia, profider Libertel, kleur bovenzijde blauw en onderzijde grijs;
– personenauto, merk Mercedes, kenteken HR-ZB-57;
– geld, te weten: 6 bankbiljetten van EUR 50, rest muntgeld,
acht de rechtbank verdachte degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank zal de teruggave van deze voorwerpen aan genoemde persoon gelasten.

6. DE TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 197a en 250a van het Wetboek van Strafrecht.

7. DE BESLISSING:

De rechtbank beslist als volgt:

Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in bijlage II van dit vonnis, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.

Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de tijd van 18 (ACHTTIEN) MAANDEN.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (ZES) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.

Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
– de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

Gelast de teruggave van
– mobiele telefoon, merk Nokia, profider Libertel, kleur bovenzijde blauw en onderzijde grijs;
– personenauto, merk Mercedes, kenteken HR-ZB-57;
– geld, te weten: 6 bankbiljetten van EUR 50, rest muntgeld,
aan verdachte.

Rechters

Mrs. A. Wassing, P. Krepel, E. Akkermans