Instantie: B en W Amsterdam, 25 juni 2002

Instantie

B en W Amsterdam

Samenvatting


Illegaal in Nederland verblijvende moeder verzorgt een minderjarig kind, dat de Nederlandse nationaliteit heeft. De vader is onvindbaar. Aangezien de moeder niet beschikt over een verblijfsstatus, heeft zij geen recht op een bijstandsuitkering. Haar zoon heeft in beginsel evenmin recht op bijstand, omdat hij jonger is dan 18 jaar. In het bezwaarschrift stelt de moeder dat de bijstandsverlening aan haar kind ten onrechte is geweigerd. Daarbij doet zij een beroep op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep d.d. 1 april 1997 waarin is bepaald dat onder omstandigheden bijstandverlening aan een minderjarige mogelijk is. Ook in de Werkvoorschriften van de Sociale Dienst Amsterdam is de mogelijkheid opgenomen bijstand te verlenen ten behoeve van het kind van een onderhoudsplichtige ouder. Voorts voert zij aan dat zij niet beschikt over de middelen om haar kind te verzekeren tegen ziektekosten. Het college van B&W overweegt dat op grond van art. 11, eerste lid, Abw bijstand kan worden verleend aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken. Geoordeeld wordt dat, nu niet gebleken is dat de vader bereid of in staat is alimentatie te betalen, ten behoeve van het kind bijstand verleend dient te worden. Het bezwaar wordt op dit punt gegrond verklaard. De op het kind van toepassing zijnde bijstandsnorm is het verschil tussen de norm voor een alleenstaande ouder, met een gemeentelijke toeslag van 10% van het nettominimumloon, en de norm voor een alleenstaande, met een gemeentelijke toeslag van 10% van het nettominimumloon.
De volledige tekst van de uitspraak is niet opgenomen.

Volledige tekst

De volledige tekst van de uitspraak is niet opgenomen.

Rechters