Instantie: President Rechtbank ‘s-Gravenhage zp Amsterdam, 19 februari 2002

Instantie

President Rechtbank ‘s-Gravenhage zp Amsterdam

Samenvatting


Referente, van Turkse nationaliteit, is in het bezit van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd. In april 2001 bevalt zij tijdens een tijdelijk verblijf in Turkije van een zoon. De vader van het kind, waarmee zij in 2000 in Turkije is gehuwd, verblijft in Turkije. Augustus 2001 dient de moeder namens het kind een aanvraag in voor een mvv voor verblijf bij moeder. Zij beschikt over een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, ingaande op 1 juli 2001. De mvv wordt afgewezen. Volgens verweerder dienen beide ouders rechtmatig verblijf te hebben, hetgeen hier niet het geval is, resp. voldoet referente niet aan het middelenvereiste, nu haar arbeidsovereenkomst in verband met de bevalling van haar kind in Turkije tot nader order is opgeschort. De president overweegt dat, nu het onderhavige geval geen geval is als genoemd in art. 3.13, eerste lid, van het Vb 2000 en evenmin een geval als bedoeld in art. 3.23 van het Vb 2000, verweerder zal dienen te bezien of ingevolge art. 3.13, tweede lid, alsnog een verblijfsvergunning aan verzoeker kan worden verleend. Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank dient verweerder daarbij acht te slaan op hetgeen omtrent art. 3.23 Vb 2000 is opgemerkt in de NvT, in het bijzonder dat is beoogd veilig te stellen dat een in het buitenland geboren kind van een permanent buiten Nederland verblijvende moeder niet op grond van dit artikel toelating kan verkrijgen met voorbijgaan aan het middelenvereiste. De rechtbank acht daarbij van belang dat referente reeds recht op verblijf in Nederland heeft, alsmede dat thans niet is beoogd om ook verzoekers vader voor een verblijfsvergunning in aanmerking te laten komen. Het onderhavige standpunt van verweerder heeft tot consequentie dat, zou referente naar een derde land (waarvoor het vereiste van een mvv geldt) zijn afgereisd en aldaar van verzoeker zijn bevallen, aan verzoeker een mvv zou moeten worden geweigerd, omdat alleen zijn moeder en niet tevens zijn vader, rechtmatig verblijf in Nederland geniet. Dit zou dan tot de onhoudbare situatie leiden dat referente van uit dat derde land, waar zij wellicht met vakantie was, slechts Nederland zou kunnen inreizen met verzoeker indien zij zou voldoen aan de gewone vereisten voor gezinshereniging. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt toegewezen.
De volledige tekst is niet opgenomen.

Volledige tekst

De volledige tekst is niet opgenomen.

Rechters

Mr. Mildner