Instantie: Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, 11 oktober 2001

Instantie

Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming

Samenvatting


De vrouwelijke gedetineerden P. en R. hebben beiden een disciplinaire straf
van drie dagen afzondering opgelegd gekregen, dit op grond van de overweging
dat zij zich niet aan de gedragscode hebben gehouden. Deze gedragscode
verbiedt lichamelijk contact tussen medegedetineerden. P. en R. hebben
lichamelijk contact gehad, bestaande uit kussen; volgens het rapport was dit
contact bovendien seksueel getint. P. en R. ontkennen het lichamelijk contact
niet maar stellen dat er geen sprake was van seksueel getint contact, het
ging slechts om een (troostend bedoelde) zoen op de wang. P. en R. beklagen
zich bij de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij de
Penitentiaire Inrichtingen Overijssel, locatie Zwolle. De beklagcommissie
stelt vast dat de gedragscode op dit punt erg ruim is opgesteld, waardoor dit
deel van de gedragscode vaag is. De commissie stelt de gedragscode niet
terzijde maar acht het wenselijk dat de directie als gevolg van deze vaagheid
beslissingen naar aanleiding van deze gedragscode in de toekomst beter
motiveert. In dit geval was sprake van een bewijsrechtelijk moeilijke
situatie. De directie had de mogelijkheid om drie getuigen te horen, maar
heeft hiervan afgezien. Nader onderzoek was in deze situatie echter
wenselijk; door hiervan af te zien heeft de directie klaagsters de
mogelijkheid ontnomen zich adequaat te verdedigen. De beklagcommissie
oordeelt dat het beklag gegrond is. De beroepscommissie verklaart het beroep
van de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Volledige tekst

RNUMMER 01/1421GA
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de
Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 1 augustus
2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de
directeur van de penitentiaire inrichting voor vrouwen (p.i.v.) te Zwolle,
gericht tegen een uitspraak d.d. 26 juli 2001 van de beklagcommissie bij
voormelde p.i.v., gegeven op een klacht van P., verder te noemen klaagster
betreffende de oplegging van een disciplinaire straf van drie dagen
opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, te weten de eigen
cel, met verwijdering van de tv, wegens het zich niet houden aan de in de
inrichting geldende gedragscode, alsmede van de overige stukken, waaronder de
uitspraak waarvan beroep, welke afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 oktober 2001, gehouden in de p.i.
De Grittenborgh te Hoogeveen, zijn gehoord klaagster, bijgestaan door de
raadsman mr. T. Volckmann, en de heer P. Schelkers, plaatsvervangend
unit-directeur bij voornoemde p.i.v.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als
volgt:

1. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan – voorzover dat is komen vast te staan –
naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing
leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak
van de beklagcommissie.

De beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij de Penitentiaire
Inrichtingen Overijssel, locatie Zwolle, heeft gelezen het klaagschrift,
ingekomen bij de commissie van toezicht op 22 mei 2001, van P. destijds
verblijvende in de Penitentiaire Inrichtingen Overijssel, locatie Zwolle,

betreffende:
de oplegging, van een disciplinaire straf van 3 dagen afzondering in de eigen
verblijfsruimte zonder televisie.

De commissie heeft voorts kennisgenomen van de brief van de heer L.P.P.
Schelkers, plv. unit-directeur van voornoemde inrichting, d.d. 11 juli 2001.

De commissie heeft klaagster, bijgestaan door een tolk in de Spaanse taal via
de tolkentelefoon, alsmede de heer L.P.P. Schelkers, voornoemd, gehoord op
donderdag 26 juli 2001.

De beklagcommissie overweegt het volgende:

1. De beklagcommissie heeft kennisgenomen van de hiervoor vermelde en
overgelegde stukken. De inhoud van deze stukken dient als hier herhaald en
ingelast te worden beschouwd.

2. Het beklag richt zich tegen de oplegging d.d. 30 april 2001 van een
disciplinaire straf van 3 dagen afzondering in de eigen verblijfsruimte
zonder televisie. Dit op grond van de overweging, dat klaagster zich niet aan
de gedragscode heeft gehouden. De gedragscode verbiedt lichamelijk contact
tussen medegedetineerden. Het verbod van lichamelijk contact tussen
medegedetineerden afkomstig uit de Gedragscode hangt ook op pamfletten in de
inrichting. Klaagster heeft op 29 april 2001 lichamelijk contact gehad met
een medegedetineerde.

3. Uit de stukken en het gehouden verhoor blijkt dat klaagster op 29 april
2001 samen met een medegedetineerde op haar bed zat. Er was sprake van
lichamelijk contact tussen haar en een medegedetineerde. Dit lichamelijk
contact bestond uit kussen. Klaagster heeft hiervoor op 29 april 2001 een
waarschuwing gekregen. Klaagster heeft vervolgens voor dit lichamelijk
contact met medegedetineerde op 30 april 2001 een disciplinaire straf
gekregen van 3 dagen afzondering in de eigen verblijfsruimte zonder
televisie.

4. Tijdens de behandeling op 26 juli 2001 heeft klaagster aangevoerd,
zakelijk weergegeven:
Op 29 april 2001 zaten we met meerdere gedetineerden op een cel. Eén van mijn
medegedetineerden was verdrietig. Ik wilde haar troosten en gaf haar een zoen
op haar wang. Naar de mening van het betrokken personeelslid was deze zoen
seksueel getint. Dat is helemaal niet waar. De directie geloofde het
personeelslid echter meteen, zonder eerst de andere drie getuigen te hebben
gehoord. Deze getuigen zouden mijn lezing, dat er geen sprake is geweest van
seksueel getint contact kunnen bevestigen. Door dat ik een zoen gaf aan een
medegedetineerde heb ik de gedragscode overtreden.
Deze gedragscode is mij echter helemaal niet bekend, omdat het pamflet in het
Nederlands is beschreven en ik alleen de Spaanse taal beheers.

5. Namens de directie heeft de heer Schelkers, voornoemd, verwezen naar het
standpunt van de directie neergelegd in de brief van 11 juli 2001.
De directie merkt op dat de zin op het pamflet afkomstig is uit de
gedragscode. De inrichting werkt al jaren met deze gedragscode. Sinds de
verbouwing van de inrichting is het deel betreffende het verbod op
lichamelijk contact tussen medegedetineerden op een pamflet in de inrichting,
opgehangen. Dit pamflet is inderdaad geschreven in het Nederlands, maar de
gedragscode en de huisregels zijn wel vertaald in het Spaans. De gedragscode
verbiedt elk lichamelijk contact tussen medegedetineerden. In de cel van
klaagster was door het kussen duidelijk sprake van lichamelijk contact. Naar
de mening van het betrokken personeelslid was het lichamelijk contact ook nog
eens seksueel getint.
Lichamelijk contact is binnen de inrichting verboden. Derhalve is aan de
betrokken gedetineerden een disciplinaire straf opgelegd.
De directie achtte het in deze situatie niet nodig, om de drie getuigen te
horen, daar het betrokken personeelslid het rapport naar waarheid en op
ambtseed heeft opgemaakt.

6. De beklagcommissie stelt vast dat de geldende gedragscode met betrekking
tot het verbod van lichamelijk contact tussen medegedetineerden erg ruim is
opgesteld. Dit heeft tot gevolg dat dit deel van de gedragscode vaag is. De
beklagcommissie stelt de geldende gedragscode met betrekking tot het verbod
van lichamelijk contact tussen medegedetineerden niet terzijde, maar acht het
wenselijk dat de directie als gevolg van deze vaagheid beslissingen naar
aanleiding van deze gedragscode in de toekomst beter zal moeten motiveren.

7. De beklagcommissie is van oordeel dat sprake is van een bewijsrechtelijk
moeilijke situatie. Klaagster ontkent het lichamelijk contact met
medegedetineerde niet. Dit lichamelijk contact was echter, naar haar mening,
niet seksueel getint. De directie had de mogelijkheid om drie getuigen te
horen, zodat de daadwerkelijke toedracht kon worden onderzocht. De directie
heeft dit onderzoek niet uitgevoerd. De directie heeft geen onderzoeksplicht,
maar naar de mening van de beklagcommissie was een dergelijk onderzoek in
deze situatie mogelijk en ook wenselijk. Door hier van af te zien heeft de
directie klaagster de mogelijkheid ontnomen zich adequaat te verdedigen.
Dit klemt in dit geval temeer nu de huisregel, waarvan wordt gesteld dat hij
overtreden is, uitgesproken vaag is geformuleerd. Gezien het achterwege
blijven van dit onderzoek is de beklagcommissie van oordeel dat het beklag
gegrond is. De beklagcommissie stelt voorts voor dat de directie in overleg
met klaagster tot een passende compensatie zal komen voor de drie dagen
afzondering in eigen verblijfsruimte zonder televisie.

BESLISSING:

Verklaart het beklag gegrond.

Bepaalt dat de directie in overleg met klaagster komt tot een passende
compensatie.

RNUMMER 01/1425 GA

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de
Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 1 augustus
2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van de
directeur van de penitentiaire inrichting voor vrouwen (p.i.v.) Zwolle,
gericht tegen een uitspraak d.d. 26 juli 2001 van de beklagcommissie bij
voormelde p.i.v., gegeven op een klacht van R., verder te noemen klaagster
betreffende de oplegging van een disciplinaire straf van drie dagen
opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, te weten de eigen
cel, met verwijdering van de tv, wegens het zich niet houden aan de
inrichting geldende gedragscode, alsmede van de overige stukken, waaronder de
uitspraak waarvan beroep, welke afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 9 oktober 2001, gehouden in de p.i.
De Grittenborgh te Hoogeveen, zijn gehoord klaagster, bijgestaan door de
raadsman mr. M.M.H. Zuketto, en de heer P. Schelkers, plaatsvervangend
unit-directeur bij voornoemde p.i.v.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als
volgt:

1. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan – voorzover dat is komen vast te staan –
naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing
leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond
worden verklaard.

2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak
van de beklagcommissie.

De beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij de Penitentiaire
Inrichtingen Overijssel, locatie Zwolle, heeft gelezen het klaagschrift,
ingekomen bij de commissie van toezicht op 3 mei 2001, van R., destijds
verblijvende in de Penitentiaire Inrichtingen Overijssel, locatie Zwolle,

betreffende:
de oplegging, van een disciplinaire straf van 3 dagen afzondering in de eigen
verblijfsruimte zonder televisie.

De commissie heeft voorts kennisgenomen van de brief van de heer L.P.P.
Schelkers, plv. unit-directeur van voornoemde inrichting, d.d. 10 juli 2001.

De commissie heeft klaagster, bijgestaan door haar advocaat mr. M.M.H.
Zuketto, alsmede de heer L.P.P. Schelkers, voornoemd, gehoord op donderdag 26
juli 2001.

De beklagcommissie overweegt het volgende:

1. De beklagcommissie heeft kennisgenomen van de hiervoor vermelde en
overgelegde stukken. De inhoud van deze stukken dient als hier herhaald en
ingelast te worden beschouwd.

2. Het beklag richt zich tegen de oplegging d.d. 30 april 2001 van een
disciplinaire straf van 3 dagen afzondering in de eigen verblijfsruimte
zonder televisie. Dit op grond van de overweging, dat klaagster zich niet aan
de gedragscode heeft gehouden. De gedragscode verbiedt lichamelijk contact
tussen medegedetineerden. Klaagster heeft op 29 april 2001 lichamelijk
contact gehad met een medegedetineerde.

3. Uit de stukken en het gehouden verhoor blijkt dat klaagster op 29 april
2001 samen met een medegedetineerde op haar bed zat. Er was sprake van
lichamelijk contact tussen haar en een medegedetineerde. Dit lichamelijk
contact bestond uit kussen. Klaagster heeft hiervoor op 29 april 2001 een
waarschuwing gekregen. Klaagster heeft vervolgens voor dit lichamelijk
contact met medegedetineerde op 30 april 2001 een disciplinaire straf
gekregen van 3 dagen afzondering in de eigen verblijfsruimte zonder
televisie.

4. Tijdens de behandeling op 26 juli 2001 heeft klaagster aangevoerd,
zakelijk weergegeven:
Ik vind het zwaar overdreven dat ik 3 dagen afzondering in mijn eigen
verblijfsruimte heb gekregen voor het kussen van een medegedetineerde. In het
rapport staat dat sprake was van seksueel getint contact. Dat is helemaal
niet waar. Er was allen sprake van een kus op de wang. In het rapport staat
dat ik hiervoor op 29 april 2001 een waarschuwing heb gekregen. Dat is ook
niet waar. Nadat de directie mij deze disciplinaire straf had opgelegd, heb
ik gezegd dat nog drie ander personen op cel aanwezig waren. De directie had
de mogelijkheid om deze getuigen te horen. Deze getuigen zouden mijn lezing
dat er geen sprake is geweest van seksueel getint contact kunnen bevestigen.
De directie heeft deze getuigen niet gehoord.

5. Tijdens de behandeling op 26 juli 2001 heeft mr. M.H. Zuketto, aangevoerd,
zakelijk weergegeven:
Ten eerste wil ik opmerken dat de directie sinds de verbouwing een pamflet in
de inrichting heeft opgehangen met de regel dat lichamelijk contact tussen
medegedetineerden verboden is. Vervolgens is primair de lezing van het hele
gebeuren feitelijk onjuist. Op 29 april 2001 was sprake van lichamelijk
contact tussen mijn cliënte en een medegedetineerde. Er was sprake van
lichamelijk contact, maar dit contact was absoluut niet seksueel getint. Dit
blijkt uit de aanwezigheid van meerdere personen op cel tijdens deze kus.
Vervolgens had de directie de mogelijkheid om drie getuigen te horen, zodat
de ware toedracht kon worden achterhaald. De directie heeft dit nagelaten en
is derhalve haar onderzoekplicht niet nagekomen.
Subsidiair heeft de directie haar beslissing om een disciplinaire straf aan
mijn cliënte op te leggen onvoldoende gemotiveerd.

6. Namens de directie heeft de heer Schelkers, voornoemd, verwezen naar het
standpunt van de directie neergelegd in de brief van 10 juli 2001.
De directie merkt op dat de zin op het pamflet afkomstig is uit de
gedragscode. De inrichting werkt al jaren met deze gedragscode. Sinds de
verbouwing van de inrichting is het deel, betreffende het verbod op
lichamelijk contact tussen medegedetineerden op een pamflet in de inrichting,
opgehangen.
De gedragscode verbiedt elk lichamelijk contact tussen medegedetineerden. In
de cel van klaagster was door het kussen duidelijk sprake van lichamelijk
contact. Naar de mening van het betrokken personeelslid was het lichamelijk
contact ook nog eens seksueel getint. Lichamelijk contact is binnen de
inrichting verboden. Derhalve is aan de betrokken gedetineerden een
disciplinaire straf opgelegd.
De directie achtte het in deze situatie niet nodig, om de drie getuigen te
horen, daar het betrokken personeelslid het rapport naar waarheid en op
ambtseed heeft opgemaakt.

7. De beklagcommissie stelt vast dat de geldende gedragscode met betrekking
tot het verbod van lichamelijke contact tussen medegedetineerden erg ruim is
opgesteld. Dit heeft tot gevolg dat dit deel van de gedragscode vaag is. De
beklagcommissie stelt de geldende gedragscode met betrekking tot het verbod
van lichamelijk contact tussen medegedetineerden niet terzijde, maar acht het
wenselijk dat de directie als gevolg van deze vaagheid beslissingen naar
aanleiding van deze gedragscode in de toekomst beter zal moeten motiveren.

8. De beklagcommissie is van oordeel dat sprake is van een bewijsrechtelijk
moeilijke situatie. Klaagster ontkent het lichamelijk contact met
medegedetineerde niet. Dit lichamelijk contact was echter, naar haar mening,
niet seksueel getint. De directie had de mogelijkheid om drie getuigen te
horen, zodat de daadwerkelijke toedracht kon worden onderzocht. De directie
heeft dit onderzoek niet uitgevoerd. De directie heeft geen onderzoeksplicht,
maar naar de mening van de beklagcommissie was een dergelijk onderzoek in
deze situatie mogelijk en ook wenselijk. Door hier van af te zien heeft de
directie klaagster de mogelijkheid ontnomen zich adequaat te verdedigen.
Dit klemt in dit geval temeer nu de huisregel, waarvan wordt gesteld dat hij
overtreden is, uitgesproken vaag is geformuleerd. Gezien het achterwege
blijven van dit onderzoek is de beklagcommissie van oordeel dat het beklag
gegrond is. De beklagcommissie stelt voorts voor dat de directie in overleg
met klaagster tot een passende compensatie zal komen voor de drie dagen
afzondering in eigen verblijfsruimte zonder televisie.

BESLISSING:

Verklaart het beklag gegrond.

Bepaalt dat de directie in overleg met klaagster komt tot een passende
compensatie.

Rechters

Mrs. Bosch en Halbertsma; Brand