Instantie
President Rechtbank Almelo
Samenvatting
Gedaagden zijn de ouders van twee meisjes (M. en D.) die zijn beschuldigd van
ernstig seksueel misbruik van een groot aantal kinderen in de leeftijd van 4
tot 10 jaar. Een van de meisjes was ten tijde van het plegen van de delicten
jonger dan 14 jaar en is inmiddels onherroepelijk strafrechtelijk veroordeeld
wegens het meermalen (mede)plegen van verkrachting. De kinderen van eisers
waren slachtoffers van deze misdrijven. Gedaagden zelf verblijven in
voorlopige hechtenis op verdenking van seksueel misbruik.
Ouders hebben altijd een risico-aansprakelijkheid voor onrechtmatige actieve
daden van hun kind onder de veertien, die het kind vanwege diens leeftijd
niet kunnen worden toegerekend. Nu M. is veroordeeld voor seksuele misdrijven
jegens de kinderen van eisers zijn gedaagden aansprakelijk voor de daaruit
voortvloeiende schade. In het kader van het kort geding wordt als
tegemoetkoming in de materiële schade aan iedere eisende ouder een bedrag van
ƒ 5.000 als voorschot toegekend. Het voorschot voor de immateriële schade
wordt vastgesteld op ƒ 10.000 voor elk kind. Gedaagden zijn/waren verzekerd
voor wettelijke aansprakelijkheid. Nu zij risico-aansprakelijk zijn voor de
daden van M., mag er voorshands van worden uitgegaan dat zij als verzekerden
een vordering op hun verzekeraar hebben. De stelling van de verzekeraar dat
zij niet gehouden is tot vergoeding van de schade omdat M. de verweten feiten
opzettelijk pleegde zal geen stand houden gelet op het arrest van de HR in NJ
1999,nr 220. De stelling van de verzekeraar dat de verzekerden geen vordering
op haar hebben, staat cessie niet in de weg. De verzekeraar kan desgewenst de
vordering in rechte betwisten. Gedaagden hebben de maatschappelijke
verplichting om de schade van de slachtoffers te vergoeden. Nu zij zelf niet
in staat zijn tot betaling van enige schadevergoeding, kunnen zij dat doen
door de schade te melden bij hun verzekeraar, en actief mee te werken aan de
afwikkeling ervan. Gedaagden laten dit na, althans spannen zich daarvoor
onvoldoende in. Deze omstandigheden rechtvaardigen dat gedaagden worden
gedwongen tot cessie van hun vorderingen aan de eisende ouders. Deze kunnen
dan zelfstandig met de verzekeraar onderhandelen over de afwikkeling van de
schadeposten. De situatie dat het slachtoffer rechtstreeks met de verzekeraar
van de dader onderhandelt, is niet bijzonder of uitzonderlijk. De wet
aansprakelijkheid motorrijtuigenverzekering geeft het slachtoffer zo’n
zelfstandig recht. Voor aantasting van de belangen van de verzekerde behoeft
niet wezenlijk te
worden gevreesd, nu de belangen van verzekerde en verzekeraar parallel lopen.
Volgt veroordeling tot betaling van genoemde voorschotten, en veroordeling
binnen veertien dagen tot ondertekening van de akte van cessie over te gaan,
met benoeming van een onzijdig persoon die bij het niet tekenen van de akte
door gedaagden deze in hun plaats tekent.
Volledige tekst
De president van de arrondissementsrechtbank te Almelo, rechtdoende in kort
geding:
Gehoord partijen en gezien de stukken;
OVERWEEGT:
over het verloop van de procedure:
De kantonrechter heeft de eisende ouders toestemming gegeven ook voor de
minderjarigen te procederen.
De eisende ouders hebben gevorderd overeenkomstig de in deze zaak
uitgebrachte dagvaarding. Ter zitting hebben zij hun standpunten doen
toelichten door mr. Van Bon-Moors, advocaat te Nijmegen.
Mrs. Roodveldt en Vogel, advocaten te Alkmaar, hebben voor de ouders K.
verweer gevoerd.
Tenslotte hebben partijen vonnis gevraagd.
OVER HET RECHT:
1. Algemeen
De gedaagden H.K. en I.M. ten D. zijn de ouders van de minderjarige meisjes
M. en D. Tegen deze meisjes is aangifte gedaan van ernstig seksueel misbruik
van een groot aantal kinderen in de leeftijd van rond 4-10 jaar. M. – ten
tijde van het plegen van de delicten jonger dan 14 jaar – is op 26 oktober
1999 strafrechtelijk veroordeeld voor het meermalen plegen van de misdrijven
verkrachting en medeplegen van verkrachting. De kinderen van eisers waren de
slachtoffers van deze misdrijven. Dit strafvonnis is in kracht van gewijsde
gegaan.
De ouders K. verblijven thans beiden in voorlopige hechtenis, eveneens op
verdenking van seksuele misdrijven met kinderen. Zij zijn van een
veroordeling door de rechtbank tot een langdurige gevangenisstraf in beroep
gegaan.
2. Vordering van eisers
Eisers, ouders van de slachtoffertjes, vorderen dat de ouders K. worden
veroordeeld tot betaling van ƒ 15.000 voor elk misbruikt kind als voorschot
op de hen toekomende schadevergoeding. Zij leggen aan hun vordering ten
grondslag art. 6:164 Burgerlijk Wetboek, de risico-aansprakelijkheid van de
ouders K. voor het onrechtmatig handelen van hun dochter M.
De eisende ouders stellen ook dat de ouders K. voor wettelijke
aansprakelijkheid zijn of waren verzekerd bij de verzekeringsmaatschappij de
Amersfoortse en dat zij voor de door hun dochter M. veroorzaakte schade op de
Amersfoortse een vordering hebben. Zij vorderen dat de ouders K. die
vordering op de verzekeringsmaatschappij aan hen cederen. De eisende ouders
kunnen dan rechtstreeks met de Amersfoortse onderhandelen over de
schadevergoeding. Zij vorderen die cessie omdat de ouders K. de Amersfoortse
niet in kennis stellen van het schadeveroorzakende handelen van M. De ouders
K. zijn financieel niet in staat tot betaling van enige schadevergoeding. De
eisende ouders lopen zo het risico dat hun schade niet wordt vergoed.
3. Verweer van gedaagden
De ouders K. erkennen de strafrechtelijke veroordeling van M. en hun
aansprakelijkheid voor de daaruit voortvloeiende schade. Zij betwisten echter
de omvang en de hoogte ervan.
Zij achten het niet doenlijk om op basis van de slachtofferrapportages over
de door M. veroorzaakte schade een voorschot op de vergoeding daarvan vast te
stellen. Ook voeren zij aan dat een toewijzing van de vordering geen zin
heeft, omdat zij gedetineerd zijn en inkomen noch vermogen hebben.
De ouders K. stellen dat zij inmiddels de Amersfoortse over de vordering van
de eisende ouders hebben ingelicht en dat zij zelf in staat zijn om de
schadeclaim van de eisende ouders in samenspraak met de
verzekeringsmaatschappij af te wikkelen. De ouders K. zijn van oordeel dat de
polisvoorwaarden verbieden een vordering op de Amersfoortse aan de eisende
ouders te cederen. Ook voeren zij aan dat ook zij belangen hebben in hun
relatie tot de Amersfoortse en dat die niet door de eisende ouders zullen en
kunnen worden behartigd. De ouders K. menen tenslotte dat een spoedeisend
belang bij de vordering ontbreekt.
4. Over het spoedeisend belang
Algemeen wordt aanvaard, ook door de rechtspraak, dat toekenning van een
voorschot op schadevergoeding in zaken als de onderhavige een vorm van
genoegdoening is die kan bijdragen aan herstel van het geestelijk evenwicht
van de slachtoffers en hun ouders en de verwerking van het hen aangedane
leed. Het spoedeisend belang is hiermee gegeven.
5. Over de omvang en de hoogte van de schade
Vooropgesteld moet worden dat ouders altijd een risico-aansprakelijkheid
hebben voor onrechtmatige actieve daden van hun kind onder de veertien, die
het kind vanwege zijn leeftijd niet kunnen worden toegerekend.
M. is strafrechtelijk veroordeeld voor seksuele misdrijven jegens kinderen
van eisers. De ouders K. zijn aansprakelijk voor de daaruit voortvloeiende
schade.
Zoals uit het strafvonnis blijkt zijn de door M. gepleegde seksuele delicten
zeer ernstig. Het is van algemene bekendheid dat deze feiten vrijwel zonder
uitzondering zeer ernstige gevolgen hebben voor de slachtoffers. Psychisch
letsel, gestoorde seksuele ontwikkeling, leerproblemen, depressiviteit,
sociale problemen in de omgang met anderen zijn gebruikelijke en algemeen
bekende gevolgen van seksuele mishandeling. Er is geen reden om aan te nemen
dat die gevolgen bij de kinderen van eisers er niet zouden zijn. Dat die
gevolgen ook daadwerkelijk bestaan blijkt uit de slachtofferrapportages
(victim impact statements). Daarin beschrijven deskundigen hoe onevenwichtig
de geestelijke en lichamelijke toestand van de kinderen is. Dat behalve M.
mogelijk ook andere daders door seksueel misbruik aan de labiele toestand van
de slachtoffers hebben bijgedragen is voor de vorderingen in dit kort geding
zonder betekenis. Immers als vaststaat dat de schade door meer gebeurtenissen
is ontstaan, maar niet door welke, moet iedere dader de schade vergoeden,
tenzij hij bewijst dat de schade niet werd veroorzaakt door ‘zijn’
gebeurtenis (art. 6:99 Burgerlijk Wetboek over alternatieve causaliteit). Het
zware aandeel van M. in de schadeveroorzakende handelingen rechtvaardigt een
toewijzing van de vordering.
6. Over het bedrag van het voorschot
De eisende ouders vorderen per kind ƒ 15.000 schadevergoeding. Zij verdelen
dit bedrag in immateriële en materiële schade en geven voor de verdeling
materieel/immaterieel verschillende verdeelsleutels met verschillende
uitkomsten in schadebedragen. Het kort geding leent zich niet voor
gedetailleerde berekeningen en opstellingen van ieders materiële schade. Dat
iedere eisende ouder materiële schade heeft geleden staat voldoende vast.
Over de juiste hoogte ervan is discussie mogelijk, die echter in deze
procedure niet gevoerd kan worden. Het is niet goed mogelijk om iedere
opgevoerde kostenpost op zijn waarde te beoordelen. Als tegemoetkoming in de
materiële schade zal de president aan iedere eisende ouder (dus niet aan
ieder kind) een bedrag van ƒ 5.000 als voorschot toekennen.
Voor de immateriële schadevergoeding moet gelet worden op de ernst van wat er
is gebeurd en op de gevolgen daarvan. De feiten zijn ernstig en de gevolgen
zijn ernstig. Met in achtneming van hetgeen voor soortgelijke feiten
gebruikelijk aan schadevergoeding wordt toegewezen, acht de president een
voorschot op de immateriële schadevergoeding van ƒ 10.000 voor elk kind
redelijk.
7. Over de cessie
Voorshands staat vast dat de ouders K. bij de Amersfoortse zijn/waren
verzekerd voor wettelijke aansprakelijkheid. Vast staat ook dat de ouders K.
risico-aansprakelijk zijn voor de daden van M. Gezien deze feiten mag er
voorshands van worden uitgegaan dat de ouders K. als verzekerde op hun
verzekeraar een vordering hebben.
De stelling van de Amersfoortse dat zij niet gehouden is tot vergoeding van
de schade omdat M. de verweten feiten opzettelijk pleegde zal – naar mag
worden aangenomen – geen stand kunnen houden gelet op het arrest van de HR in
NJ 1999, 220. Daarin bepaalt de HR dat de opzetclausule niet verder strekt
dan uit te sluiten de aansprakelijkheid voor daden van de verzekerde die het
letsel heeft beoogd of zich bewust was van de gevolgen van zijn daden.
Aangenomen mag worden dat M. het letsel niet heeft beoogd en zich ook niet
bewust was van de gevolgen van haar handelen.
De stelling van de Amersfoortse dat de ouders K. geen vordering op haar
hebben, staat cessie van een op goede gronden gestelde vordering van de
ouders K. op de Amersfoortse, niet in de weg. De Amersfoortse kan desgewenst
de vordering in rechte betwisten.
Vraag is of K. tot cessie kan worden gedwongen. Het antwoord luidt
bevestigend. De ouders K. zijn gedetineerd, zelf verwikkeld in een omvangrijk
strafproces wegens zedendelicten met kinderen. Zij ontkennen de feiten. Zij
vechten een langdurige gevangenisstraf aan. Beiden zijn financieel niet in
staat, nu niet en waarschijnlijk ook in de toekomst niet, tot betaling van
enige schadevergoeding. Onder deze omstandigheden ligt voor de hand dat de
primaire aandacht van de ouders K. niet gericht is op de vergoeding van
schade aan de eisende ouders. Hun eigen belangen zullen bij hen op de eerste
plaats komen. Anderzijds hebben de ouders K. de maatschappelijke verplichting
om de schade van de slachtoffers te vergoeden. Dat kunnen zij doen door de
schade, in hun visie de beweerde schade, bij de verzekeringsmaatschappij te
melden en actief mee te werken aan de afwikkeling ervan. De ouders K. laten
dat na, althans spannen zich daarvoor onvoldoende in. Daardoor lopen de
slachtoffers het risico dat zij geen enkele vergoeding van hun schade zullen
ontvangen.
Deze omstandigheden rechtvaardigen dat de ouders K. worden gedwongen tot
cessie van hun vorderingen aan de eisende ouders. Dezen kunnen dan
zelfstandig met de Amersfoortse onderhandelen over de afwikkeling van de
schadeposten. De situatie dat het slachtoffer rechtstreeks met de verzekeraar
van de dader onderhandelt is niet bijzonder of uitzonderlijk. De wet
aansprakelijkheid motorrijtuigenverzekering geeft het slachtoffer zo’n
zelfstandig recht. Voor aantasting van de belangen van de verzekerde behoeft
niet wezenlijk te worden gevreesd. De belangen van de verzekeraar en de
verzekerde lopen immers parallel.
8. Over de insolventie van de ouders K.
Het argument geen geld te hebben staat een veroordeling tot betaling van een
geldsom niet in de weg.
9. Kostenveroordeling
Als de in het ongelijk gestelde partij dienen de ouders K. de kosten van het
geding te dragen.
RECHTDOENDE:
Veroordeelt gedaagden binnen veertien dagen nadat dit vonnis aan hen is
betekend tot ondertekening van de akte van cessie van de vorderingen die
gedaagden op hun w.a.-verzekeraar hebben voor de schade die aan eisers door
toedoen van M. is toegebracht.
Benoemt voor het geval gedaagden de akte van cessie binnen de gestelde
termijn niet zelf kunnen of willen tekenen als onzijdig persoon die de akte
van cessie in plaats van gedaagden tekent: mr. E.R. Willems, notaris te
Almelo.
Veroordeelt gedaagden om bij wege van voorschot aan eisers te voldoen een
bedrag van ƒ 10.000 (tienduizend gulden) voor ieder kind dat eisers in deze
procedure vertegenwoordigen en tot voldoening van een bedrag van ƒ 5.000
(vijfduizend gulden) aan ieder van de eisende ouders (derhalve zes keer ƒ
10.000 en vier keer ƒ 5.0000).
Veroordeelt gedaagden in de kosten van deze procedure tot op deze uitspraak
begroot op ƒ 3.877.23, waarvan op voet van art 57b Wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering te betalen aan griffier van dit gerecht:
ƒ 167,23 wegens exploitkosten
ƒ 1.068,75 wegens in debet gesteld griffierecht
ƒ 2.000 wegens het salaris van de procureur en
aan de procureur van eisers
ƒ 641,25 wegens niet in debet gesteld griffierecht
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Rechters
Mr. Drewes