Instantie: Sociale Verzekeringsbank, 14 augustus 2001

Instantie

Sociale Verzekeringsbank

Samenvatting


Het verzoek van mevrouw A. om kinderbijslag is afgewezen omdat zij geen
verzekerde zou zijn in de zin van de Akw. Mevrouw A. maakt bezwaar tegen dit
besluit. De SVB verklaart haar bezwaar gegrond. Daartoe overweegt de SVB dat
ingezetene in de zin van de Akw degene is die in Nederland woont. Volgens
vaste jurisprudentie is de woonplaats de plaats waar iemand het middelpunt
van haar maatschappelijk leven heeft. Of dit Nederland is, hangt af van de
concrete omstandigheden van het geval. Daarbij wordt gekeken naar de (mate
van) juridische, economische en sociale binding met Nederland en de eventuele
binding met een ander land. Uit art. 10 KB 746 volgt dat verzekerd is de in
Nederland wonende vreemdeling die aansluitend op een verblijf in de zin van
art. 1b aanhef en onder 1 van de Vreemdelingenwet in procedure is teneinde
voortgezette toelating te verkrijgen, totdat in deze procedure onherroepelijk
is beslist. Betrokkene is op 3 mei 1999 naar Nederland gekomen met haar
jongste kind. Haar man en drie oudere kinderen woonden hier al. Op 2 juli
1999 is aan betrokkene een verblijfsvergunning toegekend voor verblijf bij
haar echtgenoot. Vanaf 12 september 1999 verblijft zij in een opvanghuis.
Vanaf 11 december 1999 woont haar jongste kind bij haar. Betrokkene heeft
tijdig een verzoek ingediend om voortgezet verblijf. Op dat verzoek is nog
niet beslist. Op grond van art. 10 KB 746 wordt zij derhalve niet uitgesloten
van verzekering. Met betrekking tot het ingezetenschap stelt de SVB vast dat
betrokkene vanaf augustus 2000 vanuit het opvanghuis is doorgesluisd naar een
doorstromingsproject. Dit huis is opgezet voor vrouwen die nog geen eigen
huisvesting kunnen verkrijgen, doch niet of nauwelijks begeleiding behoeven.
Gelet hierop is de SVB van mening dat betrokkene vanaf het vierde kwartaal
2000 als ingezetene en daarmee als verzekerde in de zin van de Akw kan worden
beschouwd.

Volledige tekst

BESCHIKKING OP BEZWAAR

Geachte mevrouw,

Op 31 januari 2001 hebben wij u een beschikking gestuurd over uw recht op
kinderbijslag.

Hierin deelden wij u mee, dat u ingaande het 2e kwartaal 2000 geen recht hebt
op kinderbijslag, om reden dat u niet verzekerd bent ingevolge de Algemene
Kinderbijslagwet (AKW).

Op 5 februari 2001, nader aangevuld op 2 maart 2001 is namens u een
bezwaarschrift ingediend tegen deze beschikking. In dit bezwaarschrift is
kort weergegeven aangevoerd dat u nog steeds in procedure bent voor
voortgezet verblijf en daarmee niet uitgesloten wordt van verzekering
ingevolge de AKW. Voorts moet u, naar het oordeel van uw gemachtigde, als
ingezetene worden aangemerkt. U verblijft in een opvanghuis en naar
verwachting zal u een verblijfsvergunning worden verleend. Het kan u niet
worden tegengeworpen dat u geen eigen woning bezit, u ontvangt een
bijstandsuitkering en u hebt een persoonlijke band met Nederland, zeker nu uw
drie oudste kinderen al een aantal jaren legaal in Nederland verblijven. U
hebt ook de intentie om in Nederland te blijven wonen.

Op 14 juni 2001 is op ons kantoor een hoorzitting gehouden waarbij u in de
gelegenheid bent gesteld uw bezwaarschrift toe te lichten. Bij deze
gelegenheid is de reikwijdte van het onderhavige bezwaar nader vastgesteld op
de periode van het 4e kwartaal 2000 tot en met het 2e kwartaal 2001. Van de
hoorzitting is een verslag gemaakt. Dit verslag is aan uw gemachtigde
toegestuurd. Voor het besprokene bij deze hoorzitting verwijzen wij verder
naar dit verslag.

Wij hebben op uw bezwaarschrift de volgende beslissing genomen.

BESLISSING

De Sociale Verzekeringsbank Vestiging Zaanstad verklaart uw bezwaarschrift
gegrond. Dit betekent dat onze beschikking van 31 januari 2001 komt te
vervallen.

MOTIVERING

Recht op kinderbijslag voor één of meer kinderen over een kalenderkwartaal
heeft slechts diegene die op de eerste dag van dat kwartaal, de zogenaamde
peildatum verzekerd is.

Ingevolge artikel 6 lid 1 AKW is verzekerd degene die ingezetene is, dan wel
geen ingezetene is, doch terzake van binnen Nederland in dienstbetrekking
verrichte arbeid aan de loonbelasting is onderworpen.

Ingezetene is diegene die in Nederland woont. Waar iemand woont wordt naar de
omstandigheden beoordeeld.

Naar vaste jurisprudentie wordt als woonplaats aangenomen de plaats waar
iemand het middelpunt van zijn maatschappelijk leven heeft gevestigd. De
vraag of iemand het middelpunt van zijn maatschappelijk leven in Nederland
heeft is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het individuele
geval, te weten de (mate van) juridische, economische en sociale binding met
Nederland en de eventuele binding met een ander land. Er dient sprake te zijn
van een persoonlijke band van duurzame aard. Het aanknopen van zodanige
banden met Nederland dat op grond daarvan tot het hebben van woonplaats hier
te lande moet worden geconcludeerd, is een proces dat zich in de regel
geleidelijk aan ontwikkelt.

Uit artikel 6 lid 2 AKW blijkt dat niet verzekerd is de vreemdeling die niet
rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel I b, aanhef, en
onder 1 van de Vreemdelingenwet.

Rechtmatig verblijf in deze zin wordt genoten op grond van een besluit tot
toelating alsmede op grond van toelating als gemeenschapsonderdaan.
Is hiervan geen sprake, dan is verzekering mogelijk wanneer er aan de
voorwaarden zoals gesteld in artikel 10 of 11 KB 746 is voldaan.

Ingevolge artikel 10 KB 746 is verzekerd de in Nederland wonende vreemdeling
die aansluitend op een verblijf in de zin van artikel Ib aanhef en onder 1
van de Vreemdelingenwet in procedure is teneinde voortgezette toelating te
verkrijgen, totdat in deze procedure onherroepelijk is beslist.

U bent op 3 mei 1999 naar Nederland gekomen samen met uw jongste kind I.. Uw
man en drie oudere kinderen woonden hier reeds. Op 2 juli 1999 wordt aan u
een verblijfsvergunning toegekend voor verblijf bij uw echtgenoot, geldig tot
15 april 2000. Vanaf 12 september 1999 verblijft u in een opvanghuis. I.
woont vanaf 11 december 1999 bij u. U ontvangt vanaf aanvang van uw verblijf
in het opvanghuis een bijstandsuitkering, vanaf dat I. bij u is naar de norm
voor een éénoudergezin.

U hebt tijdig een verzoek ingediend om voortgezet verblijf, op welk verzoek
tot op heden nog niet is beslist. Op grond van artikel 10 KB 746 wordt u niet
uitgesloten van verzekering.

De vraag is voorts of u op de peildata van de betrokken kwartalen als
ingezetene kan worden beschouwd.

De SVB stelt vast dat u vanaf augustus 2000 vanuit het opvanghuis bent
doorgesluisd naar een doorstromingsproject. Dit huis is opgezet voor vrouwen
die nog geen eigen huisvesting kunnen verkrijgen doch die geen of nauwelijks
verdere begeleiding behoeven. In samenhang met de overige reeds vermelde
omstandigheden is de SVB van oordeel dat u vanaf het 4e kwartaal 2000 als
ingezetene en daarmee als verzekerd kan worden aangemerkt.

Deze beslissing is gebaseerd op de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen
6 en 11 van de Algemene Kinderbijslagwet, de Vreemdelingenwet, alsmede
artikel 10 en 11 van het Koninklijk Besluit d.d. 24 december 1998, Stb. 746
(KB 746), inhoudende: besluit uitbreiding beperking kring der verzekerden
volksverzekeringen.

(…)

Rechters