Instantie: Rechtbank Almelo, 5 juni 2001

Instantie

Rechtbank Almelo

Samenvatting


Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij als werkgever meerdere vreemdelingen over verschillende perioden arbeid heeft laten verrichten zonder de vereiste tewerkstellingsvergunning. D. voert aan dat de betrokken prostituees als zelfstandigen in zijn club werken, zij afkomstig zijn uit de landen waarmee de EU associatieverdragen heeft gesloten en derhalve een tewerkstellingsvergunning niet is vereist. De economische politierechter oordeelt dat er geen sprake is van arbeid als zelfstandige nu het enige schriftelijke bewijs daarvan de inschrijving van een aantal vrouwen als zelfstandig ondernemer bij de Kamer van Koophandel is. Er is geen huurovereenkomst met de exploitant van de club, er zijn geen afspraken met de belasting of de uitvoeringsinstanties van de sociale zekerheid. Daarnaast zijn de betrokken prostituees gehouden een procentueel deel van hun verdiensten af te dragen en beschikken zij niet over eigen handdoeken, condooms of massageolie, maar krijgen zij deze van de barkeeper van de club aangereikt. De economisch politierechter oordeelt dat er sprake is van arbeid die ten behoeve van een ander wordt verricht en veroordeelt verdachte tot 25 maal een geldboete van f 1500,-, waarvan f 400,- per f 1500,- voorwaardelijk.

Volledige tekst


(…)

Met betrekking tot de door de raadsman opgeworpen verweren overweegt de economische politierechter als volgt:
Ingevolge artikel 2, eerste lid van de Wet arbeid vreemdelingen (WAV) is het een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning.De raadsman van verdachte heeft kort samengevat, gesteld dat er in casu geen sprake is van een overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wet WAV, nu de prostituees die bij de controles in club E. zijn aangetroffen, als zelfstandigen hun activiteiten uitoefenden en dat zij in die hoedanigheid als zelfstandige, als burgers van de staten met wie de EG associatieverdragen heeft gesloten, vrije toegang tot de Nederlandse markt zouden hebben. De stelling van de raadsman komt er derhalve op neer dat een tewerkstellingsvergunning als bedoeld in artikel 2, eerste lid , van de WAV, voor die betreffende prostituees niet vereist is. De vraag dient beantwoord te worden of de werkzaamheden van de prostituees in club E. moeten worden aangemerkt als arbeid in de zin van de WAV. Uit de wetshistorie en de memorie van toelichting is af te leiden dat het begrip arbeid in de WAV ruim moet worden uitgelegd. Niet alleen moet daaronder de arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht worden begrepen, maar dit begrip ziet ook op het verrichten van bepaalde werkzaamheden ten dienste of in opdracht van een ander. Dit betekent dat er in termen van de WAV snel sprake zal zijn van arbeid. In casu stelt de economische politierechter vast dat een aantal vrouwen zich als zelfstandig ondernemer heeft ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Deze inschrijving is tot op heden het enige schriftelijke bewijs dat er sprake is van een zelfstandige ondernemerschap van de prostituees. Er is geen schriftelijke huurovereenkomst met de uitbater(s) van club E., er is geen BTW-nummer, er zijn geen afspraken met de fiscus of de uitvoeringsinstanties van de sociale zekerheid. Weliswaar is in het geval van getuige G. een bonnenboekje en kasboekje getoond, maar deze stukken kunnen niet worden aangemerkt als een ordentelijke boekhouding. Dat wordt ook bevestigd door de ter zitting afgelegde verklaring van de getuige S. die heeft verklaard dat overleg gaande is met een boekhouder over de opzet van een boekhouding van de prostituees. Voorts is gebleken dat de prostituees zich bij hun administratie moeten laten bijstaan door genoemde getuige S. Daarnaast zijn de prostituees gehouden een procentueel vastgesteld gedeelte van hun verdienste af te dragen aan de uitbater(s) van club E. Uit de stukken leidt de economische politierechter verder af dat zij niet beschikken over eigen handdoeken, condooms en massageolie, maar dat zij die aangereikt krijgen van de barkeeper van de club. De economische politierechter stelt voorts vast dat de plaats waar de werkzaamheden plaatsvinden club E. is, en niet een gelegenheid waarin de naam is verwerkt van de bedrijven van de prostituees zoals die zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Wellicht is er in de uitvoering van de werkzaamheden enige mate van zelfstandigheid, maar dit ligt besloten in de aard van de werkzaamheden, welke aard zich niet goed verdraagt met het verstrekken van concrete opdrachten of nauwgezette controle. De economische politierechter komt dan ook tot het oordeel dat er sprake is van arbeid die ten behoeve van een werkgever wordt verricht. Het verweer van de raadsman dienaangaande dient dan ook te worden verworpen. Nu dat verweer wordt verworpen komt de economische politierechter aan de vraag of de prostituees uit de zogenoemde associatielanden zich hier als zelfstandige kunnen vestigen, niet aan de orde.

Met de vaststelling dat arbeid in de zin van artikel 2 eerste lid, van de WAV wordt verricht, dient vervolgens te worden vastgesteld wie als werkgever moet worden aangemerkt. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting stelt de economische politierechter vast dat er sprake is van een zo innige en nauwe samenwerking tussen de beide verdachten dat zij beiden als werkgever moeten worden aangemerkt. Er is door verdachten weliswaar een scheiding aangebracht in de organisatie van de werkzaamheden, waarbij verdachte K. zich vooral bezig hield met het personeelsbeleid en verdachte D. met de horeca, maar daar staat tegenover dat bij beide verdachte feitelijk de leiding van de club berustte.
Verdachte D. zag toe op de toelating van de gasten, hield de rekeningen van de dames bij en controleerde de betalingen. Ook heeft verdachte D. dames aangesteld, een activiteit die blijkens de verklaringen van verdachte K., in beginsel voor zijn rekening kwam. Dat club E. volgens het register van de Kamer van Koophandel werd uitgebaat door de Stichting Burgerbelangen en de vereniging CA-DO, doet daar niet aan af. Uit de door verdachten en getuige S. ter zitting afgelegde verklaringen kan worden afgeleid dat deze rechtspersonen in feite geen enkele betekenis hadden en alleen dienden als een façade voor de activiteiten van de verdachten. Verdachten waren niet in staat de doelstellingen of activiteiten te noemen van die rechtspersonen, waarvan zij de belangrijkste bestuurders waren. Evenmin konden zij aangeven of er leden waren van de vereniging CA-DO, of dat er uitkeringen werden gedaan of anderszins activiteiten werden verricht met het oog op de statutaire doelstellingen van die rechtspersonen. De economische politierechter merkt dan ook beide verdachten aan als werkgevers in de zin van artikel 2, eerste lid.

(…)

Het bewezene levert op:
voor wat betreft parketnummer 08/035435/00 sub 1,2 en 3 en parketnummer 08/035129-01 sub 1 en 2 de overtreding en het economisch delict: “Medeplegen van overtreding van het voorschrift gesteld in artikel 2, eerste lid van de Wet arbeid vreemdelingen, vijf en twintig maal gepleegd”, strafbaar gesteld bij art. 6 Wet economische delicten jo. art. 47 van het Wetboek van Strafrecht.

(…)

Rechtdoende:
Verklaart bewezen, dat het onder parketnummer 08/035435-00 sub 1,2 en 3 en onder parketnummer 08/035129-01 sub 1 en 2 tenlastegelegde in voege als boven omschreven door verdachte is begaan;
Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld;
Verklaart verdachte deswege strafbaar;
Veroordeelt hem te dier zake tot betaling van vijf en twintig maal een geldboete ten bedrage van vijftien honderd gulden. bij gebreke van betaling en van verhaal telkens te vervangen door hechtenis gedurende 30 dagen.
Beveelt dat van de geldboetes telkens een gedeelte groot vierhonderd gulden, bij gebreke van betaling en verhaal telkens te vervangen door 8 dagen hechtenis, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

(…)

Rechters

Mr. Rottier