Instantie: Kantonrechter Breda, 30 maart 2001

Instantie

Kantonrechter Breda

Samenvatting


Werkneemster wil in aansluiting op haar zwangerschapsverlof graag drie dagen
per week gaan werken in plaats van vijf. Werkgever meent dat de functie van
werkneemster, personal office manager op een octrooibureau, niet in deeltijd
kan worden uitgeoefend. Zij biedt wel aan te onderzoeken of werkneemster in
deeltijd een andere, lagere, functie kan vervullen. Werkneemster doet een
beroep op de WAA. De kantonrechter stelt vast dat de WAA van toepassing is,
ook al werken er bij de vestiging waar werkneemster werkt minder dan tien
werknemers. Werkgever heeft echter ook nog andere vestigingen elders in het
land, waardoor zij aan het getalscriterium van de WAA voldoet. Het verzoek
van werkneemster kan naar het oordeel van de rechter niet bij wege van
voorlopige voorziening worden toegewezen. Werkgever is echter wel verplicht
om werkneemster ouderschapsverlof te verlenen gedurende twee dagen per week,
aangezien het recht daarop een ‘hard’ recht is. Tijdens dat verlof dient
werkgever werkneemster in haar eigen functie tewerk te stellen. De
kantonrechter raadt werkneemster aan haar vordering aanhangig te maken in een
bodemprocedure op verkorte termijn. Daarin kunnen partijen dan ook de
ervaringen met het deeltijd werken tijdens het ouderschapsverlof inbrengen.

Volledige tekst

2. DE VORDERING EN HET VERWEER

L. vordert, bij wege van voorlopige voorziening, te bepalen, dat A & S L.
toelaat tot het verrichten van haar eigen functie van personal office manager
op basis van een werkweek van 24 uur en wel zodanig, dat L. maandag, woensdag
en donderdag gedurende de hele werkdag werkzaam is, dan wel op een andere,
door de kantonrechter te bepalen wijze, op straffe van een dwangsom van ƒ 500
per dag, primair in het kader van de Wet aanpassing arbeidsduur (Waa) in
aansluiting op haar zwangerschapsverlof, subsidiair op proef voor een periode
van 6 maanden in het kader van genoemde wet en meer subsidiair in het kader
van art. 7:644 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
. vordert voorts verwijzing van A & S in de proceskosten. A & S voert
verweer.

3. DE BEOORDELING

3. 1. Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds niet of
onvoldoende gemotiveerd betwist het volgende vast:
– Na eerst vanaf 12 februari 1998 op uitzendbasis voor A & S werkzaam te zijn
geweest is L. met ingang van 1 juni 1998 bij A & S in dienst getreden als
secretaresse op het kantoor-Breda van A & S voor 38,5 uur per week tegen een
salaris van ƒ 2900 bruto per maand.
– De huidige functie van L. is personal office manager (POM); zij is in die
hoedanigheid werkzaam voor de octrooigemachtigde T.
– Het huidige salaris van L. bedraagt ƒ 3700 bruto per maand.
– A & S heeft in Nederland 8 en in het buitenland 4 vestigingen.
– Aan het kantoor Breda van A & S zijn 2 octrooigemachtigden (irs M. en T.)
en 1 merken en modellen-gemachtigde (mr. G.) verbonden, alsmede 3
POM’s(H.,L.en B.),een hulpsecretaresse/ex-POM (Z.) en een tijdelijke
kracht(S.), welke laatstgenoemde thans L. vervangt.
– Bij brief van 6 september 2000 heeft L. aan A & S verzocht haar arbeidsduur
naar 20 a 24 uur per week, aansluitend op haar zwangerschapsverlof, waarbij
zij de indeling van het dienstverband heeft overgelaten aan de hoofdvestiging
van A & S in Den Haag en mevr. Ir. T.
– A & S heeft het verzoek bij brief van 6 oktober 2000 afgewezen met een
beroep op het fulltime karakter van de functie van POM: A & S heeft zich
bereid verklaard tot het onderzoeken van de mogelijkheid om parttime werkzaam
te zijn als hulpsecretaresse bij een andere vestiging van A & S of als
thuistypiste.
– Partijen, respectievelijk hun gemachtigden, hebben nadien uitvoerig met
elkaar gecorrespondeerd – in welk kader de gemachtigde van L. bij brief van 8
december 2000 heeft verzocht om ouderschapsverlof van 2 dagen per week
gedurende 26 weken op te nemen om op deze wijze mede de mogelijkheden van een
aanpassing van de arbeidsduur op lange termijn te beproeven – maar zijn niet
tot een oplossing gekomen.

3.2 L. legt aan haar primaire en subsidiaire vordering de Wet aanpassing
arbeidsduur ten grondslag en aan haar meer subsidiaire verzoek art. 7:644 BW.
Zij stelt, gegeven het naderende einde van haar zwangerschapsverlof, een
spoedeisend belang bij haar vorderingen te hebben. Zij stelt, dat er geen
zwaarwegende belangen aanwezig zijn, als bedoeld in art. 2 lid 5 van de Waa.
Het verweer van A & S luidt als volgt:
1) De Waa mist toepassing, gelet op art. 2 lid 12 van de Waa.
2) Er zijn zwaarwegende bedrijfsbelangen, samenhangende met de aard van de
werkzaamheden van een octrooi- en modellenbureau en met permanent dreigende
aansprakelijkheden, die in de weg staan aan een anders dan fullltime
functionerende POM.
3) Er zijn praktische, ruimtelijke, bezwaren aan het parttime te werk stellen
van L..

3.3. Naar het oordeel van de kantonrechter faalt het beroep, op art. 2 lid 12
van de Waa. Weliswaar zijn in de vestiging Breda minder dan 10 werknemers
werkzaam, en weliswaar heeft L. een arbeidsovereenkomst, waarin als plaats,
waar de arbeid wordt verricht, Breda wordt genoemd. Maar nu de vestiging
Breda niet in een aparte rechtspersoon is ondergebracht, heeft als werkgever
A & S te gelden, dat, zoals ter zitting bleek, enkele tientallen
personeelsleden heeft, ook indien de buitenlandse vestigingen niet zouden
worden meegerekend.

3.4. Ter zitting is komen vast te staan, dat de 2 octrooigemachtigden en de
merken- en modellengemachtigde elk een eigen kamer hebben. Voorts is komen
vast te staan, dat ook de POM’s ieder een eigen, zij het iets kleinere, kamer
hebben. Ter zitting is tenslotte komen vast te staan, dat de hulpsecretaresse
Z., de voorgangster van de huidige POM H., voor de (ruim) 20 uur, waarin zij
nog werkzaam is, is gehuisvest in de zogeheten machinekamer en dat in die
machinekamer geen plaats is voor meer dan 1 persoon, zodat een eventuele
tweede hulpsecretaresse slechts werkzaam kan zijn als Z. er niet is. Niet is
echter aannemelijk gemaakt, dat op de kamers van de POM’s geen plaats is voor
twee tegelijkertijd werkzame personen, van wie er dan 1 parttime werkt. De
kantonrechter begrijpt, dat het ruimtelijk gezien wel enigszins passen en
meten zou worden, maar acht de ruimtelijke bezwaren niet onoverkomelijk.

3.5. Ter zitting is van de zijde van A & S verklaard, dat alle POM’s binnen
de onderneming fulltime werkzaam zijn en dat een verzoek om
werktijdverkorting slechts kan worden ingewilligd, als de POM een stap(je)
terug doet van POM naar hulpsecretaresse of naar thuistypiste. Anders gezegd:
de POM, die minder uren wil werken, moet kiezen tussen afzien van
urenvermindering of afzien van functie. Dat is op de hoofdvestiging in Den
Haag niet anders dan op de nevenvestigingen.

3.6 Over de inhoud van de functie van POM zijn partijen het eens. Het
behandelen van post, het bijhouden van de termijnen, het maken van afspraken.
het telefonisch te woord staan van cliënten, het in orde maken van
formulieren van octrooiverzoeken en het uitwerken van bandjes.
Volgens A & S is de taakverdeling tussen een gemachtigde en haar/zijn
(ingewerkte) POM aldus, dat de octrooi/merken- en modellengemachtigde alleen
de inhoudelijke werkzaamheden doet en de POM de overige. De gemachtigde stelt
de octrooiaanvragen, verweerschriften, instructies voor buitenlandse
procureurs en dergelijke op en maakt adviezen en brieven aan cliënten met
behulp van een dictafoon. De POM werkt een en ander uit en zorgt voor de
verzending en indiening, en zorgt ook voor het ‘tijd schrijven’ van de
gemachtigde en de daarop gebaseerde facturering. De POM ziet er op toe, dat
de termijngebonden werkzaamheden tijdig worden uitgevoerd en herinnert de
cliënt aan de naderende afloop van termijnen en vraagt in die gevallen actief
om instructies. De termijnen worden via een controlesysteern (centraal en per
vestiging) in de gaten gehouden.
Ter zitting wordt duidelijk, dat A & S vooral de overdrachtsmomenten in geval
van parttime werkende POM’s zeer vreest. De hulpsecretaresse is niet
verantwoordelijk voor de termijnen; zij is niet het wakend oog, de steun en
toeverlaat, ogen en oren van de gemachtigde, zoals de POM; zij werkt
ondersteunend voor de POM’S.
Waar A & S zo het accent legt op de eigen verantwoordelijkheid van de POM
voor alle niet-inhoudelijke werkzaamheden moet het ontbreken van die eigen
verantwoordelijkheid in de functie van hulpsecretaresse worden gezien als het
essentiële verschil tussen die functies. De functie van hulpsecretaresse
houdt minder in dan de functie van POM, waar om praktische redenen “iets van
is afgehaald”.

3.7. Het doel van de regeling van het ouderschapsverlof in art. 7:644 BW is
het meer mogelijkheden bieden aan mannelijke en vrouwelijke werknemers om
ouderschapstaken te combineren met betaalde arbeid. Aan de werknemer wordt
een ongeclausuleerd recht op een aantal uren ouderschapsverlof gegeven, dat
overeenkomt met het product van het aantal arbeidsuren per week en het getal
13. Het verlof wordt per week opgenomen gedurende een periode van ten hoogste
6 maanden, waarbij het aantal verlofuren niet meer dan de helft van de
normale arbeidsduur bedraagt. De werknemer kan de werkgever verzoeken de
verlofuren over een langere periode te mogen opnemen of, omgekeerd. het
aantal verlofuren per week meer dan de helft van het aantal arbeidsuren te
laten bedragen. De werkgever stemt met laatstgenoemd verzoek in, tenzij
gewichtige redenen zich daartegen verzetten.
In deze regeling is het recht op ouderschapsverlof een ‘hard recht’ voorzover
de werknemer kiest voor de standaardvormgeving (gedurende maximaal 6 maanden
niet meer dan 50% van de normale arbeidsduur) en kan de werkgever alleen
“sturen” als de werknemer een afwijkende vormgeving wil.
In de regeling van het ouderschapsverlof is niet voorzien in een wijziging
van de functie gedurende het ouderschapsverlof. Dat betekent, dat A & S het
opnemen van ouderschapsverlof door L. niet gepaard kan en mag laten gaan met
wijziging van de functie, tenzij L. met zo’n wijziging van functie akkoord
gaat. Zoals boven is aangegeven is de functie van hulpsecretaresse een andere
functie dan die van POM – een functie, die in dienst staat van de POM -, en
de werknemer, die ouderschapsverlof opneemt, behoeft dat niet te accepteren.
Dat betekent, dat de meer subsidiaire vordering toewijsbaar is en wel aldus,
dat A & S haar zal moeten toelaten tot het opnemen van ouderschapsverlof des,
dat L. 2 dagen per week gedurende 26 weken verlof mag opnemen en, dus,
gedurende 3 hele dagen per week als POM mag werken. Juist vanwege de afkeer
van A & S van overdrachtsmomenten – die inderdaad risicomomenten kunnen zijn
– zal de vordering aldus worden toegewezen. Daarbij moet L. bedenken, dat het
aantal overdrachtsmomenten tot een minimum wordt beperkt, als er 3 dagen
aaneengesloten wordt gewerkt.

3.8. Het doel van de Waa is de bevordering van de combineerbaarheid van
arbeid en zorgtaken, alsmede van andere verantwoordelijkheden buiten de
arbeid. Het is een vorm van “privétisering”, aldus Van der Heijden.
(Arbeidsrecht 1999.8-9). Het doel is dus ruimer dan het ouderschapsverlof. De
werknemer heeft een geclausuleerd recht. Een ander verschil is de aanpassing
van de arbeidsovereenkomst, dat wil zeggen het structurele karakter van de
aanpassing.
Wegens dat structurele karakter gaat toewijzing thans, bij wege van
voorlopige voorziening, van de primaire vordering van L. de kantonrechter te
ver, mede gelet het hierboven met betrekking tot het ouderschapsverlof
overwogene. Het constitutieve gehalte van zo’n beslissing acht de
kantonrechter te hoog.
Voor toewijzing van de subsidiaire vordering heeft de kantonrechter geen in
de Waa of elders in de wet gelegen grondslag aangetroffen.
L. wordt in overweging gegeven, zo nodig, een bodemprocedure op verkorte
termijn aanhangig te maken, in welk kader A & S de zwaarwegende belangen nog
nader kan belichten en waarin partijen de resultaten van het werken als
deeltijd-POM gedurende het ouderschapsverlof kunnen inbrengen.

3.9. De kantonrechter ziet aanleiding, aan zijn toewijzende vordering de
gevraagde dwangsom te verbinden.
Het maximum van de eventueel door gedaagden te verbeuren dwangsommen zal de
kantonrechter stellen op ƒ 30 000.

4. DE KOSTEN

De kantonrechter zal, gelet op enerzijds de uitkomst van deze procedure en
anderzijds de omstandigheid, dat partijen in een duurzame arbeidsrelatie tot
elkaar staan, de kosten compenseren.

5. DE BESLISSING BIJ WEGE VAN VOORLOPIGE VOORZIENING

De kantonrechter:
– veroordeelt gedaagden om eiseres vanaf de aanvang van haar
ouderschapsverlof in mei 2001 gedurende 26 achtereenvolgende weken toe te
laten tot haar eigen functie van POM gedurende 3 gehele dagen per week, op
straffe van een dwangsom van ƒ 500 per dag voor iedere dag, dat gedaagde
daarmee in gebreke blijft;
– wijst af het meer of anders gevorderde;
– compenseert de kosten zo, dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
– maximeert het totale bedrag van de eventueel te verbeuren dwangsommen op ƒ
30 000;
– wijst af hetgeen meer of anders werd gevorderd.

Rechters

Mr. Wallis