Instantie: Kantonrechter Groningen, 23 maart 2001

Instantie

Kantonrechter Groningen

Samenvatting


Werkneemster wil na haar zwangerschaps- en bevallingsverlof drie dagen per
week gaan werken. Werkgever stelt dat dit niet mogelijk is, omdat de klanten
bij wie zij
systeembeheerders als werkneemster detacheert, geen systeembeheerder voor
drie dagen willen. Werkneemster vraagt nu in rechte een voorlopige
voorziening tot vermindering van haar arbeidsduur. De kantonrechter overweegt
dat, als er daadwerkelijk geen werk zou zijn voor een deeltijdwerknemer, dit
een zwaarwegend belang is dat zich tegen vermindering van de arbeidsduur
verzet. In onderhevig geval is dit echter niet aannemelijk gemaakt. De
kantonrechter ziet niet in waarom bij werkgever geen behoefte zou zijn aan
een systeembeheerder die drie dagen werkt. De behoefte kan immers verschillen
al naar
gelang de grootte van een organisatie en het aantal systeembeheerders dat
daar werkzaam is. De taken van een systeembeheerder kunnen voorts op
verschillende tijdstippen gebeuren, als zij maar regelmatig gedaan worden.
Als werkgever geen werk heeft, dient bij zijn acquisitie daarop te richten.
Pas als zou blijken dat een inzet beneden de 90% economisch gezien niet
haalbaar is vanwege de kosten van acquisitie en
het feit dat er voor een deeltijder te weinig werk blijkt te zijn, kan een
zwaarwegend bedrijfsbelang aanwezig geacht worden. Werkneemster moet dus drie
dagen kunnen werken. Wel moet haar wens om vaste dagen te werken wijken voor
het belang van werkgever om te voorkomen dat niet inactief ‘op de bank’ zit.
Werkgever moet in echter niet van de ene dag op de andere en naar willekeur
werkdagen vaststellen, maar dient ernaar te streven dat er gedurende langere
tijd een vast patroon in de werkdagen zit.

Volledige tekst

OVERWEGINGEN

1. De gang van zaken
(…)

2 De feiten
Het volgende kan, gezien het over en weer aangevoerde, tussen partijen als
vaststaand worden aangemerkt.

2.1. Gedaagde is een landelijk opererend automatiseringsbedrijf. De
ondernemingsactiviteit bestaat uit het detacheren van
automatiseringsspecialisten bij bedrijven en instellingen; het gaat daarbij
om o.a. helpdesk-medewerkers, systeembeheerders en programmeurs. Vrijwel alle
medewerkers verrichten arbeid ge durende 40 uur per week, het minimale dienst
verband dat met gedaagde aangegaan kan worden is er een van 36 uur.
Medewerkers worden doorgaans in eerste instantie voor drie maanden ‘weggezet’
(zoals het jargon luidt) bij opdrachtgevers; veelal volgt er een verlenging.
Systeembeheerders werken daardoor gemiddeld 6 tot 9 maanden bij één
opdrachtgever.
In een door gedaagde naar buiten gebrachte ‘gebruikersondersteuning’ worden
de werkzaamheden van een systeem-/netwerkbeheer der in algemene zin aangeduid
als:
– na overleg met betrokkenen, installeren en beheren van apparatuur en
programmatuur van bestaande en in te voeren netwerkomgevingen
– zorg dragen voor de dagelijkse ondersteuning, beveiliging en
troubleshooting
– administreren en documenteren van complete systemen
In gedaagde’s regio Noord (omvattend een deel van Gelderland, geheel
Overijssel en de drie Noordelijke provincies) werken ongeveer 180
personeelsleden, waarvan ongeveer 70 personen arbeid verrichten als
gedetacheerd systeembeheerder’

2.2. Eiseres woont in Delfzijl. Zij was sinds 1 oktober 1998 in loondienst
van een vennootschap, welke per 1 maart 2000 is opgegaan in gedaagde. De
functie van eiseres is die van te detacheren systeembeheerder. De afgelopen
twee jaren heeft zij gedurende 40 uur per week gewerkt bij één inlener (de
gemeente Winschoten). Met ingang van 4 november 2000 is eiseres met
zwangerschapsverlof gegaan; in december is zij bevallen van een dochter.

2.3. Op 11 oktober 2000 heeft eiseres een schriftelijk verzoek ingediend bij
haar leidinggevenden. Zij wenste na beëindiging van haar zwangerschapsverlof
gedurende drie dagen in de week te gaan werken.
Op 26 november 2000 wees gedaagde dit ver zoek af. De bereidheid werd
uitgesproken om het dienstverband te beperken tot vier dagen in de week, met
dien verstande dat niet gegarandeerd zou kunnen worden dat de vrije dag
steeds op dezelfde dag in de week zou vallen.
Nadien is er nog correspondentie gevoerd over de kwestie, maar gedaagde bleef
bij haar stand punt.

2.4. Half maart 2001 heeft eiseres zich ziek gemeld.

3. De standpunten van partijen
3.1. Eiseres stelt dat het door gedaagde gehanteerde starre beleid dat iedere
gedetacheerde werknemer een arbeidsduur van tenminste 90% moet hebben, in
strijd is met de WAA; uitgangspunt van die wet is immers dat werk nemers er
recht op hebben vermindering van het arbeidsduur te vragen.
Eiseres wil drie dagen per week werken; een oppas zorgt dan voor haar
dochtertje. De andere twee dagen wil zij met het kind thuis zijn. In verband
met die oppas moeten de werkdagen
vaste dagen zijn; eiseres prefereert als vrije dagen de dinsdag en de
vrijdag.
Indien gedaagde haar verkoopactiviteiten daar op richt, zal het zeer wel
mogelijk zijn parttime gedetacheerden ‘weg te zetten’ bij afnemers; er zijn
in feite ook enkele ook part-time
detacheringen. Bovendien ligt er het gegeven, dat gedaagde wél wil instemmen
met een 80% functie; niet valt in te zien waarom een 60% functie niet zou
kunnen.
Er bestaan geen zwaarwegende bedrijfsbelangen die zich verzetten tegen
inwilliging van het verzoek. Bij gedaagde is sprake van onwil, niet van
onmacht.
Eiseres stelt dat haar ziekte zich beperkt tot een ‘griepje’, zij verwacht
spoedig hersteld te zijn.
Tot 1 april 2001 heeft zij oppas geregeld; vanaf die datum moet zij weten of
zij part-time kan werken.

3.2. Gedaagde stelt dat er geen mogelijkheiden zijn voor detachering van een
60%-systeem beheerder. Gedaagde is volledig afhankelijk van haar
opdrachtgevers. Die opdrachtgevers huren alleen systeembeheerders in voor
100%. Als een netwerk bij de opdrachtgever plat gaat, wenst de opdrachtgever
dat er een systeembeheerder aanwezig is om de zaak weer vlot te trekken. Men
wil ook geen systeembeheerder die voor drie dagen komt, met een collega die
de resterende twee dagen ingezet wordt. Van de systeembeheerders in de regio
Noord zijn er slechts drie werkzaam op een 90%-functie, alle anderen op een
100%-functie. Het is op de sterk concurrerende IT-markt onmogelijk op
drachten binnen te halen voor minder dan 100%.
Bij de enkele part-time detacheringen die er nu zijn, gaat het om bijzondere
gevallen (zoals een detachering van een systeembeheerder voor drie dagen en
aanvullend voor twee dagen de zelfde persoon als help-desk medewerker), aldus
gedaagde; eiseres kan daaraan geen argumenten ontlenen ten gunste van haar
standpunt.
Hoewel er binnen de organisatie nog geen ervaring is opgedaan met
systeembeheerders met een 80%-functie, is gedaagde bereid zich voor eiseres
in te zetten en een ad hoc-oplossing te zoeken.
Er is, zo stelt gedaagde, sprake van zwaarwichtige bedrijfsbelangen die zich
verzetten tegen inwilliging van het verzoek. Met een werkweek van 80% is het
al moeilijk genoeg, daar is misschien nog een mouw aan te passen, maar met
60% lukt dat niet.
De aanwezigheid van zwaarwichtige bedrijfsbelangen kan nader bewezen worden,
omdat dergelijk bewijs zich bezwaarlijk laat inpassen in een procedure tot
het vaststellen van voorlopige voorzieningen, zou alleen al op deze grond de
vordering moeten worden afgewezen.
Indien het verzoek al zou worden toegewezen wat betreft de omvang van de
werkzaamheden, ligt er het probleem van de spreiding van de uren over de
werkweek. Zoals eiseres wil – standaard de dinsdag en de vrijdag vrij – gaat
het hoe dan ook niet-, de klant zal moeten kunnen aangeven wat gewenst wordt,
eiseres dient zich daaraan aan te passen.
Gedaagde vraagt zich, tot slot, af of een verzoek überhaupt wel ingewilligd
kan worden gedurende een periode dat de werknemer arbeidsongeschikt is.

4. Beoordeling

4.1. De procedurele context waarin het verzoek van eiseres behandeld wordt,
is die van een spoedprocedure. Regel in een dergelijk geding is dat een
vordering slechts toewijsbaar is, indien aannemelijk is dat de vordering ook
in een bodemprocedure toegewezen zal worden.

4.2. Uitgangspunt voor de beoordeling van het verzoek is art. 2 WAA. In de
lid 4 van dat wetsartikel is verwoord – voor zover hier relevant – dat een
verzoek om aanpassing van de arbeidsduur zoals dat van eiseres, ingewilligd
wordt tenzij zwaarwegende bedrijfsbelangen zich daartegen verzetten. In lid 6
worden enkele voorbeelden gegeven van zulke zwaarwegende bedrijfsbelangen,
maar het door gedaagde aangevoerde valt hier niet onder.
Het is echter vanzelfsprekend dat indien voor een werknemer wiens arbeidsduur
verminderd is, in het geheel geen werk voorhanden is, er gesproken moet
worden van zwaarwegende bedrijfsbelangen als bedoeld in art. 2 lid 4 WAA.
(Verwezen kan in dit verband worden naar art. 2 lid 9 WAA, waarin verwoord is
dat indien er voor vermeerdering van de arbeidsduur onvoldoende werk
voorhanden is, een zwaarwegend bedrijfsbelang zich verzet tegen aanpassing
van de arbeidsduur.)
Gedaagde heeft gesteld dat zij eiseres niet ‘weg kan zetten’ als deze
werkneemster slechts voor 60% inzetbaar is. Gelet op de formulering van art.
2 lid 4 WAA, rust op gedaagde de bewijslast van de door haar ingenomen
stelling.
Gedaagde heeft niet aannemelijk gemaakt dat in een bodemprocedure zal blijken
dat er voor eiseres geen werk zal zijn, althans niet zal kunnen zijn. In
verband hiermee wordt het volgende overwogen.
a. Gedaagde doet het voorkomen dat bij op drachtgevers de organisatie altijd
zo ingericht is, dat er behoefte is aan óf detachering van een full-time
systeembeheerder, óf dat er geen vraag naar detachering is. Deze stellingname
overtuigt niet.
Vooropgesteld moet worden dat ‘systeembeheer’ niet per definitie één
veertig-urige taak betreft: in een kleine organisatie kan die functie in
aanzienlijk minder uren vervuld worden, in een grote organisatie zijn er
meerdere systeembeheerders actief (die – als de organisatie participeert in
de 24-uurs economie – deels gelijktijdig werken, deels elkaar afwisselen).
Het lijkt waarschijnlijk dat er bij opdrachtgevers met regelmaat behoefte
zal zijn aan de inzet van een part-time systeembeheerder, om dat met de eigen
mensen het werk nét niet af komt, dan wel omdat eigen medewerkers tijdelijk
gedeeltelijk niet inzetbaar zijn door ziekte, vakantie, ouderschapsverlof,
enzovoorts.
De behoefte aan de inzet van een part-time systeembeheerder kan ook
verondersteld worden aanwezig te zijn als gekeken wordt naar de taken van een
systeembeheerder (zie onder 2. l).
Voor de activiteit ‘trouble shooting’ mag weliswaar verondersteld worden dat
permanente aanwezigheid van ‘een’ systeembeheerder noodzaak is, maar voor de
ándere taken (instaleren en beheren, alsmede administreren en documenteren)
geldt dat het min of meer onverschillig lijkt op welke tijdstippen het ge
beurt, als het maar met regelmaat plaatsvindt.
Afsluitend: het gezond verstand zegt dat het niet zo kan zijn dat gedaagde
met geen mogelijkheid part-timers ‘weg kan zetten’.
De opgave van gedaagde dat zij – met moeite een 80%-functie zal kunnen
invullen, welke functie niet principieel verschilt van een 60% functie, geeft
ook grond voor de twijfel aan de
juistheid van het standpunt van gedaagde.
b. Gedaagde heeft ter onderbouwing van haar stelling dat er geen vraag is
naar part-time gedetacheerden louter overgelegd een overzicht van (de
werkzaamheden van) haar eigen systeembeheerders. Van die personen is echter
bekend dat zij tenminste 90%, maar bijna allen 100% werken; daar zijn zij
immers op aangenomen. Gedaagde heeft echter niet overgelegd informatie van
een branchevereniging of marktgegevens waaruit blijkt dat niet alleen bij
gedaagde, maar ook elders in de sector er niet part-time gedetacheerd wordt.

4.3. Indien het juist is dat gedaagde op dit moment geen aanvragen ontvangt
voor de inzet van part-time systeembeheerders, zal zij haar acquisitie daarop
moeten gaan richten. Een dergelijke inspanning mag van gedaagde worden
verwacht. De WAA legt immers werkgevers de verplichting op om zo mogelijk mee
te werken aan aanpassing van arbeidsduur, waar bij door de wetgever
(gedurende de discussie over de zwaarwegende bedrijfsbelangen) bedacht is dat
extra kosten door de werkgevers (niet: door de overheid) gedragen worden.
Eerst als blijkt dat – gelet op de kosten van acquisitie enerzijds, de
onevenredige ‘leegloop’ (perioden van inactiviteit) van part-timers
anderzijds – inzet beneden de 90% economisch niet haalbaar is, kan een
zwaarwegend bedrijfsbelang aanwezig geacht worden.

4.4. Doordat nu bij voorlopige voorziening gedaagde – die onwillig lijkt het
experiment van part-timers binnen haar bedrijf aan te gaan verplicht wordt de
arbeidsduur van eiseres aan te passen, zal ervaring kunnen worden opgedaan;
indien een bodemprocedure volgt, zal die ervaring ingebracht kunnen worden,
opdat er door de rechter rekening mee gehouden kan
worden.

4.5. Resteert nog de kwestie van de spreiding van de werkzaamheden van
eiseres over de week.
Hier geldt de regel van art. 2 lid 6 WAA: de werkgever stelt de werktijden
vast overeenkomstig de wensen van de werknemer, maar hij kan anders beslissen
‘indien hij daarbij een zodanig belang heeft dat de wens van de werknemer
daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken ‘.
Het is begrijpelijk dat eiseres vastigheid wil, opdat zij afspraken met haar
oppas kan maken.
Evident is evenwel dat inzetbaarheid die zich geheel en al beperkt tot de
maandag, woensdag en donderdag, het voor gedaagde moeilijker zal maken
eiseres te detacheren. Honorering van de wens van eiseres zou alle lusten bij
haar leggen, slechts de lasten bij gedaagde.
Indien part-time detachering slechts op dinsdag en/of vrijdag kan, moet de
wens van eiseres om op die dagen niet te werken naar maatstaven van
redelijkheid en billijkheid wijken voor
het belang van gedaagde dat deze werknemer niet inactief ‘op de bank’ zit.
Eiseres zal het met de oppas zó moeten regelen, dat eventueel ook op andere
dagen voor het dochtertje gezorgd kan worden. Eiseres en oppas mogen slechts
van gedaagde verwachten, dat deze niet van de ene dag op de andere en naar
willekeur werkdagen vaststelt, ook gedaagde moet er ook naar streven dat
gedurende langere tijd er een vast patroon in de werkdagen zit, in beginsel
(zie art. 2 lid 6 WAA) overeenkomstig de wensen van de werknemer.

4.6. Tijdelijke arbeidsongeschiktheid staat er niet aan in de weg dat een
verzoek krachtens de WAA ingewilligd wordt.

4.7. Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij dient gedaagde te
worden veroordeeld in de proceskosten.

BESLISSING EX ART. 116 WETBOEK VAN BURGERLIJKE RECHTSVORDERING

De kantonrechter:
1. veroordeelt gedaagde om binnen twee weken na betekening van dit vonnis mee
te werken aan vermindering van de arbeidsduur van eiseres van 40 uur per week
naar 24 uur per week, met zo mogelijk de navolgende spreiding van die uren:
maandag, woensdag en donderdag telkens acht uren, dinsdag en vrijdag nul
uren;
2. veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen voor elke dag dat gedaagde
in gebreke blijft om aan het onder 1 besliste te voldoen, een dwangsom van ƒ
250 met een maximum van ƒ 50.000;
3. veroordeelt gedaagde om de kosten van deze procedure te voldoen,
4. wijst af het meer of anders gevorderde.

Rechters

Mr. Dijkers