Instantie: Hoge Raad der Nederlanden, 14 februari 2001

Instantie

Hoge Raad der Nederlanden

Samenvatting


X oefent samen met zijn ex-echtgenote het co-ouderschap uit over hun
minderjarige kinderen. Over 1993 wil hij buitengewone lastenaftrek ter zake
van uitgaven tot voorziening in het levensonderhoud van de kinderen,
aangezien de kinderbijslag uitsluitend aan de echt-echtgenote werd
uitbetaald. X onderhield beide kinderen in belangrijke mate. De Hoge Raad
overweegt dat het hof heeft vastgesteld dat de kinderen steeds op de eerste
dag van het kwartaal bij de ex-echtgenote verbleven. De Sociale
Verzekeringsbank behoefde onder deze omstandigheden de kinderbijslag slechts
eenmaal uit te betalen, en wel aan de ex-echtgenote. Dat de man op deze grond
geen kinderbijslag heeft ontvangen, betekent dat hij in de zin van de Wet IB
geen recht had op kinderbijslag. Daarbij is niet van belang dat hij heeft
besloten geen kinderbijslag aan te vragen

Volledige tekst

1. AANSLAG EN BEZWAAR
Aan belanghebbende is voor het jaar 1993 een aanslag
inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar
inkomen van ƒ 80.790, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij
uitspraak door de Inspecteur is gehandhaafd.

2. TOT VERWIJZING LEIDEND GEDING
Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij
het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage. De uitspraak van dit hof van 24 januari
1997 is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 1
april 1998, nr. 33085, BNB 1998/270, vernietigd, met verwijzing van het
geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing
van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dat arrest.

3. GEDING NA VERWIJZING
Het Gerechtshof te Arnhem – hierna: het Hof – heeft de uitspraak van de
Inspecteur bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

4. GEDING IN CASSATIE
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie
ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt
daarvan deel uit. De Staatssecretaris van Financiën heeft bij verweerschrift
zich gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

5. BEOORDELING VAN HET BEROEP
Het Hof heeft – in cassatie niet bestreden – vastgesteld dat sprake was van
co-ouderschap en dat de kinderen van belanghebbende in 1993 steeds op de
eerste dag van het kalenderkwartaal bij zijn ex-echtgenote verbleven.
Zoals blijkt uit rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep behoefde de
Sociale Verzekeringsbank onder deze omstandigheden de kinderbijslag slechts
éénmaal uit te betalen, en wel aan de ex-echtgenote.
Dat belanghebbende op deze grond geen kinderbijslag heeft ontvangen, betekent
dat hij in de zin van artikel 46, lid 1, letter a, van de Wet op de
inkomstenbelasting 1964 (tekst 1993; hierna: de Wet) in verbinding met
artikel 10, aanhef en letter b, van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting
1990 geen recht had op kinderbijslag (HR 1 april 1998, nr. 33053, BNB
1998/268). Anders dan het Hof klaarblijkelijk heeft aangenomen, is daarbij
niet van belang dat belanghebbende heeft besloten niet – in de gegeven
omstandigheden: tevergeefs – een aanvraag in te dienen tot het aan hem
toekennen van kinderbijslag.
Het beroep is dan ook gegrond. Belanghebbende heeft recht op een aftrek van ƒ
6.220 ter zake van buitengewone lasten als bedoeld in artikel 46, lid 1,
letter a, van de Wet.

6. PROCESKOSTEN
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de
proceskosten.

7. BESLISSING
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, alsmede de uitspraak van de Inspecteur,
vermindert de aanslag tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ
74.570, en
gelast dat de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende vergoedt het
door deze ter zake van het geding in cassatie verschuldigd geworden
griffierecht ten bedrage van ƒ 160, alsmede het bij het Gerechtshof te
‘s-Gravenhage gestorte griffierecht ter zake van de behandeling van de zaak
voor dat gerechtshof ten bedrage van ƒ 75, derhalve in totaal ƒ 235.

Rechters

Mrs. Korthals Altes, Pos, Beukenhorst, Monné, Van Amersfoort