Instantie: Arrondissementsrechtbank Almelo, 8 december 2000

Instantie

Arrondissementsrechtbank Almelo

Samenvatting


Na een echtscheiding, waarbij het gezag over de kinderen aan de vrouw is
toegewezen, volgt de man de vrouw naar haar nieuwe woonplaats. De man valt de
vrouw en de kinderen ook buiten de vastgestelde omgangsregeling om lastig. In
kort geding wordt een straat- en contactverbod opgelegd, met inachtneming van
eventueel door de rechtbank vastgestelde omgangsregelingen. De dwangsom wordt
gesteld op ƒ 1.000 per overtreding.

Volledige tekst

OVERWEEGT TEN AANZIEN VAN:

Het verloop van de procedure.

1 B. heeft gevorderd overeenkomstig de in deze zaak uitgebrachte dagvaarding.

2. De zaak is behandeld ter terechtzitting van 8 december 2000, waarbij B.
haar standpunt heeft doen toelichten door haar procureur.

3. Gedaagde, M., heeft verweer gevoerd.

4. Vervolgens is onder overlegging van de stukken vonnis verzocht.

Het geschil van partijen, de beslissing en de motivering:

1. Als uitgangspunt geldt het volgende:

Partijen zijn een aantal jaren getrouwd geweest en hebben lange tijd in
Alkmaar gewoond. Zij zijn gescheiden en de scheiding is in juni 1994
ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Uit hun huwelijk is
een kind geboren. Na de scheiding is in 1996 nog een kind geboren, waarvan M.
erkent de vader te zijn. B. is met de kinderen verhuisd naar Enschede. M. is
haar op een gegeven moment naar Enschede gevolgd. Hij woont dicht bij B. en
de kinderen.

Bij beschikking van 7 juni 2000 heeft de Almelose kinderrechter tussen
partijen een omgangsregeling voor de kinderen vastgesteld.

2. B. stelt dat M. zich tijdens hun relatie tegenover haar vaak gewelddadig
gedroeg. Om de man te ontlopen heeft zij Alkmaar verlaten en is zij in
Enschede gaan wonen. De man is haar naar Enschede gevolgd, is bij haar in de
buurt gaan wonen en valt haar nu weer lastig. Hij schreeuwt en dreigt, houdt
zich niet aan de omgangsregeling en bezoekt de kinderen ook bij school, heeft
haar ook weer geslagen. Zij vordert een straat- en contactverbod met dwangsom
en lijfsdwang.

3. M. ontkent het veelvuldig geweld gedurende de relatie. Hij stelt dat hij
B. hoogstens met de ‘vlakke hand’ heeft geslagen. Bij de andere incidenten
was er alleen, aldus M., sprake van trekken en duwen. Hij ontkent niet dat
hij bij B. meermalen aan huis is geweest, dat daarbij eens een keer met de
vlakke hand is geslagen, maar dat dat geen echt slaan is. Hij voert voorts
aan dat hij voor de kinderen naar Enschede is verhuisd omdat het ook ‘zijn’
kinderen zijn. Hij stelt dat er niets tegen is dat hij de kinderen bij school
bezoekt en meent daarmee te mogen doorgaan. Daarnaast stelt M. dat hij moeite
heeft met de nieuwe vriend van B.. Er dienen zich geen andere mannen met zijn
kinderen te bemoeien en hij laat zijn kinderen door niemand afpakken; hij
staat niet toe dat hij en zijn kinderen uit elkaar groeien.

4. Vast staat dat de verhouding tussen B. en M., sinds de beëindiging van de
relatie, is verslechterd. Uit zowel de overgelegde processen-verbaal van de
politie, de verklaringen van buurtbewoners en de verklaring van M. zelf is
aannemelijk geworden dat zowel B. als de twee nog kleine kinderen van
partijen veel hinder ondervinden van de – soms geweldadige – gedragingen van
M. en dat B. zich door hem bedreigd voelt. Kennelijk heeft M. veel moeite met
het accepteren van het echtscheidingsvonnis, waarin het gezag over de
kinderen aan B. is opgedragen. In feite stelt hij dat hij wenst te bepalen
wanneer en onder welke omstandigheden hij contact met zijn kinderen wil
hebben. Ook meent hij de manier van leven van zijn gewezen vrouw te mogen
sturen. Gezien de aard en de ernst van M.’s gedragingen jegens B. en ook
-gelet op de belangen van de kinderen, die slechts 7 en 4 jaar oud zijn en op
wie het dreigende gedrag van hun vader bepaald een negatieve invloed moet
hebben, acht de president het van belang dat M. zich niet in het gebied,
zoals omschreven in de dagvaarding, ophoudt of dat hij B. op andere manieren
lastig valt. Wel mag M. omgang hebben met zijn kinderen voor zover dat op
grond van een rechterlijke uitspraak is toegestaan.

5. Voorts zal de president, gelet op het vrijheidsbeperkende en daarmee
iningrijpende karakter van het verbod, een periode van een jaar en zes
maanden verbinden aan het straatverbod.

6. De president acht het voorts redelijk om het gevorderde maximum aan de zo
nodig uit te voeren gijzeling te beperken tot na te melden duur.

7. Omdat partijen hebben samengewoond en in een familierechtelijke verhouding
tot elkaar staan, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

RECHTDOENDE IN KORT GEDING:

1. Verbiedt gedaagde om onmiddellijk na berekening van dit vonnis en
gedurende een periode van een jaar en zes maanden zich te bevinden in het
gebied te Enschede, omsloten door de P.singel, Z.weg/E.straat en de H.straat,
een en ander zoals gearceerd op de aan dit vonnis gehechte plattegrond.

2. Verbiedt gedaagde op welke wijze dan ook, direct dan wel indirect, door
middel van derden, eiseres en haar kinderen lastig te vallen in de ruimste
zin van het woord, of haar schade te berokkenen, één en ander in het
bijzonder door haar te hinderen, te bedreigen, of contact, op welke wijze
ook, met haar en de kinderen te zoeken door middel van haar familieleden
en/of haar vrienden, anders dan met inachtneming van eventueel door de
rechtbank vastgestelde omgangsregeling(en).

3. Bepaalt dat gedaagde per geconstateerde overtreding van de hiervoor
genoemde verboden een dwangsom verbeurt van ƒ 1.000 (duizend gulden), te
voldoen binnen 48 uur nadat deze overtreding aan hem is betekend, met een
maximum van ƒ 100.000 (honderdduizend gulden).

4. Verleent eiseres verlof om naast de dwangsom de overtreding van de onder 1
en 2 gegeven verboden ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke
arm, des wegen bij lijfsdwang, met dien verstande dat gedaagde drie
aaneengesloten dagen per geconstateerde overtreding met een maximum van 200
daden gegijzeld mag worden, binnen 24 uur na berekening van de overtreding.

5. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.

6. Compenseert de proceskosten in de zin dat iedere partij de eigen kosten
draagt.

7. Wijst af het meer of anders gevorderde.

Rechters

Mr. Drewes